ECLI:NL:RBLEE:2006:AY7811

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
21 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/1612
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake onttrekking Wassenaarstraat aan openbaar verkeer

In deze zaak hebben verzoekers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. J.W.O. Croockewit, een voorlopige voorziening gevraagd tegen een besluit van de gemeenteraad van Het Bildt, waarbij een deel van de Wassenaarstraat te Sint Annaparochie aan het openbaar verkeer is onttrokken. De voorzieningenrechter heeft op 21 juli 2006 de zaak behandeld, waarbij ook derde-belanghebbenden, vertegenwoordigd door mr. I. van der Meer, aanwezig waren. De voorzieningenrechter overwoog dat er geen beletselen waren om verzoekers te ontvangen en dat zij een spoedeisend belang hadden bij hun verzoek.

Het besluit van de gemeenteraad was genomen op 26 januari 2006 en hield verband met een herinrichtingsplan voor het centrum van Sint Annaparochie, dat de regionale centrumfunctie van het dorp moest versterken. Verzoekers stelden dat de onttrekking ernstige verkeerskundige gevolgen zou hebben en dat de Wassenaarstraat cruciaal was voor de bereikbaarheid van het winkelgebied. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeenteraad voldoende had aangetoond dat de onttrekking noodzakelijk was voor de realisatie van een woonzorgcentrum en dat er alternatieven waren voor het doorgaande verkeer.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de gemeenteraad in redelijkheid tot het besluit had kunnen komen en dat er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. Tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr.: 06/1612
Inzake het geding tussen
[verzoeker 1], [verzoeker 2], [verzoeker 3]. en [verzoeker 4] te [plaats], verzoekers,
gemachtigde: mr. J.W.O. Croockewit, advocaat te Amsterdam,
en
de gemeenteraad van Het Bildt, verweerder,
gemachtigden: B. van der Veer en R. Meerdink, werkzaam bij verweerders gemeente, alsmede P. Woudstra, werkzaam bij Buro Vijn te Oenkerk.
Procesverloop
Op 26 januari 2006 heeft verweerder een besluit genomen betreffende de toepassing van artikel 9 Wegenwet. Verweerder heeft besloten een deel van de Wassenaarstraat te Sint Annaparochie over een lengte van 75 meter te onttrekken aan de openbaarheid van het verkeer. Verzoekers zijn naar aanleiding van een door hun ingediende zienswijze op het voornemen tot dit besluit bij brief van 6 februari 2006, verzonden op 7 februari 2006, in kennis gesteld.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 20 maart 2006 beroep ingesteld. Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder nummer Awb 06/774. Bij brief van 30 juni 2006 hebben verzoekers zich tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om op grond van artikel 8:81 lid 1 Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening te treffen, in die zin dat het bestreden besluit wordt geschorst.
Het verzoek is ter zitting behandeld op 21 juli 2006. Verzoekers zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. De derde-belanghebbenden Zorggroep Noorderbreedte, gevestigd te Leeuwarden, en Wonen Noordwest Friesland, gevestigd te Sint Annaparochie, hebben zich doen vertegenwoordigen door mr. I. van der Meer, advocaat te Leeuwarden.
Motivering
Op grond van art. 8:81 eerste lid van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om verzoekers te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij de gevraagde voorlopige voorziening.
Voor zover de beoordeling van het verzoek met zich brengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter.
Aan een verzoek als het onderhavige kan in beginsel worden voldaan, indien het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de hoofdzaak luidt dat het beroep tegen het aangevallen besluit gegrond verklaard zal moeten worden.
De voorzieningenrechter baseert zich bij zijn oordeelsvorming op onderstaande feiten en omstandigheden.
Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat onttrekking van de Wassenaarstraat aan het openbaar verkeer verband houdt met het herinrichtingsplan van het centrumgebied in Sint Annaparochie. Het herinrichtingsplan voorziet in de versterking van de regionale centrumfunctie van het dorp. Onderdeel van het herinrichtingsplan is de realisatie van een woonzorgcentrum ter plaatse. Voor een vlotte bereikbaarheid van de appartementen die in het zorgcentrum worden gebouwd is het nodig dat de Wassenaarstraat wordt opgeheven. Voor het doorgaande verkeer van de Wassenaarstraat is een alternatief voorhanden. De weg die op 30 tot 35 meter parallel loopt aan de Wassenaarstraat, de Cingel, wordt verbreed tot zes meter. Daarnaast wordt de Cingel van een één-richting weg omgebouwd tot in een weg waar in twee richtingen verkeer mogelijk is.
