ECLI:NL:RBLEE:2006:AW2822

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
21 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
192415 / CV EXPL 06-2059
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over wedertewerkstelling van werknemers na vrijstelling van werkzaamheden door werkgever

In deze zaak vorderden vier werknemers, eisers, wedertewerkstelling bij hun werkgever, Voerman Wiersma Verhuizingen B.V., na vrijstelling van werkzaamheden. De eisers waren in dienst als verhuizer of chauffeur/verhuizer en waren sinds 24 februari 2006 vrijgesteld van werkzaamheden na een ontslagaanvraag door de werkgever wegens bedrijfseconomische omstandigheden. De werknemers stelden dat er voldoende werk beschikbaar was, ook al was dat niet in Leeuwarden, en dat hun vrijstelling onterecht was. De werkgever, Voerman Wiersma, voerde aan dat er geen werk voorhanden was en dat het inlenen van personeel gebruikelijk was in de sector, vooral gezien de fluctuaties in de werkzaamheden.

De kantonrechter oordeelde dat de werkgever op grond van goed werkgeverschap verplicht is om werknemers te werk te stellen, tenzij er gegronde redenen zijn om dit te weigeren. In dit geval was de kantonrechter van mening dat Voerman Wiersma voldoende aannemelijk had gemaakt dat er geen werkzaamheden voor de eisers beschikbaar waren. De rechter wees de vordering van de werknemers af, waarbij hij opmerkte dat de werkgever niet verplicht kan worden om werknemers te werk te stellen als er geen werk is. De kantonrechter concludeerde dat de belangen van de werkgever zwaarder wogen dan die van de werknemers, en dat de vordering tot wedertewerkstelling niet kon worden toegewezen. De eisers werden in de proceskosten verwezen, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie [Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 192415 \ CV EXPL 06-2059
vonnis van de kantonrechter ex art. 254 lid 4 Rv d.d. 21 april 2006
inzake
1. [werknemer 1],
wonende te [woonplaats],
2. [werknemer 2],
wonende te [w[woonplaats],
3. [werknemer 3],
wonende te [woonplaats],
4. [werknemer 4],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: eisers,
eisers,
gemachtigde: L. van der Heide van de CNV Bedrijvenbond,
tegen
de besloten vennootschap Voerman Wiersma Verhuizingen B.V.,
hierna te noemen: Voerman Wiersma,
gevestigd te Leeuwarden,
gedaagde,
gemachtigde: mr. P. Tuinman.
Procesverloop
1. Eisers hebben Voerman Wiersma gedagvaard voor de zitting van 4 april 2006 en op de bij exploot vermelde gronden gevorderd bij wijze van voorlopige voorziening, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Voerman Wiersma te veroordelen om eisers toe te laten tot hun gebruikelijke werkzaamheden als chauffeur/verhuizer, dan wel als verhuizer, binnen twee dagen nadat dit vonnis aan Voerman Wiersma zal zijn betekend, en op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag of gedeelte van een dag voor elke werknemer, waarop Voerman Wiersma na betekening in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen.
De mondelinge behandeling is gehouden op 4 april 2006. Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en beide gemachtigden hebben het standpunt van hun cliënten toegelicht aan de hand van pleitnotities.
De zaak is vervolgens aangehouden tot 14 april 2006.
Bij faxbericht van 14 april 2006 heeft de gemachtigde van eisers bericht dat geen oplossing is bereikt en heeft hij verzocht vonnis te wijzen.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
Motivering
2. In deze procedure geldt - voor zover van belang - het volgende als vaststaand.
Voerman Wiersma behoort tot de Voerman Groep B.V..
Eisers zijn in dienst van Voerman Wiersma als verhuizer danwel verhuizer/chauffeur.
In oktober 2005 heeft Voerman Wiersma het verhuiscontract met het Ministerie van Defensie verloren.
Reorganisatieplannen eind 2005 voor de Voerman Groep zijn niet tot uitvoering gebracht omdat met de vakbond CNV geen overeenstemming bereikt kon worden over het Sociaal Plan.
Op 22 februari 2006 heeft Voerman Wiersma bij het CWI een ontslagaanvraag ingediend voor zeven werknemers, waaronder eisers, wegens bedrijfseconomische omstandigheden.
Eisers zijn hierover op 23 februari 2006 mondeling en schriftelijk geïnformeerd en met ingang van 24 februari 2006 zijn zij vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden.
Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en zich bereid en beschikbaar verklaard de gebruikelijke of vervangende werkzaamheden te verrichten.
Het standpunt van eisers
3. Eisers vorderen wedertewerkstelling. Zij hebben daartoe aangevoerd dat er geen noodzaak is aan de zijde van Voerman Wiersma om hen op non-actief te stellen.
Er is volgens eisers meer dan voldoende werk voorhanden; mogelijk niet in Leeuwarden, maar zeker in bijvoorbeeld Den Haag. Er zijn zelfs inleenkrachten werkzaam.
Doordat eisers niet worden toegelaten tot hun werk, zullen zij steeds meer van hun werk vervreemden. Bovendien kunnen zij vanuit de positie bij Voerman Wiersma door de contacten die zij opdoen wellicht eerder aan eventueel ander werk komen.
Zij hebben dan ook een spoedeisend belang bij de gevorderde wedertewerkstelling.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eisers verwezen naar een aantal uitspraken, welke zijn gepubliceerd in de JAR.
Het standpunt van Voerman Wiersma
