ECLI:NL:RBLEE:2006:AX1989

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
15 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/1028
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak inzake belastingaanslag en wrakingsverzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 15 mei 2006 uitspraak gedaan op een verzetprocedure van opposante, die zich had verzet tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De opposante, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, had eerder bezwaar gemaakt tegen een mededeling van de Belastingdienst inzake de inkomstenbelasting/premie volksverzekering voor het jaar 2000. De rechtbank had het beroep van opposante ongegrond verklaard, omdat de mededeling geen besluit in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) was. Tijdens de verzetprocedure heeft de gemachtigde van opposante tweemaal een wrakingsverzoek ingediend tegen de behandelend rechter, mr. J.W. Keuning, wat beide keren is afgewezen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzet voortgezet, ondanks de wrakingsverzoeken, en op 15 mei 2006 werd het verzet ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de mededeling van de Belastingdienst geen voor bezwaar vatbare beschikking was en dat er geen grond was voor het oordeel dat de rechter niet onpartijdig had geoordeeld. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, T.A. Terpstra. Tegen deze uitspraak staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen zes weken na de verzenddatum.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht, belastingkamer
Procedurenummer: AWB 05/1028
Uitspraakdatum: 15 mei 2006
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55 Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzet van:
[X], wonende te [Z], opposante,
gemachtigde: [A].
tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Awb gedane uitspraak van de rechtbank, van 30 september 2005.
1. Behandeling van het verzet
1.1 Bij genoemde uitspraak van deze rechtbank is het beroep van opposante (met bovengenoemd procedurenummer) met toepassing van artikel 8:54 van de Awb ongegrond verklaard, op grond dat de mededeling waartegen het bezwaar is gericht geen besluit behelst in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna AWR).
1.2 Bij brief van 11 januari 2006 heeft opposante verzet gedaan tegen deze uitspraak.
1.3 De opposante is in de gelegenheid gesteld over het verzet te worden gehoord.
1.4 De rechtbank heeft het verzet behandeld ter zitting van 3 februari 2006. Opposante heeft zich doen vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Hierbij heeft haar gemachtigde namens opposante schriftelijk de wraking voorgedragen van de behandeld rechter mr. J.W. Keuning, omdat deze rechter tevens raadsheer-plaatsvervanger is bij het appelcollege. Mr. Keuning heeft meegedeeld niet in het verzoek om wraking te willen berusten.
1.5 Op 15 februari 2006 is het wrakingsverzoek behandeld door de meervoudige kamer van deze rechtbank, waarbij het verzoek om wraking is afgewezen.
1.6 Het verzet zou vervolgens ter zitting van 12 april 2006 worden behandeld. Opposante is (aangetekend) schriftelijk uitgenodigd om hierbij aanwezig te zijn, maar is niet ter zitting verschenen. Bij brief van 11 april 2006 heeft de gemachtigde van opposante wederom een wrakingsverzoek ingediend tegen de behandelend rechter mr. J.W. Keuning, omdat tegen deze rechter een tuchtrechtelijke klacht zou zijn ingediend op grond van artikel 46b e.v. van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. Mr. Keuning heeft (wederom) niet in het verzoek om wraking berust.
1.7 Op 12 april 2006 is het wrakingsverzoek behandeld door de meervoudige kamer van deze rechtbank, waarbij het verzoek om wraking is afgewezen.
1.8 De rechtbank heeft de behandeling van het verzet vervolgens voortgezet ter zitting van 12 april 2006. Namens de wederpartij is verschenen [B].
2. Feiten
2.1 Bij brief van 11 juni 2005 heeft de wederpartij, de ontvanger van de Belastingdienst/Noord een mededeling gedaan inzake de inkomstenbelasting/premie volsverzekering (IB/PVV) voor het jaar 2000. Aan opposante is medegedeeld dat het openstaande bedrag op de aanslag IB/PVV 2000 met nummer [0.H01] is gewijzigd tot een totaal van € 2.552,--. Ter zitting heeft vertegenwoordiger van de wederpartij aangegeven dat dit openstaande bedrag inmiddels volledig is betaald.
2.2 Opposante heeft hiertegen bij brief van 17 juni 2005 bezwaar ingediend.
2.3 De wederpartij heeft het bezwaar bij brief van 29 juni 2005 afgewezen.
2.4 Het beroepschrift van opposante is op 27 juni 2005 ontvangen ter griffie van de rechtbank.
2.5 Bij de in verzet bestreden uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van de rechtbank is het beroep van opposante kennelijk ongegrond verklaard.
3. Gronden van het verzet
3.1 De gronden waarop opposante haar verzet baseert staan vermeld in het verzetschrift. Opposante stelt zich - onder meer en samengevat - op het standpunt dat het aan haar toegezonden biljet wel een voor bezwaar vatbare beschikking is. Voorts is het bezwaarschrift van opposante gericht tegen het niet-gemotiveerd zijn van dat besluit en tegen het weigeringsbesluit van de wederpartij om binnen de wettelijk gestelde termijn dat besluit te motiveren. Opposante stelt voorts dat de rechter in de bestreden uitspraak niet onpartijdig zou zijn, nu hij eerdere zaken van haar heeft beoordeeld en de beroepen ongegrond heeft verklaard.
4. Beoordeling van het verzet
4.1 Ingevolge artikel 26, eerste lid, AWR kan, in afwijking van artikel 8:1, eerste lid, Awb, tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de rechtbank worden ingesteld indien het betreft:
a. een belastingaanslag, daaronder begrepen de in artikel 15 AWR voorgeschreven verrekening, of
b. een voor bezwaar vatbare beschikking.
4.2 De rechtbank overweegt dat in casu sprake is van een blote mededeling waartegen geen bezwaar mogelijk is. Een blote mededeling is geen besluit in de zin van artikel 26, eerst lid, AWR. Gelet op voornoemd artikel van de AWR kan daartegen geen beroep worden ingesteld, zodat daartegen evenmin bezwaar als bedoeld in artikel 7:1 Awb kan worden gemaakt. De wederpartij heeft het bezwaar dus terecht afgewezen, waaronder moet worden verstaan: niet-ontvankelijk verklaard. Gelet daarop is het beroep van opposante terecht kennelijk ongegrond verklaard omdat verder onderzoek niet kan bijdragen aan deze zaak.
4.3 De enkele omstandigheid dat de rechter die de bij verzet bestreden uitspraak heeft gedaan, eerder in zaken van opposante heeft geoordeeld, is onvoldoende grond voor het oordeel dat die rechter niet meer zonder (de schijn van) vooringenomen te zijn, heeft kunnen beslissen.
5. Beslissing
De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 15 mei 2006 door mr. J.W. Keuning, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van T.A. Terpstra, griffier.
Afschrift aangetekend
verzonden aan opposante en de wederpartij in het bodemgeschil op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen opposante en de wederpartij in het bodemgeschil binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag
Bij het instellen van beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het beroep in cassatie.