Verzoekers stellen zich op het standpunt dat het bestreden besluit ernstige verkeerskundige gevolgen heeft. De Wassenaarstraat is cruciaal voor de bereikbaarheid van het winkelgebied ter plaatse. Bovendien zijn zij van mening dat niet is aangetoond dat de afsluiting van deze straat noodzakelijk is voor het bouwen van het nieuwe zorgcentrum. Voorts zien zij grote problemen ontstaan bij de verbreding van de Cingel. Verweerder is in hun ogen voorbij gegaan aan de omstandigheid dat deze weg wordt gebruikt voor het laden en lossen van goederen ten behoeve van de winkels aldaar - waaronder die van verzoekers - en dat de weg gebruikt moet worden door vrachtverkeer. Zij hebben onder meer een rapportage van het verkeerskundig bureau Diepens en Okkema overgelegd, waaruit blijkt wat de gevolgen van de gemeentelijke plannen zijn voor de verkeersafwikkeling en de voorziene congestie ten gevolge van de laad- en losactiviteiten bij het bedrijf van verzoekers.
Verweerder heeft in het verweerschrift in de hoofdzaak gewezen op het ontbreken van getalsmatig onderbouwde conclusies in het rapport van Diepens en Okkema. Verweerder heeft de verkeerssituatie ter plaatse onder meer laten onderzoeken door onderzoekbureau DHV. Dat bureau heeft in mei 2006 een rapport uitgebracht dat wel met cijfers is onderbouwd en dat de conclusie bevestigt dat er geen onoverkomelijke verkeersproblemen zijn te verwachten. Voor zover verzoekers in hun beroep hebben aangegeven dat geen rekening is gehouden met schade die hun bedrijf zou kunnen lijden als gevolg van de onttrekking van de Wassenaarstraat, wijst verweerder erop dat dit argument eerst in beroep naar voren komt. Subsidiair stelt verweerder dat aan het algemeen belang in dit geval doorslaggevende betekenis toekomt. Voorts heeft verweerder aangegeven dat het ook een verantwoordelijkheid van verzoekers is om een goede laad- en losvoorziening te treffen. Bovendien is inherent aan een winkelgebied dat er wordt bevoorraad en dat dat soms tot overlast leidt.
Namens de derde-belanghebbenden is ter zitting, in aanvulling op hetgeen namens verweerder is betoogd, gesteld dat uit de stukken blijkt dat verzoekers tijdens een gesprek met vertegenwoordigers van de gemeente op 1 juni 2005 zelf hebben verklaard dat grote trailers met vracht zes maal per week tussen 5.00 uur en 7.00 uur arriveren. Diverse kleine leveranciers komen verspreid over de dag hun goederen afleveren. Van onoverkomelijke verkeersproblemen met grote vrachtwagen is derhalve geen sprake, zo stellen de derde-belanghebbenden. Voorts hebben zij aangegeven dat verweerder terecht het algemeen belang van de herinrichting van het centrumgebied heeft laten prevaleren boven het belang van verzoekers tegen de onttrekking, waarbij zij tevens hebben opgemerkt dat zij van mening zijn dat de afsluiting van de Wassenaarstraat als onderdeel van de herinrichting van het gebied ook in het belang van verzoekers is.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Op grond van artikel 9 van de Wegenwet kan een weg die niet door het Rijk, een provincie of een waterschap wordt onderhouden aan het openbaar verkeer worden onttrokken bij een besluit van de raad van de gemeente waarin de weg is gelegen.
Verweerder heeft het bestreden besluit onder meer onderbouwd met gegevens van Buro Vijn. Deze gegevens zijn in de beroepsfase in mei 2006 bevestigd door onderzoeksbureau DHV. Verweerder heeft aangegeven dat ter compensatie van de onttrekking van de Wassenaarstraat aan het verkeer de Cingel zal worden verbreed. Bovendien zal in de Cingel verkeer in twee rijrichtingen mogelijk zijn. Deze twee wegen liggen op slechts 33 meter afstand parallel aan elkaar. Daarmee wordt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende compensatie geboden voor het verdwijnen van de mogelijkheid om door de Wassenaarstraat te rijden. De voorzieningenrechter acht de problemen met het laden en lossen die verzoekers hebben geschetst wel enigszins voorstelbaar, maar is van oordeel dat door verweerder voldoende aannemelijk is gemaakt dat de doorstroming van het verkeer ter plaatse gewaarborgd is.
Gezien het vorenstaande en gelet op hetgeen door verzoekers overigens naar voren is gebracht, ziet de voorzieningenrechter voorshands geen grond voor het oordeel dat de raad bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het besluit van 26 januari 2006 heeft kunnen komen of dat dat besluit om andere redenen niet in stand kan blijven.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter thans van oordeel dat verweerder het connexe beroep geen redelijke kans van slagen heeft. Om die reden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
Aldus gegeven door mr. U. van Houten, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken door mr. C.H. de Groot op 21 juli 2006, in tegenwoordigheid van mr. E. Pot als griffier.
Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.