ECLI:NL:RBLEE:2006:AX9644

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
21 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/563
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbreken van op de zaak betrekking hebbende stukken in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door J.R. Beukema van de Juricon Adviesgroep, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende de toepassing van het Rijkswachtgeldbesluit 1959. Eiser betoogde dat het besluit op het bezwaarschrift niet kon standhouden, omdat het Uwv ten onrechte de uitkering uit het Goodwill fonds als inkomen had aangemerkt en geen rekening had gehouden met de termijn tussen het bekend worden van de gegevens en de terugvordering.

De rechtbank heeft verweerder bij brief van 11 april 2006 verzocht om binnen vier weken de op de zaak betrekking hebbende stukken in te zenden en het verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft hieraan geen gehoor gegeven, wat de rechtbank noopte om op basis van artikel 8:31 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de gevolgtrekking te maken die haar geraden voorkwam. De rechtbank concludeerde dat verweerder de gronden van eiser niet had bestreden, waardoor het beroep van eiser kennelijk gegrond was.

De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten en uitspraak gedaan met toepassing van artikel 8:54 Awb. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen vier weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Tevens is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 37,- en de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 322,-, die door het Uwv moeten worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2006, met mr. M.A. Jansen als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr.: 06/563
Inzake het geding tussen
[A], wonende te [B], eiser,
gemachtigde: J.R. Beukema, adviseur sociale zekerheid van de Juricon Adviesgroep,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder.
Procesverloop
Bij brief van 17 januari 2006 heeft verweerder eiser mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar, betreffende de toepassing van Rijkswachtgeldbesluit 1959
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
Motivering
Eiser heeft in zijn beroepschrift gesteld dat het besluit op het bezwaarschrift geen stand kan houden, omdat verweerder ten onrechte de uitkering uit het Goodwill fonds als inkomen heeft aangemerkt. Voorts heeft eiser gesteld dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de termijn die verstreken is tussen het bekend worden van de gegevens bij verweerder en de daadwerkelijke terugvordering.
Bij brief van 11 april 2006 heeft de rechtbank het beroepschrift in kopie naar verweerder gezonden. Daarbij heeft de rechtbank, overeenkomstig art. 8:42 lid 1 Algemene wet bestuursrecht (Awb) verweerder verzocht binnen vier weken de op de zaak betrekking hebbende stukken in te zenden en het verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft aan deze verplichting geen gehoor gegeven.
Bij brief van 19 mei 2006 heeft de rechtbank nogmaals in de gelegenheid gesteld aan deze verplichting te voldoen. Daarbij is verweerder in de gelegenheid gesteld de stukken binnen één week na dagtekening van deze brief in te zenden. In de brief heeft de rechtbank er voorts op gewezen, dat indien verweerder ook aan deze brief geen gehoor geeft, verweerder overeenkomstig art. 8:44 Awb zal worden opgeroepen, teneinde inlichtingen te geven.
Nadat verweerder ook geen gehoor heeft gegeven aan de brief van 19 mei 2006, is verweerder bij brief van 13 juni 2006 op grond van art. 8:44 Awb bij gemachtigde opgeroepen om op 20 juni 2006 om 15.00 uur, onder medebrenging van de gevraagde stukken, ter zitting te verschijnen.
Ook aan deze verplichting heeft verweerder niet voldaan. Op grond van art. 8:31 Awb zal de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die haar geraden voorkomt. De rechtbank concludeert dat verweerder op geen enkele wijze de gronden van eiser heeft bestreden en acht op grond daarvan het beroep van eiser kennelijk gegrond is. Voortzetting van het onderzoek is dan ook niet nodig. De rechtbank sluit het onderzoek en doet uitspraak met toepassing van art. 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Aangezien het beroep van eiser gegrond is, dient het bestreden besluit te worden vernietigd. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen binnen de hierna in het dictum vermelde termijn.
Op grond van art. 8:74 lid 1 Awb dient verweerder het griffierecht van € 37,= aan eiser te vergoeden.
Met toepassing van art. 8:75 lid 1 Awb veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten. Overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de proceskosten van eiser vastgesteld op € 322,= ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (beroepschrift 1 punt; waarde per punt € 322,00; gewicht van de zaak: gemiddeld). De rechtbank wijst het UWV aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
-draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen;
-bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 37,= aan eiser vergoedt;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 322,= aan eiser te vergoeden door het UWV. -
Aldus gegeven door mr. U. van Houten, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2006 in tegenwoordigheid van mr. M.A. Jansen als griffier.
w.g. M.A. Jansen
w.g. U. van Houten
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden het rechtsmiddel verzet open. Indien u daarvan gebruik wenst te maken, moet u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een verzetschrift zenden aan:
Rechtbank Leeuwarden
Sector Bestuursrecht
Postbus 1702
8901 CA Leeuwarden
In het verzetschrift vermeldt u dan waarom u de uitspraak niet juist vindt. U kunt daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.