RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht, belastingkamer
Procedurenummer: AWB 05/2254
Uitspraakdatum: 28 augustus 2006
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[[eiseres] BV, gevestigd te [plaatsnaam], eiseres,
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor [te P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2002 een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 42.562, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 3.975.
1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 27 oktober 2005 de navorderingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
1.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 7 december 2005, ontvangen bij de rechtbank op 8 december 2005, beroep ingesteld.
1.4. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5. Eiseres heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juli 2006 te Leeuwarden.
Namens eiseres zijn daar verschenen haar gemachtigde de heer J.J. Toornstra, bijgestaan door de heer T. Vellinga. Namens verweerder is verschenen de heer T.W. Stavenga.
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1. In het jaar 2002 was [de[de heer B] (hierna te noemen: [de heer B]) directeur en enig aandeelhouder van [bedrijf B] BV. Laatstgenoemde vennootschap bezat op haar beurt alle aandelen van [bedrijf C] BV (hierna te noemen: [bedrijf C] BV).
2.2. Volgens de boekhouding van [bedrijf C] BV heeft deze vennootschap op 12 oktober 1998 het schip met de naam "[schip]" (hierna te noemen: het schip) gekocht. Uit de grootboekrekening van [bedrijf C] BV waarop de boot voorkomt, blijkt dat uitgaven met betrekking tot het schip bij de balanswaarde werden geboekt. In de boekhouding wordt niet aangegeven om welke uitgaven het gaat.
2.3. Aanhoudende verliezen en de beëindiging van financieringsmogelijkheden door de bank hebben er toe geleid dat [bedrijf C] BV gedwongen was haar activiteiten in het jaar 2001 te beëindigen. Vanwege het dreigende faillissement van [bedrijf C] BV wilde [de heer B] in een andere vennootschap nieuwe activiteiten ontplooien. Daartoe richtte [d[de heer C], een vriend van [de heer B] (hierna te noemen: [de heer C]), in juni 2001 eiseres op. Het nominaal aandelenkapitaal van eiseres ad € 18.000 (f 39.666) is geheel volgestort door [de heer C]. Daarnaast heeft [vennootschap], een vennootschap waarvan [de heer C] alle aandelen bezit, een lening ten bedrage van € 72.576 (f 159.936) verstrekt aan eiseres. [de heer C] is met [de heer B] overeengekomen dat laatstgenoemde het recht heeft op enig moment de aandelen in eiseres van [de heer C] over te nemen tegen de nominale waarde. Tot dat moment fungeerde [de heer B] als directeur van eiseres, maar bezat hij geen aandelen. [de heer C] bemoeide zich niet met de bedrijfsvoering. De activiteiten in eiseres bestaan - kort gezegd - uit het handelen in auto's en boten.
2.4. Volgens de geautomatiseerde boekhouding van eiseres heeft [de heer B] bij de start van eiseres op 1 juni 2001 f 50.000 in de kas van eiseres gestort en is eiseres voor dit bedrag een lening aangegaan met [de heer B]. Naderhand is het bedrag van f 50.000 in de boekhouding handmatig veranderd in f 51.000.
2.5. Tijdens het door verweerder in 2004 bij eiseres in het kader van de vennootschapsbelasting en omzetbelasting uitgevoerd boekenonderzoek, heeft de controlerend ambtenaar aan de hand van de namens eiseres verwerkte geautomatiseerde boekhouding, waarbinnen de lening is opgenomen, de volgende negatieve kassaldi geconstateerd:
20 november 2001 - 30 november 2001 f 260;
9 december 2001 - 10 december 2001 - 329;
10 december 2001 - 19 december 2001 - 543;
19 december 2001 - 19 december 2001 - 543;
30 juni 2002 - 1 juli 2002 € 116;
3 juli 2002 - 4 juli 2002 - 713;
27 november 2002 - 4.260;
28 november 2002 - 29 november 2002 - 2.260;
3 december 2002 - 4 december 2002 - 3.325;
5 december 2002 - 675;
6 december 2002 - 375;
10 december 2002 - 16 december 2002 - 3.530;
17 december 2002 - 18 december 2002 - 3.680;
19 december 2002 - 20 december 2002 - 3.030.
2.6. Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft verweerder aan eiseres de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd. De aangegeven belastbare winst (over het lange boekjaar van 1 juni 2001 tot en met 31 december 2002) is daarbij met € 23.650 verhoogd tot op € 42.562. De correctie is als volgt samengesteld:
-meer omzet in verband met gefingeerde lening f 51.000
hierin begrepen omzetbelasting - 8.142
correctie f 42.857 = € 19.448
-negatieve kas + normaal kassaldo € 5.000
hierin begrepen omzetbelasting - 798
correctie € 4.202
totaal € 23.650
Tegelijk met de navorderingsaanslag is aan eiseres bij boetebeschikking een vergrijpboete van € 3.975 opgelegd.
