ECLI:NL:RBLEE:2006:AV6359

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
22 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
55922
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de Raad voor de Kinderbescherming inzake proefcontacten en omgangsregeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Leeuwarden op 22 maart 2006, is de Raad voor de Kinderbescherming betrokken bij de beoordeling van proefcontacten tussen een moeder en haar kind. De rechtbank heeft eerder bepaald dat er vier proefcontacten moesten plaatsvinden, maar deze zijn niet gerealiseerd omdat de vader weigerde mee te werken. De Raad heeft aangegeven dat het uitvoeren van deze proefcontacten in strijd zou zijn met het belang van het kind, wat leidde tot de vraag of de Raad gedwongen kan worden om deze contacten uit te voeren. De vrouw, die de verzoekster is, heeft verzocht om de beschikking van 16 november 2005 te herhalen en om vaststelling van data voor de proefcontacten, zodat zij kan overgaan tot executie van het gijzelingsverlof indien de vader wederom niet meewerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat zowel de medewerking van de vader als die van de Raad noodzakelijk is voor het laten plaatsvinden van de proefcontacten. De Raad, als zelfstandig bestuursorgaan, heeft de bevoegdheid om te bepalen of het in het belang van het kind is om proefcontacten te organiseren. De rechtbank kan de afweging van de Raad slechts marginaal toetsen. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat er geen omgangsregeling tussen de vrouw en het kind kan worden vastgesteld totdat de Raad heeft beoordeeld of het belang van het kind niet in de weg staat aan de proefcontacten. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
sector civiel recht
afdeling familierecht
Uitspraak: 22 maart 2006
Rekestnummer:02-2079
Zaaknummer: 55922
OMGANG
BESCHIKKING
van de rechtbank te Leeuwarden, enkelvoudige familiekamer, in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te Leeuwarden,
hierna ook te noemen de vrouw,
procureur mr. M.R. Rauwerda,
tegen
[verweerder],
wonende te Leeuwarden,
hierna ook te noemen de man,
procureur mr. B. Delhaye,
advocaat mr. R.J. Skála, kantoorhoudende te Haren.
PROCESGANG
Bij beschikking van deze rechtbank van 16 november 2005 is onder meer de behandeling vanm de zaak verwezen naar een nadere terechtzitting op de wijze als in die beschikking in het dictum is weergegeven.
Bij de stukken bevindt zich onder meer een schrijven van de raad voor de kinderbescherming te Leeuwarden van 9 februari 2006.
De brief van de Stichting Minderjarigen Noord Nederland van 6 februari 2006 is zonder tussenkomst van een procureur zaan de rechtbank gezonden, zodat van de inhoud daarvan geen kennis is genomen.
Behandeling vond plaats ter terechtzitting van 9 maart 2006.
RECHTSOVERWEGINGEN
Bij beschikking van 22 juni 2005 heeft de rechtbank bepaald dat er tenminste vier proefcontacten moesten plaatsvinden tussen de vrouw en [naam], onder begeleiding van de raad, op door de raad vast te stellen plaats en tijd en op een door de raad te bepalen duur. Deze proefcontacten hebben niet plaatsgevonden omdat - blijkens bericht van de raad - de man weigerde hieraan mee te werken. Vervolgens heeft de rechtbank bij beschikking van 16 november 2005 bepaald dat op dezelfde wijze proefcontacten dienden plaats te vinden en daaraan het verlof verbonden aan de vrouw om de beschikking ten uitvoer te leggen bij lijfsdwang. Ook na deze beschikking hebben geen proefcontacten plaatsgevonden. De raad heeft dienaangaande laten weten dat de man daaraan absoluut niet meewerkt, en heeft verder gesteld dat beide ouders de zaak op scherp zetten en met een bepaalde verbetenheid vasthouden aan eerder ingenomen standpunten. Van communicatie of vertrouwen tussen de ouders is in het geheel geen sprake. De raad heeft de indruk dat de ouders bezig zijn met een uitzichtloze zaak; zij laten een zeer negatieve conflictstijl zien, waarbij de strijd ten koste gaat van [naam]. Ter zitting heeft de raad doen weten niet te willen meewerken aan het uitvoeren van proefcontacten die naar het inzien van de raad tegen het belang van het kind ingaan, en dat dat zich in dit geval voordoet.
De vrouw heeft ter zitting verzocht - kort weergegeven - de inhoud van de beschikking van 16 november 2005 te herhalen onder vaststelling door de rechtbank van data en tijdstippen waarop de proefcontacten moeten plaatsvinden, opdat de vrouw tot daadwerkelijke executie van het gijzelingsverlof kan overgaan ingeval ook dan de proefcontacten door de man worden gefrustreerd. De vrouw ziet geen aanleiding om haar verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling - in het kader waarvan de proefcontacten moeten plaatsvinden - in te trekken alvorens duidelijk is geworden dat contacten tussen [naam] en haar tegen het belang van [naam] ingaan.
De rechtbank stelt vast dat voor het kunnen laten plaatsvinden van proefcontacten niet alleen de medewerking van de man nodig is maar ook die van de raad. Ten aanzien van de medewerking van de man kunnen dwangmiddelen worden opgelegd. Dit ligt naar het oordeel van de rechtbank anders ten aanzien van de medewerking van de raad.
Ingevolge artikel 1:238 lid 2 BW worden de taken van de raad bij wet bepaald. De wettelijke taak waar het in deze zaak om gaat volgt uit artikel 1:238 lid 3 BW en artikel 810 Rv.: de raad adviseert de rechter. Algemeen aanvaard is dat de raad in het kader van de advisering aan de rechter over omgangskwesties proefcontacten kan gebruiken als middel om tot een advies te kunnen komen. Het is echter aan de raad om te bepalen of zij het in het belang van de minderjarige acht om in dat kader van dat middel gebruik te maken. De afweging die de raad ertoe brengt om in het onderhavige geval te oordelen dat proefcontacten niet in het belang van [naam] zijn kan de rechtbank slechts - nu de raad een zelfstandig bestuursorgaan is - marginaal toetsen. Die toetsing brengt in het onderhavige geval mee dat het standpunt van de raad geëerbiedigd dient te worden.
Nu al eerder vastgesteld is dat een omgangsregeling tussen de vrouw en [naam] niet kan worden vastgesteld alvorens door middel van door de raad begeleide proefcontacten is beoordeeld of het belang van [naam] daaraan niet in de weg staat rest de rechtbank niet anders dan vast te stellen dat tussen de vrouw en [naam] geen omgangsregeling zal gelden.
BESLISSING
De rechtbank:
bepaalt dat tussen de vrouw en [naam] geen omgangsregeling zal gelden;
verklaart deze beschikking uit voerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. J.D.S.L. Bosch, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 22 maart 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
(cc: 107)
Van de einduitspraak in deze beschikking kan binnen 3 maanden hoger beroep worden inge-steld bij het gerechtshof te Leeuwarden. Indien u in deze procedure bent verschenen start deze termijn op de dag van de uitspraak. Als u niet in de procedure bent verschenen kan de termijn op een latere datum beginnen. Volgens de wet bent u verplicht om voor het instellen van hoger beroep een advocaat in te schakelen. In verband met de beperkte termijn dient u zo spoedig mogelijk contact met uw/een advocaat op te nemen!
De griffier.