ECLI:NL:RBLEE:2006:AY7953

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
5 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
180707 \ CV EXPL 05-5512
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P. Schulting
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenleasecontracten en de huurkoopovereenkomst: Buitengerechtelijke vernietiging en toestemming echtgenoot

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Leeuwarden op 5 september 2006, stonden de effectenleasecontracten, bekend als 'Vliegwielovereenkomsten', centraal. Eisers, vertegenwoordigd door mr. M.A. Hupkes, vorderden onder andere de verklaring voor recht dat de contracten buitengerechtelijk zijn vernietigd, alsook de terugbetaling van betaalde rente door de gedaagde, Aegon Financiële Diensten B.V., vertegenwoordigd door mr. B.W.G. van der Velden en mr. D.M.A. Gerdes.

De kantonrechter oordeelde dat de Vliegwielovereenkomst kan worden aangemerkt als een huurkoopovereenkomst, wat betekent dat de toestemming van de echtgenoot van de eiser, [x]-[y], vereist was voor de geldigheid van de overeenkomst. Het ontbreken van deze toestemming leidde tot de vernietigbaarheid van de overeenkomst op grond van artikel 1:89 BW. De rechter stelde vast dat de verjaring van de vordering tot vernietiging niet aan de orde was, omdat de eiser niet eerder op de hoogte was van de vernietigbare rechtshandeling.

De kantonrechter concludeerde dat de vorderingen van de eisers, met uitzondering van enkele onderdelen, toewijsbaar waren. Aegon werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.916,99, vermeerderd met wettelijke rente, en werd ook in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van schriftelijke toestemming van de echtgenoot bij het aangaan van huurkoopovereenkomsten, en bevestigt de bescherming die het Burgerlijk Wetboek biedt aan de onwetende echtgenoot.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer.: 180707 \ CV EXPL 05-5512
vonnis van de kantonrechter d.d. 5 september 2006
inzake
[x],
hierna te noemen: [x]
en
[voornaam] [x]-[y],
hierna te noemen: [x]-[y],
beiden wonende te [woonplaats],
gezamenlijk te noemen: [x] c.s.,
eisers,
gemachtigde: mr. M.A. Hupkes,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Aegon Financiële Diensten B.V.,
hierna te noemen: Aegon,
gedaagde,
gemachtigden: mr. B.W.G. van der Velden en mr. D.M.A. Gerdes.
Procesverloop
1. Op de bij dagvaarding vermelde gronden heeft [x] c.s., gevorderd:
I. te verklaren voor recht dat de effectenleasecontracten genaamd "Vliegwielovereenkomsten" met kenmerknummer: 25007560, 25007561 en 25007562 bij brief van 20 juli 2005 buitengerechtelijk zijn vernietigd, althans om deze contracten in rechte te vernietigen, althans te ontbinden, althans te verklaren voor recht dat Aegon jegens [x] c.s. onrechtmatig heeft gehandeld;
II. Aegon te veroordelen tot terugbetaling van de betaalde rente, in totaal € 6.786,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag(en) van betaling, althans per eerst mogelijke datum;
III. te verklaren voor recht dat Aegon van [x] c.s. niets meer te vorderen heeft, althans te verklaren voor recht dat [x] c.s. een verwerend beroep in rechte toekomt als bedoeld in artikel 3: 51, 3e lid BW jegens elke aanspraak van Aegon uit welken hoofde ook;
IV. onder voorwaarde van toewijzing van de verklaring van recht dat Aegon onrechtmatig heeft gehandeld, Aegon te veroordelen tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
V. Aegon te gebieden om binnen zeven dagen na dit vonnis aan de stichting BKR te Tiel te melden dat geen betalingsachterstanden bestaan en/of dat de inschrijving en achterstandscodering op basis van de meergenoemde overeenkomst ten onrechte zijn geschied op straffe van verbeurte van een dwangsom groot € 500,-- per dag met een maximum van € 10.000,--.
