ECLI:NL:RBLEE:2006:AZ0062
Rechtbank Leeuwarden
- Raadkamer
- G. Bracht
- J. de Jong
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding in verband met gemaakte kosten en inkomensderving na detentie
In deze zaak heeft de voorzitter van de Rechtbank Leeuwarden op 1 maart 2006 een beschikking gegeven op het verzoekschrift van een verzoeker die schadevergoeding vorderde voor kosten gemaakt in verband met een strafzaak. De verzoeker, die in hechtenis was genomen op 11 december 2000 en gedurende 72 dagen in detentie verbleef, vorderde een vergoeding voor reiskosten, verblijfkosten, kosten van zijn raadsman en materiële schade door inkomensderving. De verzoeker baseerde zijn vordering op een netto-omzet van Hfl. 190.709,00 over het jaar 2000, en berekende de schade als gevolg van zijn detentie op Hfl. 36.674,81.
De voorzitter heeft vastgesteld dat de verzoeker zijn onderneming per 31 december 2000 had gestaakt en dat de detentie niet direct had geleid tot de stopzetting van zijn bedrijf. De voorzitter concludeerde dat, indien er al schade zou zijn, deze niet over de volledige periode van 10 weken berekend kon worden, maar slechts over 3 weken, aangezien de verzoeker in 2000 slechts 21 dagen in hechtenis was geweest. Bovendien werd opgemerkt dat de netto-omzet in 2000 was gestegen, terwijl het resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening was gedaald, wat de vordering van de verzoeker verder ondermijnde.
Uiteindelijk heeft de voorzitter geoordeeld dat de inkomensderving niet aannemelijk was gemaakt en dat de vordering tot schadevergoeding afgewezen diende te worden. De kosten van de raadsman van de verzoeker, die op € 21.975,41 waren vastgesteld, werden wel voor toewijzing vatbaar geacht, evenals de kosten voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De voorzitter heeft, rekening houdend met alle omstandigheden, een vergoeding van € 22.515,41 aan de verzoeker toegekend, die door de Staat aan hem dient te worden betaald.