Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
Uitspraak: 13 april 2006
Parketnummer: 17/781278-05
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in P.I. Noord - HvB De Blokhuispoort, Blokhuisplein 40 te Leeuwarden.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 30 maart 2006.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Klunder, advocaat te Leeuwarden.
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
De verdachte moet van het onder 3. primair en subsidiair telastegelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet bewezen acht.
De rechtbank acht het onder 1., 2. en 4. telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode omvattende de dagen 13 december 2005 en 14 december 2005,
te Hurdegaryp in de gemeente Tytsjerksteradiel, opzettelijk [slachtoffer 1] en haar kinderen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in de woning [adres], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft verdachte met dat opzet
- de deuren van die woning afgesloten en
- de op de deuren geplaatste dievenklauwen afgesloten en
- de huissleutels van [slachtoffers 2 en 3] afgenomen en
- die [slachtoffers 2 en 3] verboden van de bank af te gaan en over een op de
grond liggend matras heen te stappen en daarbij die [slachtoffers 2 en 3] mondeling toegevoegd dat als ze dat wel zouden doen hij, verdachte, hen dood zou maken, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] en haar kinderen [slachtoffers 2 en 3] in voornoemde periode telkens die voornoemde woning niet konden en durfden te verlaten en zich niet vrijelijk konden bewegen en konden gaan en staan waar zij wilden;
2.
hij in de periode omvattende de dagen 13 december 2005 en 14 december 2005,
te Hurdegaryp, in de gemeente Tytsjerksteradiel, [slachtoffer 1] en/of haar kinderen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en/of verkrachting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of haar kinderen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd:
- "Voor iedere leugen die je vertelt, snij ik je een vinger af" en/of daarbij
de vingers van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] op een houten plankje geplaatst en
een stanley-mes op die vingers gezet/gehouden en/of
- "Of moet ik jouw strot opensnijden" en/of
- "Wanneer jullie moeder er niet bij was, dan had ik jullie ook lang al
vermoord" en/of
- "Willen jullie dood of willen jullie neuken" en/of
- dat hij hen in het gezicht wilde brandmerken met de letter "A" van "Achterlijk"
en/of dat zij antwoord moesten geven omdat hij, verdachte, anders met de hamer zou slaan en andere woorden van gelijke bedreigende aard of strekking;
4.
hij in de periode omvattende de dagen 13 december 2005 en 14 december 2005,
te Hurdegaryp, in de gemeente Tytsjerksteradiel, telkens opzettelijk mishandelend personen, te weten [slachtoffer 1] en/of haar kinderen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], meermalen op en tegen het hoofd en/of andere delen van het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of aan de haren heeft getrokken en/of omver heeft geduwd, waardoor dezen telkens pijn hebben ondervonden.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezene onder 1., 2. en 4. levert op de misdrijven:
1.
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven/beroofd houden.
2.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, bedreiging met zware mishandeling en bedreiging met verkrachting, meermalen gepleegd.
4.
Mishandeling, meermalen gepleegd.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister van 15 december 2005, het voorlichtingsrapport van het Leger des Heils van 15 februari 2006, het rapport van psychiater [naam] van 10 maart 2006 en het rapport van psycholoog [naam] van 10 maart 2006;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1., 2., 3. primair en 4. telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van in totaal ? 2.102,19, toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van ? 1.200,00 en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] tot een bedrag van ? 1.000,00, dit alles onder toepassing van de schadevergoedings-maatregel;
- het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich op 13 en 14 december 2005 schuldig heeft gemaakt aan gijzeling, bedreiging met de dood dan wel verkrachting en mishandeling van zijn toenmalige vriendin en haar twee dochtertjes van 10 respectievelijk 12 jaar oud. De slachtoffers hebben bange uren in het bijzijn van verdachte moeten doorbrengen en daarbij vernederingen, fysiek geweld en bedreigingen moeten meemaken.
De rechtbank rekent het verdachte met name zwaar aan dat hij twee jonge, weerloze kinderen deze traumatische ervaring heeft laten ondergaan. De rechtbank acht het gedrag van verdachte zeer verwerpelijk.