VI. met veroordeling van Aegon in de kosten van deze procedure.
[x] c.s. heeft daarbij producties in het geding gebracht.
Aegon heeft bij antwoord, onder overlegging van producties, de vordering betwist.
Na repliek (met producties), dupliek (met producties) en een akte uitlating producties, is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
Motivering
2. Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.
2.1. [x]-[y] heeft, door tussenkomst van B&O Financieel Advies, twaalf effectenlease-overeenkomsten gesloten met Aegon met de naam "Vliegwielovereenkomst". [x]-[y] heeft negen van die overeenkomsten kort daarna zonder financiële consequenties beëindigd, zodat drie overeenkomsten resteerden. Dit betreft de overeenkomsten met nummers 25007560, 25007561 en 25007562, alle met een looptijd van 60 maanden.
2.2. De gemachtigde van [x] c.s. heeft bij brief van 20 juli 2005 de nietigheid c.q. vernietigbaarheid van de overeenkomsten ingeroepen.
De standpunten
3. Voor de standpunten van partijen verwijst de kantonrechter naar de processtukken.
De beoordeling
4.1. Het meest verstrekkend is het beroep op het ontbreken van de toestemming van de echtgenoot van [x]-[y] als bedoeld in artikel 1: 88 BW.
Beantwoording van de vraag of dat beroep kan slagen is mede afhankelijk van de vraag of de Vliegwielovereenkomst is aan te merken als een huurkoopovereenkomst.
4.2. De kantonrechter is van oordeel dat deze laatste vraag bevestigend dient te worden beantwoord en dat de overeenkomst voldoet aan de wettelijke definitie van huurkoop in art.7A:1576h juncto 1576 BW.
Anders dan Aegon betoogt, voldoet de overeenkomst aan de essentialia van de huurkoopovereenkomst, althans heeft de overeenkomst dezelfde strekking, zodat zij - op de voet van artikel 7A:1576h leden 2 en 3 BW - als huurkoop dient te worden aangemerkt.
Aegon heeft zich verbonden de aandelen in eigendom over te dragen onder de opschortende voorwaarde van algehele betaling van de prijs.
Dit blijkt met name uit artikel 7 van de overeenkomst: "Zodra cliënt al datgene aan Aegon heeft betaald wat hij haar krachtens deze Vliegwielovereenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Koopsom Vliegwiel verschuldigd is of zal worden, wordt cliënt van rechtswege eigenaar van de aandelen.".
Het verweer van Aegon dat partijen een dergelijke automatische eigendomsoverdracht niet zouden hebben beoogd, zal de kantonrechter verwerpen. Voor de vraag of er al dan niet sprake is van een huurkoopovereenkomst is de tekst van de overeenkomst doorslaggevend en niet de (vermeende) bedoeling van partijen. Dit zou immers betekenen dat de aard van de overeenkomst afhankelijk zou zijn van de (oorspronkelijke) bedoeling van de individuele cliënt bij het aangaan van de overeenkomst.
Gelet op artikel 7 van de overeenkomst is eigendomsverkrijging uitgangspunt. Dat artikel 9 van de Bijzondere Voorwaarden uitgaat van verkoop van de aandelen tenzij de klant de voorkeur geeft aan uitlevering, maakt dit naar het oordeel van de kantonrechter niet anders.
Door voldoening aan al haar verplichtingen uit de overeenkomst wordt [x]-[y], zoals volgt uit voornoemd artikel 7 van de overeenkomst, van rechtswege eigenaar van de aandelen. Daarmee verkrijgt zij de voor verkoop (en levering) benodigde beschikkingsbevoegdheid.
Aegon heeft zich verder verbonden de aandelen op een zodanig tijdstip aan [x]-[y] af te leveren dat daarna (nog) twee of meer termijnen verschijnen.
