RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht
[A] en [B], beide woonachtig te [C], verzoekers,
gemachtigde: mr. J.S. Leenstra,
het college van burgemeester en wethouders van Gaasterlân-Sleat, verweerder,
gemachtigden: mr. J.V. van Ophem, advocaat te Leeuwarden en A. Overwijk, werkzaam bij de gemeente Gaasterlân-Sleat,
Op 28 juni 2006 heeft verweerder het verzoek van verzoekers om handhavend op te treden tegen de muziekvoorstelling op 9 juli 2006 in het openluchttheater op het perceel [a-straat] 8 te [C] afgewezen.
Verzoekers hebben tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. Tevens hebben verzoekers zich tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om op grond van art. 8:81 lid 1 Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is ter zitting behandeld op 6 juli 2006. Verzoekers zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Namens verweerder zijn bovengenoemde gemachtigden verschenen. Namens de stichting De Teatertún is verschenen, [D], eigenaar van De Teatertún en bestuurder van de stichting De Teatertún.
Op grond van art. 8:81 lid 1 Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om verzoekers te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij de gevraagde voorlopige voorziening.
Voor zover de beoordeling van het verzoek met zich brengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter.
Aan een verzoek als het onderhavige kan in beginsel worden voldaan, indien het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de hoofdzaak luidt dat het bezwaar tegen het aangevallen besluit gegrond verklaard zal moeten worden.
De voorzieningenrechter baseert zich bij zijn oordeelsvorming op onderstaande feiten en omstandigheden.
Verzoekers wonen aan de [a-straat] 4a en 7 te [C]. In het openluchttheater aan de [a-straat] 8 te [C] organiseert de stichting De Teatertún culturele voorstellingen. De stichting beschikt over een exploitatievergunning. Op zondag 9 juli 2006 zal er in De Teatertún een voorstelling plaatsvinden van de Trûbadoers, een viertal Friese volkszangers.
Verzoekers zijn van mening –zakelijk weergegeven- dat de voorstelling van zondag 9 juli 2006 een overtreding meebrengt van het bestemmingsplan, aangezien het gaat om een muziekvoorstelling en aan dat element in de bestemmingsomschrijving hebben Gedeputeerde Staten van Fryslân (GS) goedkeuring onthouden.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Ingevolge art. 10 A leden 1 en 4 van het bestemmingsplan “Buitengebied 2004” rust op de gronden waarop De Teatertún is gevestigd de bestemming “Maatschappelijke doeleinden I”. GS hebben op 13 december 2005 het bestemmingsplan goedgekeurd, behoudens de elementen “muziekvoorstelling” en “recreatieve doeleinden”, zoals genoemd in art. 10 A. Gelet hierop geldt voor de gronden van De Teatertún als relevante bestemmingsomschrijving dat deze gronden bestemd zijn voor gebouwen ten behoeve van het uitvoeren van theatervoorstellingen, exposities, passieve recreatie en naar de aard daarmee gelijk te stellen sociaal-culturele doeleinden, met daarbijbehorende ondersteunende horecadoeleinden ten behoeve van voorstellingen, concerten, exposities etcetera, met de daarbij behorende tuinen en terreinen.
De voorzieningenrechter oordeelt dat voor zover er al sprake zou zijn van gebruik in strijd met het bestemmingsplan dit gebruik valt onder de overgangsbepaling van de planvoorschriften. Art. 51 ad C bepaalt dat het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond ten tijde van het van kracht worden van dit plan, mag worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voor zover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar de aard en de omvang niet wordt vergroot. De voorzieningenrechter is gebleken, onder meer aan de hand van het programma van de afgelopen jaren, dat De Teatertún niet anders wordt gebruikt dan voorheen. Specifiek voor de Trûbadoers geldt dat zij al enkele malen in de afgelopen jaren in de Teatertún hebben opgetreden. De uitzondering op de overgangsbescherming, zoals opgenomen in art. 51 E van de planvoorschriften, is niet van toepassing, aangezien de onderhavige voorstelling eveneens onder vorige bestemming viel.
Op grond van het vorenstaande komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat naar verwachting het bestreden besluit in stand zal kunnen blijven, zodat het bezwaarschrift van verzoekers ongegrond moet worden verklaard. Het verzoek om een voorlopige voorziening moet daarom worden afgewezen.
De voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig om een partij te veroordelen in de proceskosten.
Al het vorenstaande heeft geleid tot de volgende beslissing.
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Aldus gegeven door mr. U. van Houten, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2006, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Molenaar als griffier.
M.R. Molenaar U. van Houten
Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.
Schriftelijke uitspraak verzonden op: