RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht, belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/93
Uitspraakdatum: 26 juni 2006
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiseres,
de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2001 een aanslag (aanslagnummer [H01]) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.208.
1.2 Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 7 december 2005 de aanslag gehandhaafd.
1.3 Eiseres heeft daartegen bij brief van 30 december 2005, ontvangen bij de rechtbank op 4 januari 2006, beroep ingesteld.
1.4 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juni 2006 te Leeuwarden.
Eiseres is daar bij haar gemachtigde, [A], verschenen. Namens verweerder is verschenen [B]. Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan verweerder.
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1 Eiseres is geboren op [geboortedatum]. De echtgenoot van eiseres is afgestudeerd klinisch psycholoog. Tot 1 januari 1992 heeft hij zijn beroep uitgeoefend in de vorm van een eenmanspraktijk. Met ingang van 1 januari 1992 heeft eiseres' echtgenoot zijn praktijk ingebracht in een per die datum daartoe opgerichte maatschap met eiseres. Het doel van de maatschap is de uitoefening van een psychologenpraktijk onder de naam "[C]". Van de door de maatschap behaalde winst wordt 30 procent toegedeeld aan eiseres en 70 procent aan de echtgenoot van eiseres.
2.2 Eiseres heeft geen opleiding tot psycholoog genoten. Door ervaring en interne opleiding heeft zij kennis en vaardigheden verworven om zelfstandig intakegesprekken te voeren met nieuwe cliënten en voor de diagnostische verwerking van de gebruikte meetinstrumenten op de computer. Een intakegesprek is bedoeld om een eerste indruk te krijgen van de klachten van de cliënt en van de manier waarop de cliënt zelf met die klachten omgaat. Daarnaast krijgt de cliënt alle ruimte om inlichtingen te krijgen over de hulpverlening. Indien de cliënt besluit met behulp van de psycholoog aan de klachten of de problemen te gaan werken wordt er samen met de psycholoog een behandelplan of een plan van aanpak opgesteld. Daarna volgt de behandeling -psychologische hulpverlening- door de psycholoog.
2.3 Gedurende het jaar 2001 heeft eiseres de volgende werkzaamheden verricht:
309 intakegesprekken à 5 uur 1.545 uur
Verzorgen cursus Assertiviteit en conflicthantering (4x) 96 uur
Contact met bedrijfs-/huisartsen in verband met diagnostiek
en advisering medicatiegebruik 40 uur
Managementtaken zoals leidinggeven aan administratie,
ondertekenen van aangiften, afsluiten leasecontracten,
inkoop 25 uur
Overige taken 214 uur
Totaal: 1.920 uur
2.4 Bij de aanslagregeling voor het jaar 2001 heeft verweerder het door eiseres aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning van € 2.355 op de hierna te noemen onderdelen gecorrigeerd en dat inkomen vastgesteld op € 11.208:
Bij: Winst hoger wegens verjaring balansschuld omzetbelasting: € 978
Geen recht op de zelfstandigenaftrek € 6.084
Minder premies voor periodieke uitkeringen bij invaliditeit, etc € 1.205
Premies WAZ lager € 586
Het tegen de correctie van de zelfstandigenaftrek gerichte bezwaarschrift is door verweerder afgewezen.
3.1 In geschil is het antwoord op de vraag of de werkzaamheden van eiseres voor de maatschap hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn en het ongebruikelijk is dat een maatschap als aangegaan tussen eiseres en haar echtgenoot tussen niet-verbonden personen wordt aangegaan, in welk geval zij geen recht heeft op zelfstandigenaftrek. Eiseres beantwoordt deze vraag ontkennend en verweerder bevestigend.
3.2 Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 5.124. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
3.3 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Ingevolge artikel 3.76, eerste lid, van de Wet geldt - voor zover hier van belang - de zelfstandigenaftrek voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet en bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt.
4.2 Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, van de Wet wordt onder urencriterium verstaan: het gedurende het kalenderjaar besteden van ten minste 1.225 uren aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet, indien:
a. de tijd die in totaal wordt besteed aan die ondernemingen en het verrichten van werkzaamheden in de zin van de afdelingen 3.3 en 3.4, grotendeels wordt besteed aan die ondernemingen of
b. de ondernemer in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was.
Ingevolge het tweede lid, onderdeel a, van genoemd artikel komen voor de toepassing van het eerste lid, aanhef, niet in aanmerking werkzaamheden ten behoeve van een onderneming waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet en die deel uitmaakt van een samenwerkingsverband met een of meer met hem verbonden personen, indien de door de belastingplichtige verrichte werkzaamheden ten behoeve van het samenwerkingsverband hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn en het ongebruikelijk is dat een dergelijk samenwerkingsverband tussen niet-verbonden personen wordt aangegaan.
4.3 In de parlementaire geschiedenis van artikel 3.6, tweede lid, onderdeel a, van de Wet is onder meer het volgende aan de orde gekomen:
"(…) Met het criterium van de ondersteunende activiteiten in artikel 3.6 is beoogd de wettekst in overeenstemming te brengen met de oorspronkelijke bedoelingen. Op grond van de huidige wettekst zou onduidelijkheid kunnen bestaan over de vraag of ook de werkzaamheden van de 'hoofd-ondernemer' worden uitgesloten voor het urencriterium. De wijziging heeft slechts tot doel te verduidelijken dat de uitsluiting alleen betrekking heeft op de werkzaamheden van participanten die bij eenzelfde werkverdeling normaliter niet in een samenwerkingsverband met niet-gezinsleden zouden worden opgenomen. In de praktijk gaat het daarbij om participanten die hoofdzakelijk ondersteunende werkzaamheden verrichten. De voorgestelde uitsluitingsbepaling is dan ook op die situatie gericht. Overigens wordt de term 'hoofdzakelijk' bij nota van wijziging in de wettekst opgenomen, omdat op grond van de oorspronkelijke tekst de indruk zou kunnen bestaan dat de uitsluitingsbepaling niet van toepassing is indien een gering deel van de tijd wordt besteed aan enkele niet-ondersteunende werkzaamheden. Bij ondersteunende werkzaamheden moet worden gedacht aan werkzaamheden die niet als hoofdactiviteit van de onderneming kunnen worden aangemerkt. (…)
De leden van de CDA-fractie en van de fractie van D66 vragen of de door belastingplichtigen in een samenwerkingsverband met gezinsleden gewerkte uren moeten worden gesplitst in uren die zijn besteed aan ondersteunende respectievelijk aan niet-ondersteunende werkzaamheden. Dit naar aanleiding van het commentaar van de Federatie.
Zo'n splitsing hoeft niet plaats te vinden. Op grond van het gebruikelijkheidscriterium moet worden beoordeeld of het geheel van de werkzaamheden van de belastingplichtige hoofdzakelijk als ondersteunend is aan te merken en het samenwerkingsverband met de belastingplichtige ongebruikelijk is. Indien sprake is van zo'n situatie telt geen van de door de belastingplichtige binnen het samenwerkingsverband gewerkte uren mee. In andere situaties tellen alle in de onderneming gewerkte uren mee en is geen wijziging beoogd ten opzichte van de Wet inkomstenbelasting 1964. De tijd die een tandarts kwijt is met het schrijven van rekeningen, telt dus gewoon mee voor het urencriterium." (NV, Kamerstukken II 2000/01, 27 466, nr. 6, blz. 48-49).
"De oorspronkelijk voorgestelde formulering zou verwarrend kunnen zijn ingeval een gezinslid niet alleen ondersteunende activiteiten verricht, maar gedurende een gering deel van de tijd ook enkele hoofdactiviteiten verricht. De onderhavige bepaling strekt ertoe deze onduidelijkheid weg te nemen. Op grond daarvan tellen voor het urencriterium de uren van de belastingplichtige die hoofdzakelijk ondersteunende activiteiten verricht niet mee." ((Eerste) NvW, Kamerstukken II 2000/01, 27 466, nr. 7, blz. 10).