Onder aflevering dient, zoals blijkt uit artikel 7A:1576l lid 1 BW, te worden verstaan: verschaffing van de macht over het vermogensrecht. Dit betekent voor aandelen als de onderhavige: verschaffing van het genot daarvan, zoals is bepaald in artikel 7A:1576m lid 1 BW.
Dat Aegon zich heeft verbonden aan [x]-[y] het genot van de aandelen te verschaffen, blijkt uit artikel 2 van de Bijzondere Voorwaarden, dat bepaalt dat alle baten en waardeveranderingen van de aandelen aan cliënt toekomen en dat Aegon de dividendbaten zo spoedig mogelijk na betaalbaarstelling aan cliënt zal doen toekomen. Een en ander stemt overeen met het bepaalde in artikel 7A:1576n leden 1 en 2 BW. Niet gebleken is dat Aegon tot de onvoorwaardelijke eigendomsoverdracht op enigerlei wijze het genot van de aandelen heeft behouden.
Het feit dat de aandelen niet geregistreerd staan op naam van [x]-[y] maar op naam van Aegon, doet naar het oordeel van de kantonrechter aan aard en strekking van de overeenkomst niet af.
Het tijdstip van aflevering is, naar moet worden aangenomen, het tijdstip van de hiervoor bedoelde eigendomsoverdracht onder opschortende voorwaarde.
[x]-[y] ten slotte heeft zich verbonden de prijs te betalen in termijnen, waarvan (nog) twee of meer verschijnen nadat de aandelen aan haar zijn afgeleverd. Dit blijkt uit artikel 3 van de overeenkomsten:
"3. De leasesom wordt als volgt terugbetaald:
a) een bedrag van: f 4.984,79 (€ 2.262,00), zijnde de contante waarde van de renteverplichtingen, dient binnen twee weken na ondertekening van deze overeenkomst te worden voldaan.
b) een bedrag van ƒ 100,= (eenhonderd gulden) uiterlijk te betalen op de 15e dag van de 59ste maand van de leaseperiode.
c) het restant ten bedrage van: f 12.143,83 dient bij afloop van deze overeenkomst te worden betaald. Dit restant kan verrekend worden met de verkoopopbrengst van de aandelen.
Anders dan Aegon meent dienen de betalingen te worden aangemerkt als termijnen van de koopprijs als bedoeld in artikel 7A:1576 lid 1 BW. Het gaat om de prijs van de lening die [x]-[y] gedaagde is aangegaan om de aandelen te kunnen kopen, en daarmee, althans in economisch opzicht, om een onderdeel van de prijs van de aandelen.
4.3. Is artikel 1:88 lid 1 onder d. BW op de onderhavige effectenlease-overeenkomst van toepassing?
Het geschil tussen partijen draait hier om de betekenis van het begrip zaak in dat artikel en de reikwijdte van artikel 7A:1576 lid 5 BW, zulks mede in het licht van de veranderde betekenis van het begrip zaak (stoffelijk object) na de invoering van het Nieuw Burgerlijk Wetboek in 1992 (daarvoor mede omvattende de vermogensrechten). Ter beantwoording van deze vraag dient geen doorslaggevende betekenis te worden gehecht aan de letterlijke tekst van artikel 1:88 BW, waarin het woord vermogensrechten niet voorkomt.
In de wetsgeschiedenis is immers niet uitdrukkelijk gebleken dat de wetgever heeft beoogd de koop op afbetaling van vermogensrechten van de beschermingsgedachte van artikel 1:88 lid 1 onder d BW uit te zonderen.
