ECLI:NL:RBLEE:2006:AV6359
Rechtbank Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de Raad voor de Kinderbescherming inzake proefcontacten en omgangsregeling
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Leeuwarden op 22 maart 2006, is de Raad voor de Kinderbescherming betrokken bij de beoordeling van proefcontacten tussen een moeder en haar kind. De rechtbank heeft eerder bepaald dat er vier proefcontacten moesten plaatsvinden, maar deze zijn niet gerealiseerd omdat de vader weigerde mee te werken. De Raad heeft aangegeven dat het uitvoeren van deze proefcontacten in strijd zou zijn met het belang van het kind, wat leidde tot de vraag of de Raad gedwongen kan worden om deze contacten uit te voeren. De vrouw, die de verzoekster is, heeft verzocht om de beschikking van 16 november 2005 te herhalen en om vaststelling van data voor de proefcontacten, zodat zij kan overgaan tot executie van het gijzelingsverlof indien de vader wederom niet meewerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat zowel de medewerking van de vader als die van de Raad noodzakelijk is voor het laten plaatsvinden van de proefcontacten. De Raad, als zelfstandig bestuursorgaan, heeft de bevoegdheid om te bepalen of het in het belang van het kind is om proefcontacten te organiseren. De rechtbank kan de afweging van de Raad slechts marginaal toetsen. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat er geen omgangsregeling tussen de vrouw en het kind kan worden vastgesteld totdat de Raad heeft beoordeeld of het belang van het kind niet in de weg staat aan de proefcontacten. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.