4. De reden voor de vrijstelling van werkzaamheden is primair gelegen in de omstandigheid dat er geen werk voor eisers is. Ter onderbouwing van die stelling heeft Voerman Wiersma een overzicht Uitvoering Voerman Wiersma 2006 overgelegd.
Door het verlies van het verhuiscontract met het Ministerie van Defensie zijn de werkzaamheden van Voerman Wiersma op het gebied van internationale exportverhuizingen aanzienlijk verminderd.
Het inlenen van personeel is niets bijzonders. Pieken en dalen fluctueren zo zeer per dag, dat het principe bij een verhuisbedrijf is om de vaste personeelsbezetting te baseren op een iets lager dan normaal niveau.
Opheffing van de schorsing zou er in resulteren dat eisers verplicht verblijf in de kantine dienen te houden.
Daarnaast speelt dat hangende een ontslagaanvraag van mensen niet verlangd kan worden dat zij zich blijven inzetten. Er ontstaat onrust, demotivatie, en dat is bij verhuiswerk ongewenst. Verhuizen is "people's business" wat met inzet gedaan moet worden, anders ontstaat er schade.
Voerman Wiersma heeft verwezen naar een uitspraak van de kantonrechter te Apeldoorn van 9 december 2003 (JAR 2004/3).
De beoordeling
5.1. Het antwoord op de vraag of de werkgever verplicht is de werknemer te werk te stellen, is in het kader van goed werkgeverschap afhankelijk van de aard van de arbeidsovereenkomst, van de overeengekomen arbeid alsmede van de bijzondere omstandigheden van het geval. Derhalve kan niet gesproken worden van een recht op tewerkstelling van de werknemer. Wel is de werkgever op grond van artikel 7: 611 BW in beginsel verplicht om de werknemer te werk te stellen. Slechts in geval de werkgever kan aantonen gegronde redenen te hebben om toelating tot de arbeid te weigeren, liggend in de sfeer van wangedrag van de werknemer of gebrek aan werk, kan de rechter de vordering tot tewerkstelling van de werknemer afwijzen.
5.2. Voerman Wiersma heeft twee argumenten aangevoerd om eisers niet toe te laten tot het werk: gebrek aan werk en de kans op fricties in het bedrijf. De kantonrechter is van oordeel dat het tweede argument geen reden mag zijn om eisers niet toe te laten tot het werk. Ook van een werknemer voor wie een ontslagvergunning aangevraagd is, mag verlangd worden dat hij zich als goed werknemer gedraagt en zijn werkzaamheden naar behoren uitvoert. Dat eisers dit niet zouden doen en gedemotiveerd zouden zijn, heeft Voerman Wiersma niet aangetoond. Met name nu eisers van alles ondernemen om weer aan de slag te gaan, acht de kantonrechter zulks ook niet aannemelijk.
5.3. Het tweede argument levert naar het oordeel van de kantonrechter wel een gegronde reden op om eisers vrij te stellen van het verrichten van werkzaamheden, namelijk het feit dat er geen werkzaamheden voorhanden zijn. De kantonrechter is van oordeel dat Voerman Wiersma in het kader van dit kort geding vooralsnog voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er geen, althans onvoldoende werkzaamheden voorhanden zijn.
In de eerste plaats is voldoende gebleken dat de werkzaamheden van Voerman Wiersma op het gebied van internationale exportverhuizingen zijn verminderd door het verlies van het verhuiscontract met het Ministerie van Defensie.
Daarnaast geven de door Voerman Wiersma overgelegde overzichten aan dat over de periode 2 januari tot en met 14 maart 2006 het aantal vaste medewerkers de hoeveelheid eigen werk steeds overstijgt, waardoor er dagelijks mensen over zijn. Ook nadat eisers per 24 februari 2006 vrijgesteld zijn van werkzaamheden, waardoor het aantal vaste medewerkers in het overzicht is afgenomen van 26 naar 21, is dit beeld blijven bestaan. Alternatieven voor de mensen die niet kunnen worden ingezet op het eigen werk bestaan uit snipperdagen, uitleen- en loodswerk. Daarnaast zijn er steeds twee of drie medewerkers ziek geweest. Inleen heeft slechts sporadisch plaatsgevonden.
Dat er wellicht elders binnen de Voerman Groep wel werkzaamheden voorhanden zouden zijn, doet aan het voorafgaande niet af. De kantonrechter dient zich in dit geschil immers te bepalen tot de vraag in hoeverre eisers wederom toegelaten zouden moeten worden tot de overeengekomen arbeid.
5.4. Voorts is niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het belang van eisers bij tewerkstelling zou moeten prevaleren boven het belang van Voerman Wiersma om eisers vrij te stellen van het verrichten van werkzaamheden. Dat eisers van hun werk zullen vervreemden nu zij zijn vrijgesteld van het verrichten daarvan, acht de kantonrechter niet aannemelijk, nu niet is gebleken dat van eisers een vakbekwaamheid wordt verwacht die zij door dagelijkse arbeid op peil dienen te houden. Het enkele feit dat de huidige situatie een negatieve invloed kan hebben op de arbeidsmarktpositie van eisers, is niet een zodanige omstandigheid dat dit toewijzing van de vordering zou rechtvaardigen.
5.6. De kantonrechter zal de vordering van eisers dan ook afwijzen. Eisers zullen als de in het ongelijk te stellen partij worden verwezen in de proceskosten.
Beslissing
De kantonrechter:
Rechtdoende in kort geding
wijst de vordering af;
veroordeelt eisers in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Voerman Wiersma begroot op € 200,-- wegens salaris;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. T.K. Hoogslag, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 april 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 41