Het hoeft geen betoog dat hetgeen zich op 13 en 14 december 2005 heeft afgespeeld het leven van de slachtoffers ingrijpend heeft veranderd. Dit blijkt ook uit de brieven die de slachtoffers als onderbouwing bij hun vordering tot vergoeding van immateriële schade hebben gevoegd.
Bij het bepalen van de strafsoort en de strafmaat neemt de rechtbank tevens de volgende omstandigheden mee.
Verdachte is zowel psychiatrisch als psychologisch onderzocht. Zowel de psychiater als de psycholoog trekken de conclusie dat verdachte lijdt aan een ziekelijke storing van de geestvermogens in de zin van ADHD, cocaïnemisbruik en alcoholafhankelijkheid. Verdachte onderkent een agressieregulatie probleem te hebben en wil zich hiervoor onder behandeling stellen bij het AFP.
Uit het voorlichtingsrapport van de reclassering blijkt dat verdachte hoog scoort als het gaat om kansen op recidive en gevaar. Verdachte kan zich niet verplaatsen in de gevoelswereld van een ander waardoor hij zich de impact van zijn handelen niet voor kan stellen.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de ernst van de delicten en de handelwijze van verdachte een forse gevangenisstraf rechtvaardigen. De rechtbank zal bepalen dat een deel van die straf voorwaardelijk wordt opgelegd in de hoop dat een directe strafdreiging verdachte van verdere misdrijven zal weerhouden. Tevens zal de rechtbank verdachte een verplicht reclasseringscontact opleggen.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een hobbymes en een moker, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu met behulp van deze goederen het onder 2. telastegelegde en bewezene is begaan.
[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van de aan verdachte onder 1., 2. en 4. telastegelegde en bewezenverklaarde feiten alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat een deel van de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden, te weten de kosten gemaakt in verband met psychotherapeutische hulpverlening, psychische begeleiding en de immateriële schade, en in zodanig verband staat met de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve voor dat deel gegrond.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
De overig door [slachtoffer 1] gevorderde schade, acht de rechtbank niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zodat de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard.
[slachtoffer 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van de aan verdachte onder 1., 2. en 4. telastegelegde en bewezenverklaarde feiten alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat een deel van de door [slachtoffer 2] gevorderde immateriële schade toegewezen kan worden en dat deze schade in zodanig verband staat met de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve voor dat deel gegrond.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
De overig door [slachtoffer 2] gevorderde schade, acht de rechtbank niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zodat de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard.
[slachtoffer 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van de aan verdachte onder 1., 2. en 4. telastegelegde en bewezenverklaarde feiten alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat een deel van de door [slachtoffer 3] gevorderde immateriële schade toegewezen kan worden en dat deze schade in zodanig verband staat met de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve voor dat deel gegrond.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
De overig door [slachtoffer 2] gevorderde schade, acht de rechtbank niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zodat de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a (oud), 14b (oud), 14c, 14d, 36b, 36c, 36f, 57, 282, 285 (oud) en 300 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3. primair en subsidiair is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1., 2. en 4. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde:
- zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij de afdeling Reclassering van het Leger des Heils;
- ervoor zorgt dat hij gedurende de proeftijd bereikbaar is voor deze reclasseringsinstelling;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens genoemde reclasseringsinstelling, ook indien dit mocht inhouden het volgen van agressieregulatietrainingen.
Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de volgende inbeslaggenomen goederen:
- een hobbymes (961287)
- een moker (961289).
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
* Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [adres], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 1.146,90 (zegge: elfhonderdzesenveertig euro en negentig centen).
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen een som geld ten bedrage van ? 1.146,90 (zegge: elfhonderd-zesenveertig euro en negentig centen), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 22 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 1.146,90 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
* Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [adres], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 1.000,00 (zegge: duizend euro).
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen een som geld ten bedrage van ? 1.000,00 (zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 1.000,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
* Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende te [adres], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 1.000,00 (zegge: duizend euro).
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], te betalen een som geld ten bedrage van ? 1.000,00 (zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 1.000,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. B.J. de Jong en mr. G.C. Koelman, rechters, bijgestaan door mr. J.A. van Loo, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 april 2006.