RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
zaak-/rolnummer: 190491 \ CV EXPL 06-1478
vonnis van de kantonrechter d.d. 21 juli 2006
Rugenbrink Werkmaatschappij BV, h.o.d.n. IPD,
hierna te noemen: IPD,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
gemachtigde: NGC Gerechtsdeurwaarders Buitenpost,
[gedaagde],
hierna te noemen: [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.A. van Wieren.
Procesverloop
1. Op de bij dagvaarding vermelde gronden heeft IPD gevorderd om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 1.595,-- met rente en kosten.
2. [gedaagde] heeft bij antwoord de vordering betwist.
3. Na repliek en dupliek is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
4. [gedaagde] heeft zich op 7 augustus 2004 aangemeld via internet bij IPD voor een cursus Makelaardij o.z.. Bij de aanmelding werd meegedeeld dat de cursus alleen bij voldoende belangstelling zou plaatsvinden.
5. Bij e-mailbericht van 15 september 2004 heeft [gedaagde] zich afgemeld voor de cursus wegens een langdurige ziekte.
Tot zover de als erkend, dan wel niet of onvoldoende weersproken, vaststaande feiten.
standpunt IPD
IPD heeft onder meer het volgende naar voren gebracht.
6. IPD heeft [gedaagde] na zijn aanmelding aanvaard als deelnemer. Dat blijkt uit de brief van IPD aan [gedaagde] van 9 augustus 2004. Hierop staat vermeld dat de overeenkomst binnen 7 dagen na dagtekening van de brief kan worden opgezegd per aangetekende brief. In dat geval is de deelnemer niets aan IPD verschuldigd. Op 9 augustus 2004 heeft IPD aan [gedaagde] haar nota toegezonden voor cursus- en boekengeld. Herinneringen volgden op 8 september en 5 oktober 2004.
7. Eerst bij conclusie van antwoord heeft [gedaagde] gesteld de brief van 9 augustus 2004 niet te hebben ontvangen.
8. [gedaagde] heeft bij brief van 10 september 2004 van IPD mededelingen ontvangen waar en wanneer hij zou worden geplaatst om aan de cursus deel te nemen.
9. [gedaagde] is weigerachtig gebleven het cursus- en boekengeld aan IPD te voldoen. IPD vordert betaling van een bedrag van € 2.250,--. Hierop komt in mindering een gecrediteerd bedrag van € 665,-- aangezien IPD uit coulance de boekenkosten aan [gedaagde] heeft gecrediteerd. De resterende vordering bedraagt dan € 1.595,--. Tevens maakt IPD aanspraak op betaling van wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
10. IPD heeft aan alle voorwaarden voldaan die zijn vermeld in artikel 7:46 c lid 2 BW.
standpunt [gedaagde]
[gedaagde] heeft onder meer het volgende naar voren gebracht.
11. Naar aanleiding van de brief van 10 september 2004 heeft [gedaagde] telefonisch contact opgenomen met IPD. Toe werd hem duidelijk gemaakt dat hij binnen 7 dagen na die brief van 10 september de overeenkomst kon annuleren. Daarna heeft hij een e-mailbericht gezonden aan IPD om de overeenkomst wegens ziekte te annuleren. Telefonisch heeft [gedaagde] geverifieerd of de e-mail was aangekomen. Toen dat niet het geval bleek heeft hij de overeenkomst nog eens per aangetekende brief van 15 september 2004 opgezegd.
12. [gedaagde] heeft de brief van 9 augustus 2004 niet ontvangen en was dus niet bekend met de daarin genoemde annuleringstermijn van 7 dagen. Bij brief van 2 december 2004 heeft IPD aan [gedaagde] laten weten dat hij diende op te zeggen 7 dagen na de brief van 10 september 2004. Later echter geeft de gemachtigde van IPD aan dat de data vermeld in deze brief van 2 december onjuist zijn.