4.4 In het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 9 november 2001 nr. CPP 2001/1419M, BNB 2002/48, is bepaald:
"De door belastingplichtigen in een samenwerkingsverband met verbonden personen gewerkte uren hoeven niet te worden gesplitst in uren die worden besteed aan ondersteunende respectievelijk aan niet-ondersteunende werkzaamheden. Beoordeeld wordt of het geheel van werkzaamheden van de belastingplichtige binnen het gebruikelijke samenwerkingsverband hoofdzakelijk als ondersteunend is aan te merken. Indien dit het geval is, telt geen van de uren besteed aan die werkzaamheden, mee. In andere situaties tellen alle in de onderneming gewerkte uren mee (…)."
4.5 Eiseres en haar maat in de maatschap zijn, naar – terecht – niet in geschil is, verbonden personen in de zin van artikel 3.6 van de Wet. Alsdan dient te worden beoordeeld of de door eiseres ten behoeve van de onderneming verrichte werkzaamheden voor de toepassing van het eerste lid, aanhef, van artikel 3.6 van de Wet in aanmerking kunnen worden genomen. De rechtbank overweegt dat onderdeel a van het tweede lid van laatstgenoemd artikel uit twee cumulatieve uitsluitingsgronden bestaat. De eerste uitsluitingsgrond is dat de werkzaamheden van de belastingplichtige ten behoeve van het samenwerkingsverband 'hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn'. De tweede uitsluitingsgrond is dat 'het ongebruikelijk' is dat een dergelijk samenwerkingsverband tussen niet-verbonden personen wordt aangegaan.
4.6 Uit de vaststaande feiten (zie punt 2.2) volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de hoofdactiviteit van de maatschap is het verzorgen van psychologische hulpverlening. De bevoegdheid tot het verlenen van dergelijke hulp is voorbehouden aan een gekwalificeerde klinisch psycholoog. In de maatschap wordt deze hulp (nagenoeg) uitsluitend verleend door de echtgenoot van eiseres. Eiseres is daartoe niet bevoegd.
4.7 De rechtbank is van oordeel dat de door eiseres verrichte werkzaamheden als hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn aan te merken. De rechtbank beschouwt met name de onder 2.3 vermelde werkzaamheden betreffende de intakegesprekken en de overige taken als ondersteunend van aard. Weliswaar is een goed verloop van de intakegesprekken noodzakelijk voor een passend behandelplan, maar die gesprekken maken geen deel uit van de psychologische hulpverlening als zodanig, terwijl bovendien het behandelplan samen met de psycholoog wordt opgesteld. Dat voor het voeren van deze gesprekken bepaalde vaardigheden essentieel zijn, maakt evenmin dat sprake is van het uitvoeren van de hoofdactiviteit van de maatschap, aangezien die vaardigheden naar het oordeel van de rechtbank moeten worden onderscheiden van de voor psychologische hulpverlening vereiste bevoegdheid.
4.8 Eiseres, op wie de bewijslast rust, heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar deelname in het samenwerkingsverband met haar echtgenoot niet ongebruikelijk is. De gediplomeerde bevoegdheid van haar echtgenoot tegenover het ontbreken daarvan bij eiseres maakt het naar het oordeel van de rechtbank ongebruikelijk dat een dergelijk samenwerkingsverband tussen willekeurige derden wordt aangegaan.
4.9 Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de door eiseres ten behoeve van de onderneming verrichte werkzaamheden voor de toepassing van het eerste lid, aanhef, van artikel 3.6 van de Wet buiten aanmerking moeten blijven, zodat eiseres niet voldoet aan het urencriterium. Verweerder heeft de zelfstandigenaftrek derhalve terecht aan eiseres onthouden.
4.10 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 26 juni 2006 door mr. J.W. Keuning, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Hiemstra, griffier.
Afschrift aangetekend
verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.