Na bezwaar van de zijde van eiseres heeft verweerder bij de bestreden uitspraak op bezwaar de navorderingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
3.1. In geschil zijn de antwoorden op de volgende vragen:
- Heeft [de heer B] in juni 2001 de verkoopopbrengst van het schip ad f 50.000 (of f 51.000) in de kas van eiseres gestort en is eiseres voor dat bedrag een lening met [de heer B] aangegaan. Zo nee, heeft verweerder in dit verband de belastbare winst terecht en tot een juist bedrag gecorrigeerd;
- Is er sprake van een negatieve kassaldi. Zo ja, heeft verweerder in dit verband terecht en tot een juist bedrag gecorrigeerd;
- Is er terecht een vergrijpboete opgelegd?
3.2. Namens eiseres worden - kort samengevat - ten aanzien van de geschilpunten het volgende standpunten ingenomen:
-De besprekingen tussen [de heer B] en [de heer C] over het starten van eiseres hebben ruim voor juni 2001 plaatsgevonden. [de heer C] heeft toen als absolute voorwaarde gesteld dat [de heer B] minimaal f 50.000 in de nieuwe vennootschap zal storten. De enige manier voor [de heer B] om aan f 50.000 te komen was om het bedrag te onttrekken aan [bedrijf C] BV. Deze onttrekking heeft plaatsgevonden uit de opbrengst van de verkoop van het schip. Uit de correspondentie tussen [de heer B] en de uit Frankrijk afkomstige [de he[de heer D] (hierna te noemen: [de heer D]) blijkt dat er onderhandelingen zijn geweest over de verkoop van het schip. Later in 2001 is het schip, dat na de aankoop door [bedrijf C] BV in 1998 permanent in Nice (Frankijk) heeft gelegen, aan [de heer D] verkocht. [de heer B] is daartoe naar Frankrijk gereisd. De levering heeft in Frankrijk plaatsgevonden. De verkoop is in contanten afgewikkeld. [de heer B] heeft in Frankrijk de verkoopprijs van 180.000 Franse francs van [de heer D] ontvangen. Deze Franse francs heeft hij in Luxemburg omgewisseld in Nederlandse guldens. [de heer B] heeft in juni 2001, dus om en nabij de start van eiseres, deze f 50.000 in de kas van eiseres gestort. Later is de storting handmatig gecorrigeerd in f 51.000. De in de boekhouding van eiseres opgenomen storting door [de heer B] in de kas van eiseres heeft daadwerkelijk plaatsgevonden. De correctie van verweerder is onterecht;
-De in het beroepschrift opgenomen bijlagen met getallen ter zake van de negatieve kassen zijn niet afkomstig uit de kasadministratie. De getallen zijn niet benoemd, verwijzen niet naar enige factuur en er valt geen enkele aansluiting te constateren met de financiële administratie of de omzet;
-Er is geen sprake van opzet, omdat het ten aanzien van de negatieve kassen gaat om slechts kleine verschillen in de administratie en omdat eiseres ter zake van de lening niet bewust doende is geweeste met malversaties en te goede trouw heeft gehandeld.
3.3. Verweerder bestrijdt - kort samengevat - dat [de heer B] een lening van f 50.000 (of f 51.000) aan eiseres heeft verstrekt en dat hij dat bedrag in de kas van eiseres heeft gestort. Met betrekking tot de verkoop van het schip heeft eiseres geen relevante bewijsstukken overgelegd. Aan de stukken die zij wel heeft overlegd (de handgeschreven faxberichten) valt geen waarde toe te kennen. Ook het feit dat de geautomatiseerde boekhouding naderhand handmatig is aangepast ondermijnt de geloofwaardigheid van de stelling van eiseres dat zij een lening van [de heer B] heeft ontvangen. Het bedrag van de gefingeerde lening moet wel verzwegen omzet zijn.
Hij geeft aan dat de overzichten (bijlage 4 bij het verweerschrift) ter zake van de negatieve kassaldi door de controlerend ambtenaar tijdens het boekenonderzoek zijn vervaardigd aan de hand van de gegevens zoals vermeld in de kasadministratie / boekhouding van eiseres. Omdat de kasadministratie niet regelmatig werd verwerkt, dient het verschil tussen de hoogste negatieve kas en het noodzakelijke kassaldo als niet verantwoorde omzet te worden aangemerkt.
Tenslotte is hij de mening toegedaan dat de vergrijpboete terecht en tot een juist bedrag is opgelegd.
3.4. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van het belastbare bedrag overeenkomstig de aangifte.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
3.5. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Gelet op de door eiseres gegeven - door verweerder gemotiveerd weersproken - informatie over en verklaring voor de kasstorting van f 50.000 (of f 51.000) en de in dit verband, in de boekhouding opgenomen, met [de heer B] aangegane geldlening voor hetzelfde bedrag, brengt een redelijke verdeling van de bewijslast naar het oordeel van de rechtbank mee dat eiseres haar in dit kader aangevoerde - onder 3.2. verwoorde - stellingen aannemelijk dient te maken. Eiseres moet immers bij uitstek in staat worden geacht deze stellingen met bewijsstukken of anderszins aannemelijk te maken.