13. Door aanmelding op 9 augustus 2004 is tussen partijen geen overeenkomst tot stand gekomen. Toen werd namelijk meegedeeld dat de cursus alleen zou plaatsvinden indien er voldoende deelname zou zijn; het betrof een voorlopige inschrijving.
14. In casu gaat het om een overeenkomst op afstand als bedoeld in artikel 7:46 a BW. Eén van de gegevens die bij zo'n overeenkomst moeten worden verstrekt betreft het al dan niet van toepassing zijn van de mogelijkheid van ontbinding overeenkomstig de artikelen 7:46d lid 1 en 7:46 e BW (artikel 7:46 c lid1 onder f BW). Zowel bij de inschrijving van 7 augustus 2004 als bij de brief van 10 september 2004, als in de toepasselijke algemene voorwaarden, is niet aangegeven dat [gedaagde] het recht heeft om de overeenkomst binnen 7 werkdagen na ontvangst van de zaak te ontbinden. De brief waarin dit wel staat vermeld, die van 9 augustus 2004, heeft [gedaagde] niet ontvangen. Nu niet aan de wettelijke vereisten is voldaan, bedraagt de termijn
voor ontbinding drie maanden. Die termijn heeft [gedaagde] in ieder geval in acht genomen toen hij opzegde.
15. De vordering van € 1.595,-- is onvoldoende gespecificeerd en dient om die reden te worden afgewezen.
16. [gedaagde] betwist tenslotte de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten.
De kantonrechter oordeelt over dit geschil als volgt.
17. De kantonrechter is van oordeel dat op de onderhavige, via internet en post tot stand gekomen studieovereenkomst de bepalingen genoemd in Titel 1, Afdeling 9A van boek 7 BW (overeenkomsten op afstand) van toepassing zijn. In artikel 46c lid 1 (juncto artikel 46i, lid 1) is onder meer bepaald, dat tijdig voordat de overeenkomst wordt gesloten op duidelijke en begrijpelijke wijze aan de wederpartij gegevens moeten worden verstrekt betreffende het al dan niet van toepassing zijn van de mogelijkheid van ontbinding overeenkomstig de artikelen 46d lid 1 en 46e.
18. De bij dagvaarding in het geding gebrachte algemene voorwaarden van IPD vermelden niets omtrent de mogelijkheid van ontbinding van de studieovereenkomst. Deze voorwaarden zouden naar het oordeel van de kantonrechter het aangewezen document moeten zijn om 'tijdig voordat de overeenkomst op afstand wordt gesloten' de ontbindingsmogelijkheden aan aspirant-deelnemers kenbaar te maken.
19. Deze mogelijkheid heeft IPD alleen vermeld onder aan haar brief aan [gedaagde] van 9 augustus 2004 toen volgens IPD door inschrijving en acceptatie de overeenkomst reeds tot stand was gekomen.
20. Naar het oordeel van de kantonrechter voldoet deze wijze van publiceren van de ontbindingsmogelijkheid niet aan de in artikel 46c gestelde eisen, zodat ingevolge artikel 46d uitgegaan dient te worden van een termijn tot ontbinding van drie maanden.
21. [gedaagde] heeft uitgaande van de brief van 9 augustus 2004 - het moment waarop volgens IPD de overeenkomst tot stand kwam - binnen een termijn van drie maanden een beroep gedaan op de ontbindingsmogelijkheid met als gevolg dat [gedaagde] jegens IPD is ontslagen uit iedere verplichting voortvloeiende uit de overeenkomst.
22. De kantonrechter komt tot de slotsom dat de vordering van IPD dient te worden afgewezen. De overige verweren van [gedaagde] behoeven daarom geen bespreking.
23. Gezien het bovenstaande dient IPD als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van [gedaagde] te worden veroordeeld, zoals hieronder zal worden aangegeven.
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt IPD in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 300,-- aan salaris gemachtigde.
Aldus gewezen door mr. T.K. Hoogslag, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juli 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.