ECLI:NL:RBLEE:2006:AY0092
Rechtbank Leeuwarden
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen DNA-afname bij minderjarige veroordeelde
Op 3 juli 2006 heeft de Rechtbank Leeuwarden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een bezwaarschrift tegen de afname en verwerking van het DNA-profiel van een minderjarige veroordeelde. Het bezwaarschrift, ingediend op 11 mei 2006, richtte zich tegen de wettelijke bepalingen omtrent DNA-onderzoek bij veroordeelden, specifiek de toepassing van artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. De behandeling vond plaats op 14 juni 2006.
De rechtbank oordeelde dat de klager ontvankelijk was in zijn bezwaarschrift, aangezien dit binnen de wettelijke termijn was ingediend. De rechtbank benadrukte dat de wetgever expliciet heeft bepaald dat DNA-afname ook voor minderjarigen kan plaatsvinden, en dat deze afweging reeds door de wetgever is gemaakt voor bepaalde misdrijven. De officier van justitie had de mogelijkheid om een belangenafweging te maken, welke door de rechtbank slechts marginaal kon worden getoetst.
In deze zaak was de rechtbank van mening dat de officier in redelijkheid het algemeen belang zwaarder had kunnen laten wegen dan het belang van de klager. De rechtbank verwierp de argumenten van de klager, die stelde dat er geen afweging was gemaakt op basis van artikel 3 van het IVRK en dat zijn belangen prevaleren boven het maatschappelijk belang. De rechtbank concludeerde dat de hoofdregel van toepassing was en dat er geen uitzonderingsgevallen waren die toepassing van artikel 2 lid 1 sub b van de Wet DNA-onderzoek rechtvaardigden.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het bezwaarschrift ongegrond, en deze beschikking werd gegeven door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter en kinderrechter, bijgestaan door J. de Jong, griffier.