4.2. Nu van de zijde van eiseres - mede op vragen van de rechtbank ter zitting - is aangeven dat
- er geen schriftelijke bescheiden of anderszins gegevens kunnen worden overgelegd ter zake van het door eiseres gestelde verblijf van [de heer B] in Frankrijk in verband met de verkoop en levering van de boot aan [de heer D];
- er geen schriftelijke koopovereenkomst of akte van levering van het schip aan [de heer D] kan worden overgelegd;
- er geen (afschrift van een) kwitantie of factuur kan worden getoond ter zake van de gestelde verkoop van het schip aan [de heer D] en betaling van de koopprijs aan [de heer B];
- er geen (bank)afschrift ter zake van de gestelde omwisseling van de in verband met de verkoop van het schip in contanten ontvangen Franse francs in Nederlandse guldens kan worden overgelegd;
- er geen nadere en controleerbare gegevens over de identiteit en de woon - of verblijfplaats van de koper kunnen worden gegeven;
- er geen schriftelijk contract aanwezig is ter zake van de lening die eiseres is aangegaan met [de heer B],
in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat eiseres er niet in is geslaagd het op haar rustende bewijs van haar - onder 3.2. weergegeven - stellingen te leveren. De door eiseres overgelegde handgeschreven faxberichten die - naar zij stelt - afkomstig zijn van [de heer D] zijn onvoldoende om aan die bewijslast te voldoen. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat deze faxberichten, die aangeven dat er kennelijk onderhandelingen over de verkoop van het schip plaatsvinden tussen [de heer B] en [de heer D], niet duidelijk maken dat de verkoop en levering van het schip aan de door eiseres genoemde [de heer D] daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Ook anderszins heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat er in juni 2001 door [de heer B] een storting in contanten van f 50.000 (dan wel f 51.000) in de kas van eiseres heeft plaatsgevonden en evenmin dat een lening is aangegaan voor datzelfde bedrag. Nu eiseres ook geen andere aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van het in de boekhouding van eiser eiseres opgenomen bedrag van f 50.000 (of f 51.000), is de rechtbank met verweerder van oordeel dat in de gegeven omstandigheden de conclusie gerechtvaardigd is dat dit bedrag (minus de omzetbelasting) als door eiseres behaalde en niet verantwoorde omzet moet worden aangemerkt.
4.3. Ter zitting heeft verweerder uitdrukkelijk aangegeven dat de uit bijlage 4 bij het verweerschrift blijkende kassaldi door de controlerend ambtenaar zorgvuldig per dag aan de hand van de kasadministratie van eiseres berekend zijn. Voor de rechtbank is er geen aanleiding om aan te nemen dat verweerder deze negatieve kassaldi op basis van die administratie (ten dele) onjuist heeft vastgesteld. Naar aanleiding van de door verweerder uitgevoerde controle moet worden geconstateerd dat er volgens de administratie van eiseres in een aantal periodes en op een aantal dagen sprake is geweest van negatieve kassaldi en dat de hoogste negatieve kas op 27 november 2002 € 4.260 heeft bedragen. Nu eiseres geen, althans geen afdoende, verklaring heeft gegeven voor de geconstateerde negatieve kassaldi, terwijl zij in haar beroepschrift onweersproken heeft gesteld dat een positief kassaldo van € 5.100 voor de onderhavige branche minimaal is om contante handel te kunnen doen, acht de rechtbank met verweerder aannemelijk dat niet alle in de kas gestroomde gelden in de kasadministratie zijn verantwoord en dat deze niet in de kasadministratie opgenomen doch wel ontvangen gelden zijn gevormd door binnen de onderneming van eiseres gegenereerde omzet. Het tegendeel heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt. Door te wijzen op het hoogste negatieve kassaldo in vergelijk met het noodzakelijke kassaldo in de onderhavige branche, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat een omzetcorrectie van € 4.202 (€ 5.000 minus de omzetbelasting) niet te hoog is.
4.4. Het is gelet op hetgeen hierboven is overwogen naar het oordeel van de rechtbank aan de opzet van eiseres te wijten dat niet alle omzet in haar administratie is verantwoord en dat aldus de bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist is gedaan, met als gevolg dat te weinig belasting is geheven. Op eiseres rust de plicht en de verantwoording om alle gegenereerde omzet correct in de fiscale boekhouding te verwerken en ter zake van belang zijnde bescheiden te bewaren. Gelet op de ernst van het feit en alle overige omstandigheden van dit geval acht de rechtbank de hoogte van de opgelegde boete passend en geboden.
4.5. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 28 augustus 2006 door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. J.W. Keuning, mr. J.B.H. Röben, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Hiemstra, griffier.
Afschrift aangetekend
verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.