ECLI:NL:RBLEE:2006:AY6500

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
9 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/2202
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op halfwezenuitkering onder de Algemene nabestaandenwet voor pleegouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 9 augustus 2006 uitspraak gedaan in een geschil over het recht op een halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw). Eiseres, die de zorg draagt voor een halfwees, heeft een aanvraag ingediend voor deze uitkering na het overlijden van de vader van het kind. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) heeft de aanvraag afgewezen, met als argument dat een andere instantie in belangrijke mate bijdraagt aan de kosten van het levensonderhoud van het kind. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de SVB.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat eiseres als nabestaande moet worden aangemerkt, aangezien zij als pleegouder zorg draagt voor het kind. De rechtbank oordeelt dat de SVB ten onrechte een beleidsregel heeft toegepast die de definitie van 'nabestaande' beperkt, en dat deze beleidsregel niet in overeenstemming is met de wet. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit van de SVB en wijst de SVB aan als de rechtspersoon die het griffierecht aan eiseres moet terugbetalen. Tevens wordt de SVB veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

De rechtbank benadrukt dat de wetgever met de Anw beoogde om het begrip 'nabestaande' te verruimen voor pleegouders, en dat de SVB niet de ruimte heeft om dit begrip verder te beperken. De uitspraak biedt belangrijke inzichten in de rechten van pleegouders onder de Anw en de toepassing van beleidsregels door de SVB.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr.: 05/2202
Inzake het geding tussen
[naam], wonende te [plaats], eiseres,
gemachtigde: I.T. Martens, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer,
en
de Sociale Verzekeringsbank (SVB), verweerder.
Procesverloop
Bij brief van 8 november 2005 heeft verweerder eiseres mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Algemene nabestaandenwet (Anw).
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, enkelvoudige kamer, gehouden op 7 augustus 2006. Eiseres is verschenen bij haar voornoemde gemachtigde. Verweerder is -met kennisgeving- niet verschenen.
Motivering
De rechtbank gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
Eiseres draagt de zorg over [naam kind], geboren op [datum]. [naam kind] is bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 10 december 2003 onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. In dat kader is hij als pleegkind in het gezin van eiseres opgenomen. Eiseres ontvangt daarvoor van de Voorziening voor Pleegzorg Friesland een maandelijkse pleeggeldvergoeding van € 500,--.
Op 28 december 2004 is de vader van [naam kind] overleden, waarna eiseres op 8 mei 2005 een halfwezenuitkering op grond van de Anw heeft aangevraagd.
Bij besluit van 24 juni 2005 heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat een andere instantie in belangrijke mate in de kosten van het levensonderhoud van [naam kind] voorziet.
Het door eiseres gemaakte bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
In beroep heeft eiseres aangevoerd dat zij en haar echtgenoot, gelet op hetgeen in het vademecum van de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen is aangegeven, wel degelijk recht hebben op een halfwezenuitkering.
In dit geding moet worden beoordeeld of het bestreden besluit in rechte stand kan houden. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Vast staat dat [naam kind] kan worden aangemerkt als halfwees in de zin van de Anw.
In artikel 22 lid 1 Anw is bepaald dat de nabestaande die een halfwees heeft, jonger dan 18 jaar, die niet tot het huishouden van een ander behoort, recht heeft op halfwezenuitkering.
In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat voor de toepassing van deze paragraaf en paragraaf 4 van deze afdeling alsmede van de afdelingen II en III van dit hoofdstuk, in afwijking van hoofdstuk 1, onder nabestaande wordt verstaan: de ouder van een halfwees of de persoon die als ware hij ouder zorg draagt voor een halfwees, die tot zijn huishouden behoort.
In beginsel dient eiseres derhalve, gelet op het bepaalde in artikel 22 lid 2 Anw, als nabestaande te worden aangemerkt en heeft zij recht op een halfwezenuitkering.