De huidige tekst van het artikel, waarin het begrip zaak strikt genomen een beperktere betekenis heeft dan in artikel 7A: 1576 lid 5 BW, is tot stand gekomen in het kader van de aanpassing van Boek 1 BW aan het nieuwe vermogensrecht. Uit de parlementaire geschiedenis op artikel 7A:1576 BW blijkt dat de wetgever geen materiële wijziging van de wettelijke regeling van de koop op afbetaling, die vóór de invoering van het Nieuw BW evenzeer betrekking kon hebben op vermogensrechten, beoogde en dat de minister in het kader van de behandeling van artikel 1:88 BW verwees naar de destijds nog van kracht zijnde tekst van artikel 1576oud BW, waarin de term "zaak" ook vermogensrechten omvatte. In de gedachtegang van Aegon zou derhalve stilzwijgend een beperking van de beschermingsgedachte van artikel 1:88 BW in het wettelijke systeem zijn ingeslopen. Niet aannemelijk is dat een dergelijke materiële wijziging gelet op de beschermingsfunctie van het toestemmingsvereiste zonder uitdrukkelijke motivering in de wet zou zijn vastgelegd. Nu deze wijziging ontbreekt moet worden aangenomen dat het geldende artikel 1:88 lid 1 sub d BW verwijst naar de gehele wettelijke regeling van de koop op afbetaling, zoals neergelegd in artikel 7A:1576 BW, dus met inbegrip van het bepaalde in artikel 7A:1576 lid 5 BW.
Dientengevolge moet ervan worden uitgegaan dat indien een gehuwde persoon dan wel een partner in een geregistreerd partnerschap een effectenlease-overeenkomst afsluit, hij/zij daarvoor de toestemming van de andere echtgenoot of geregistreerd partner nodig heeft, indien deze overeenkomst voldoet aan de criteria van een overeenkomst van koop op afbetaling, volgens de kenmerken omschreven in artikel 7A:1576 BW.
4.4. In het onderhavige geval draait het om de toestemming van de echtgenoot.
De kantonrechter overweegt dat artikel 1: 88 lid 3 BW vergt dat de toestemming schriftelijk had moeten zijn gegeven. In casu is er sprake van een huurkoopovereenkomst die ingevolge artikel 7A: 1576i lid 1 BW bij akte moet worden aangegaan. Nu de wet voor huurkoop een vorm voorschrijft, dient ingevolge artikel 1: 88 lid 3 BW de toestemming van de echtgenote schriftelijk te worden verleend. Het ontbreken van die toestemming - die ingevolge het bepaalde in artikel 1: 88 lid 3 BW schriftelijk had moeten worden gegeven - maakt de overeenkomst op grond van artikel 1: 89 BW vernietigbaar.
4.5. Aegon heeft gesteld dat de vordering tot vernietiging is verjaard.
De verjaring waar het hier om gaat is geregeld in artikel 3: 52 lid 1 sub d BW. Dit artikellid bepaalt dat rechtsvorderingen tot vernietiging van een rechtshandeling verjaren drie jaren nadat de bevoegdheid om deze vernietigingsgrond in te roepen, aan degene aan wie deze bevoegdheid toekomt, ten dienste is komen te staan. Blijkens de parlementaire geschiedenis is de hoofdgedachte dat de verjaring niet behoort te kunnen gaan lopen voordat degene die tot vernietiging bevoegd is, werkelijk over deze bevoegdheid beschikt. Naar het oordeel van de kantonrechter betekent dit in het onderhavige geval dat de verjaringstermijn is gaan lopen op het moment dat [x] wist of kon weten dat er door zijn echtgenote een vernietigbare rechtshandeling was verricht.
Anders dan Aegon meent, is het niet [x] c.s. maar Aegon die dient te stellen en indien nodig te bewijzen dat de vordering is verjaard.
Aegon heeft daartoe gesteld dat [x] eerder van de overeenkomst heeft geweten dan januari 2005. Uit hetgeen Aegon heeft aangevoerd blijkt dat er slechts sprake is van vermoedens, waarbij zij zich meermalen bedient van de term "zeer onaannemelijk". Aegon baseert zich op een "normale gezinssituatie", waarin dergelijke beslissingen in gezamenlijk overleg worden genomen. Aegon heeft echter geen feiten gesteld waaruit de wetenschap van [x] zou kunnen blijken.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Aegon hiermee haar stelling dat de verjaring reeds eerder is aangevangen, onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. Aan bewijslevering wordt derhalve niet toe gekomen.
