2.1. [eiser], geboren op [geboortedatum], is met ingang van 14 juni 1999 in dienst getreden bij Friesch Dagblad, laatstelijk in de functie van senior vertegenwoordiger (advertentie-acquisiteur), tegen een bruto maandsalaris van € 3.535,43, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag.
2.2. [eiser] is met ingang van omstreeks 3 januari 2005 volledig arbeidsongeschikt geraakt. Tussen 1 april 2005 en 1 juni 2005 is [eiser] gedeeltelijk arbeidsongeschikt geweest. Gedurende de maand augustus 2005 heeft [eiser] vakantie gehad. Van 1 oktober 2005 tot 14 november 2005 is [eiser] wederom arbeidsongeschikt geweest. Na 14 november 2005 heeft [eiser] niet meer voor Friesch Dagblad gewerkt. Op 22 november 2005 is [eiser] door Friesch Dagblad op non-actief gesteld.
2.3. In december 2005 heeft Friesch Dagblad een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [eiser] ingediend bij de kantonrechter. [eiser] heeft in de ontbindingsprocedure verweer gevoerd, en in dat verband onder meer gesteld dat er geen grond bestond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Bij beschikking van 3 februari 2006 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 maart 2006, zulks op grond van een verandering in de omstandigheden, hierin bestaande dat er geen voldoende vertrouwensbasis meer aanwezig is om de arbeidsverhouding tussen partijen vruchtbaar te kunnen voortzetten. In het kader van de ontbinding is aan [eiser] een ontbindingsvergoeding toegekend van € 73.310,67 bruto. In zijn beschikking heeft de kantonrechter onder meer overwogen dat de ontstane situatie die leidt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst Friesch Dagblad zwaar aan te rekenen valt.
2.4. Friesch Dagblad heeft haar ontbindingsverzoek -overeenkomstig de haar daartoe gegeven mogelijkheid- op 17 februari 2006 ingetrokken. Vervolgens heeft zij [eiser] uitgenodigd voor een gesprek op 27 februari 2006, om te komen tot herstel van vertrouwen. [eiser] heeft geweigerd om op deze uitnodiging in te gaan.
2.5. Bij brief van 27 februari 2006 heeft Friesch Dagblad [eiser] het volgende bericht:
'Wij ontvingen van uw raadspersoon antwoord op onze uitnodiging om hedenmiddag om 12.00 uur onder andere werkafspraken te maken, waarbij het vertrouwen kan worden hersteld zodanig dat voor de toekomst een vruchtbare samenwerking ontstaat. Mevrouw Haarsma geeft aan dat u niet met ons wilt spreken. Wij betreuren dit ten zeerste. Door ons is de beslissing genomen dat het ontbindingsverzoek werd ingetrokken. Wij hebben ons de consequenties hiervan goed gerealiseerd. Wij zijn bereid om alles in het werk te stellen om het vertrouwen weer te herstellen, waardoor een goede samenwerking ontstaat. In dat kader is ook voorgesteld om een gesprek met elkaar aan te gaan.
De intentie van het gesprek was mede om werkafspraken te maken waarbij rekening wordt gehouden met uw gesteldheid.
(…)
Wij stellen voor dat u uw werkzaamheden in fases opbouwt.
(…)
Uw oorspronkelijke werkplek op het kantoor van de buitendienst zal voor u beschikbaar zijn. Tevens zullen uw collega's worden geïnformeerd over uw terugkeer. Wat aan de collega's wordt medegedeeld, zullen wij in overleg vaststellen.
Het is vanzelfsprekend dat beide partijen volledige inzet dienen te tonen om een succesvol verloop van voorgaande faseringen te bewerkstelligen. Ook is het van belang dat het vertrouwen wordt hersteld. Wij zijn daartoe zeker bereid.
Wij vertrouwen erop met voorgaande afspraken met een schone lei te kunnen beginnen en verwachten u woensdag 1 maart a.s. vanaf 8.30 uur op het kantoor van verkoopleider [x].'
2.6. [eiser] heeft op 1 maart 2006 telefonisch contact opgenomen met Friesch Dagblad en daarbij medegedeeld niet op het werk te zullen verschijnen. Bij brief van diezelfde dag heeft de gemachtigde van [eiser] aan Friesch Dagblad medegedeeld dat hervatting van de werkzaamheden een 'gepasseerd station' is omdat [eiser] geen enkel vertrouwen meer heeft dat een verdere vruchtbare samenwerking nog tot de mogelijkheden behoort.
2.7. Partijen hebben op 9 maart 2006 overleg gevoerd, waarbij is afgesproken dat [eiser] de op dat moment openstaande vakantiedagen zou opnemen. [eiser] had een saldo aan vakantiedagen tot en met 22 maart 2006. Nadien heeft [eiser] zich niet beschikbaar gesteld voor het verrichten van werkzaamheden voor Friesch Dagblad.
2.8. [eiser] heeft op 31 maart 2006 zelf een verzoek tot ontbinding van der partijen arbeidsovereenkomst ingediend. Na gevoerd verweer van de zijde van Friesch Dagblad heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst bij beschikking van 9 mei 2006 ontbonden per 1 juni 2006, onder toekenning van een ontbindingsvergoeding van bruto € 55.000,-. De vergoeding is lager uitgevallen dan in de eerdere ontbindingsprocedure, omdat [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter ten onrechte niet was ingegaan op de voorstellen van Friesch Dagblad om te komen tot herstel van vertrouwen.
2.9. Friesch Dagblad heeft tot en met 22 maart 2006 het salaris van [eiser] betaald. Nadien heeft zij de salarisbetaling gestaakt vanwege het feit dat [eiser] geen werkzaamheden meer verrichtte.