Verweerder heeft in het bestreden besluit evenwel, onder verwijzing naar de SVB-Beleidsregels 2005 (vastgesteld bij het Besluit Beleidsregels Sociale verzekeringsbank 2005 van 27 mei 2005), gesteld dat, in afwijking van artikel 22 lid 2 Anw, niet als nabestaande wordt aangemerkt de verzorger van een halfwees aan wiens onderhoud in belangrijke mate (€ 386,-- of meer per kwartaal) wordt bijgedragen door een derde. Gedachte achter deze beperking is, aldus verweerder, dat een halfwezenuitkering dient ter compensatie voor het feit dat de overleden ouder niet langer kan bijdragen aan het onderhoud van het kind. Als het kind onder de verantwoordelijkheid valt van een voogdij-instelling, dan treedt die instelling (financieel gezien) in de plaats van de ouders en hoeft het huishouden waar het kind verblijft niet nogmaals gecompenseerd te worden middels een halfwezenuitkering.
De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat de beleidsregel waar verweerder kennelijk op doelt (opgenomen in paragraaf 1.3.2 van de SVB-Beleidsregels 2005) naar zijn strekking ziet op de beantwoording van de vraag wie en onder welke voorwaarden als pleegkind in de zin van (onder meer) de Anw moet worden aangemerkt. Die vraag is in de onderhavige zaak niet aan de orde. Voor de vraag of eiseres recht heeft op een halfwezenuitkering is, gelet op de tekst van artikel 22 Anw, immers enkel van belang of zij als nabestaande in de zin van de Anw kan worden beschouwd en die vraag wordt, nu niet in geschil is dat eiseres als ware zij ouder voor [naam kind] zorg draagt, in het tweede lid van dit artikel bevestigend beantwoord.
Verder moet worden vastgesteld dat artikel 22 Anw noch de overige bepalingen die op het recht op een halfwezenuitkering zien aan verweerder de ruimte bieden om bij beleidsregel een nadere invulling of beperking te geven aan het begrip "nabestaande". Dat had ook niet voor de hand gelegen, nu de wetgever met artikel 22 lid 2 Anw juist heeft beoogd om dat begrip in het geval van pleegouderlijke zorg te verruimen ten opzichte van de definitie in artikel 1 onder d Anw.
Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12 Algemene wet bestuursrecht op een ondeugdelijke motivering berust. Het beroep is derhalve gegrond.
De rechtbank merkt nog op dat ter zitting namens eiseres een besluit van verweerder is overgelegd, inhoudende de toekenning van een halfwezenuitkering aan de tweelingzus van [naam kind]. Hoewel daaruit niet kan worden opgemaakt welke overwegingen verweerder daartoe hebben gebracht, en een beroep op het gelijkheidsbeginsel daarom niet kan slagen, acht de rechtbank het geboden dat verweerder in een nieuw te nemen besluit aandacht besteedt aan deze (op het oog) tegenstrijdige beslissing.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard zal de rechtbank de SVB aanwijzen als de rechtspersoon die het door eiseres betaalde griffierecht ad € 37,-- aan haar dient terug te betalen. De rechtbank ziet tevens aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres, die op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht op € 644,-- worden begroot (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 322,-- en wegingsfactor 1). De rechtbank zal de SVB aanwijzen als de rechtspersoon die deze aan eiseres dient te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- wijst de SVB aan als de rechtspersoon die het door eiseres betaalde griffierecht ad € 37,-- aan haar dient terug te betalen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ad € 644,--, onder aanwijzing van de SVB als de rechtspersoon die deze aan haar dient te vergoeden.
Aldus gegeven door mr. J. van Bruggen, rechter, en door hem in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2006 in tegenwoordigheid van mr. S. Ambachtsheer als griffier.
w.g. S. Ambachtsheer
w.g. J. van Bruggen
Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in artikel 6:13 juncto 6:24 van de Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Centrale Raad van Beroep
Postbus 16002
3500 DA Utrecht
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.