ECLI:NL:RBLEE:2006:AV7280
Rechtbank Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.H. Severein
- B.J. de Jong
- M. Brinksma
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wegens schending van procesrechten en belangen van de verdachte
In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 28 maart 2006 uitspraak gedaan in een vordering na voorwaardelijke veroordeling. De verdachte, bijgestaan door advocaat mr. A.J. Boonstra, was betrokken bij een zaak waarin de inbeslagneming van zijn veestapel centraal stond. De rechtbank constateerde dat er geen duidelijke grond was voor de inbeslagneming van de veestapel op 6 januari 2005, en dat de afspraken die met de officier van justitie waren gemaakt niet waren nagekomen. Dit leidde tot ernstige schendingen van de procesrechten van de verdachte, waaronder het recht op een eerlijk proces zoals vastgelegd in artikel 6 van het EVRM.
De rechtbank oordeelde dat de verkoop van de veestapel aan een derde, voordat de dieren konden worden geïnspecteerd, de verdachte de mogelijkheid ontnam om tegenbewijs te leveren. Dit werd gezien als een schending van de algemene beginselen van een behoorlijke procesorde. De rechtbank stelde vast dat de belangen van de verdachte ernstig waren geschaad, niet alleen in termen van bewijspositie, maar ook in de continuïteit van zijn familiebedrijf en de affectieve waarde van de dieren.
Als gevolg van deze schendingen verklaarde de rechtbank het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging en wees het de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf af. De rechtbank baseerde haar beslissing op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht, en concludeerde dat de gang van zaken niet alleen de rechten van de verdachte had geschonden, maar ook de integriteit van het proces in gevaar had gebracht. De uitspraak benadrukt het belang van het waarborgen van procesrechten en de noodzaak voor het openbaar ministerie om zich aan gemaakte afspraken te houden.