Waar Aegon zich baseert op de normale gezinssituatie, gaat Aegon volledig voorbij aan de ratio van de artikelen 1: 88 en 1: 89 BW, die nu juist de onwetende echtgeno(o)t(e) bedoelen te beschermen tegen rechtshandelingen die de levenspartner zonder de vereiste toestemming is aangegaan.
4.6. De kantonrechter komt dan ook tot de conclusie dat de in het geding zijnde overeenkomst, door het inroepen van de vernietigbaarheid daarvan door [x] bij brief van 20 juli 2005, is vernietigd. Aangezien de vernietiging terugwerkt tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht, heeft dit voor de onderhavige procedure tot gevolg dat de vorderingen van [x] c.s. zoals ingesteld bij dagvaarding onder sub I (voor zover er een verklaring voor recht is gevorderd) en sub II toewijsbaar zijn. Wel zal op het sub II gevorderde in mindering worden gebracht het door [y] ontvangen bedrag ad € 869,01 ter zake dividend.
4.7. Het beroep van Aegon op toepassing van artikel 6:278 BW wordt verworpen. Daargelaten of in dit geval wordt voldaan aan de voorwaarden als genoemd in dat artikel, verdragen de gevolgen van dat artikel zich niet met de door de wetgever beoogde bescherming van de echtgenoot die geen partij was bij de overeenkomst en daarvoor evenmin toestemming heeft gegeven. Dat [x] pas een beroep op vernietiging heeft gedaan nadat de koersverliezen waren opgetreden, doet daar niet aan af, nu die koersverliezen nu juist behoren tot het soort omstandigheden die aanleiding plegen te zijn voor een beroep op de door de wetgever beoogde bescherming.
4.8. Gelet op het bovenstaande behoeven de overige stellingen van [x] c.s. gericht op gerechtelijke vernietiging of ontbinding van de overeenkomst danwel gericht op de verklaring voor recht dat Aegon onrechtmatig heeft gehandeld, geen bespreking.
4.9. Ten aanzien van de vordering sub III overweegt de kantonrechter dat hij geen grond aanwezig acht om Aegon eventuele toekomstige vorderingen op [x] c.s. - uit welke hoofde dan ook - op voorhand te ontzeggen.
4.10. De vordering sub IV is slechts ingesteld onder de daarbij genoemde voorwaarde van de verklaring van recht dat Aegon onrechtmatig heeft gehandeld. Nu de kantonrechter aan de beoordeling daarvan niet toekomt, behoeft de vordering sub IV geen bespreking.
4.11. De vordering van [x] c.s. om Aegon te gebieden om aan de stichting BKR te Tiel te melden dat geen betalingsachterstanden bestaan en/of dat de inschrijving en achterstandscodering ten onrechte is geschied, zal als ongegrond worden afgewezen, nu Aegon onweersproken heeft gesteld dat de overeenkomsten niet door Aegon bij het BKR zijn aangemeld.
4.12. Aegon zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden verwezen in de proceskosten.
Beslissing
De kantonrechter:
verklaart voor recht dat de effectenleasecontracten genaamd "Vliegwielovereenkomsten" met kenmerknummer: 25007560, 25007561 en 25007562 bij brief van 20 juli 2005 buitengerechtelijk zijn vernietigd;
veroordeelt Aegon tot betaling aan [x]-[y] van een bedrag groot € 5.916,99 (zegge: vijfduizend negenhonderdzestien euro en 99 eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 6.786,-- vanaf de dag van betaling van dit bedrag door [x]-[y] aan Aegon tot aan de dag der algehele voldoening, waarbij rekening wordt gehouden met de bedragen en data van de dividendbetalingen;
veroordeelt Aegon in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [x] c.s. begroot op € 500,-- wegens salaris en op € 277,60 wegens verschotten;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. P. Schulting, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 september 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 41