ECLI:NL:RBLEE:2006:AV6118

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
7 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/1547
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid bezwaar tegen naheffingsaanslag omzetbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 7 maart 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigden, en de inspecteur van de Belastingdienst/Noord. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting, opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 30 juni 2002, ter hoogte van € 40.167,--, met daarbij een beschikking heffingsrente van € 3.790,-- en een boete van € 20.083,--. De inspecteur verklaarde het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk, omdat zij haar bezwaar niet tijdig had gemotiveerd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op meerdere momenten de gelegenheid heeft gekregen om haar bezwaar te motiveren, maar hier niet op tijd op heeft gereageerd. De rechtbank oordeelde dat het ingediende bezwaarschrift geen begin van een motivering bevatte en dat de termijn voor het indienen van een motivering als fatale termijn moet worden beschouwd. Eiseres heeft pas na het verstrijken van deze termijn haar bezwaar gemotiveerd, wat volgens de rechtbank niet tijdig was.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een tijdige motivering verhinderden. Daarom heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en de beslissing van de inspecteur om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren bevestigd. Eiseres kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden of beroep in cassatie bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht, belastingkamer
Registratienummer: AWB 05/1547
Uitspraakdatum: 7 maart 2006
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 26 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[X].,
gevestigd en kantoorhoudende te [Z], eiseres,
gemachtigde [gemachtigde 1] te [Q],
en
de inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Noord,
verweerder,
gemachtigden de heer Klein Langenhorst en de heer Van Wier.
Ontstaan en loop van het geding
1.1 Verweerder heeft aan eiseres onder nummer [0.F01.0] een naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 30 juni 2002 ten bedrage van € 40.167,-- , een beschikking heffingsrente ten bedrage van € 3.790,-- en een boete ten bedrage van € 20.083,-- opgelegd.
1.2 Na daartegen gemaakt bezwaar heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en ambtshalve de betwiste beschikkingen gehandhaafd.
1.3 Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
1.4 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 februari 2006 te Leeuwarden. Partijen zijn daar verschenen. Eiseres is verschenen bij haar gemachtigden [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2]. Namens verweerder zijn verschenen de heer Klein Langenhorst en de heer Van Wier.
1.5 De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.
De feiten
2.1 Op 24 februari 2005 heeft verweerder de onder 1.1 vermelde naheffingsaanslag met boete en heffingsrente opgelegd.
2.2 Op 12 mei 2004 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [gemachtigde 2] en de toenmalige gemachtigde van eiseres, [A], met [B] van de belastingdienst. Van dit gesprek is geen verslag opgemaakt.
2.3 Eiseres heeft in het pro-forma bezwaarschrift, dat door verweerder is ontvangen op
3 maart 2005, verzocht om uitstel tot motivering tot 19 mei 2005.
2.4 Bij brief van 16 maart 2005 is eiseres in de gelegenheid gesteld het bezwaar alsnog uiterlijk voor 13 april 2005 te motiveren. Daarbij is gewezen op de mogelijkheid tot
niet-ontvankelijkverklaring en de mogelijkheid gehoord te worden en stukken in te zien. Eiseres heeft niet gereageerd op deze brief.
2.5 Eiseres is bij brief van 18 mei 2005 alsnog in de gelegenheid gesteld het bezwaar uiterlijk voor 2 juni 2005 te motiveren. Daarbij is wederom gewezen op de mogelijkheid tot niet-ontvankelijkverklaring en de mogelijkheid gehoord te worden en stukken in te zien. Eiseres heeft (wederom) niet gereageerd op deze brief.
2.6 Bij brief van 12 juli 2005 is eiseres medegedeeld, dat nu van de gelegenheid tot het herstellen van het motiveringsverzuim geen gebruik is gemaakt, het bezwaar niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
2.7 Eiseres heeft haar bezwaar bij brief van 21 juli 2005 alsnog gemotiveerd.
2.8 Verweerder heeft eiseres bij brief van 28 juli 2005 medegedeeld dat de onder 2.7 genoemde brief wordt gezien als een verzoek om ambtshalve herziening van de onderhavige naheffingsaanslag.
2.9 De formele uitspraak op bezwaar is gedagtekend op 30 juli 2005.
2.10 Bij brief van 1 augustus 2005 is eiseres op de hoogte gesteld van de ambtshalve herziening.
2.11 De formele ambtshalve herziening is gedagtekend op 12 augustus 2005.
Het geschil
3.1 Naar de rechtbank begrijpt is primair in geschil het antwoord op de vraag of eiseres tijdig haar bezwaar tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 30 juni 2002 heeft gemotiveerd. Subsidiair is in geschil de vraag of de onderhavige naheffingsaanslag omzetbelasting terecht en voor het juiste bedrag is opgelegd. Meer subsidiair is in geschil de vraag of de onderhavige boete passen en geboden is.
3.2 Eiseres is primair van mening dat zij tijdig de onderhavige naheffingsaanslag omzetbelasting heeft gemotiveerd en subsidiair dat de zaak dient te worden terugverwezen naar verweerder zodat deze inhoudelijk en gemotiveerd een beslissing kan nemen op de door eiseres aangedragen argumenten en gronden. Eiseres heeft haar stelling met betrekking tot het horen in de bezwaarfase laten vallen.
3.3 Verweerder is primair van opvatting dat het beroep van eiseres ongegrond dient te worden verklaard. Subsidiair en meer subsidiair dat de onderhavige naheffingsaanslag en boete conform de ambtshalve beslissing van 12 augustus 2005, zoals beschreven in de brief van 1 augustus 2005 (zie bijlage 12 van het verweerschrift) dienen te worden verminderd.
3.4 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Beoordeling van het geschil
4.1 Ingevolge artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een bezwaarschrift niet-ontvankelijk worden verklaard, indien niet aan de voorwaarden van artikel 6:5 van de AWB wordt voldaan, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad om het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
4.2 De rechtbank is van oordeel dat het namens eiseres ingediende bezwaarschrift geen (begin van een) motivering bevat. De rechtbank overweegt dat verweerder overeenkomstig
§ 6.1.1. voorschift Awb bij brief van 16 maart 2005 eiseres in de gelegenheid is gesteld om haar bezwaar alsnog uiterlijk voor 13 april 2005 te motiveren. Daarbij is gewezen op de mogelijkheid tot niet-ontvankelijkverklaring en de mogelijkheid om gehoord te worden en de stukken in te zien. Voorts heeft verweerder, wederom overeenkomstig § 6.1.1 voorschrift Awb bij brief van 18 mei 2005 eiseres nogmaals in de gelegenheid gesteld om haar bezwaar, uiterlijk voor 2 juni 2005 te motiveren. In het hiervoor genoemde schijven is eveneens gewezen op de mogelijkheid tot niet-ontvankelijkheidverklaring en de mogelijkheid om gehoord te worden en stukken in te zien. Deze laatste termijn moet naar het oordeel van de rechtbank, gelijk de wettelijke bezwaartermijn, als een fatale termijn worden beschouwd. Eerst na het verstrijken van de laatstgenoemde termijn en na aankondiging van de uitspraak op bezwaar heeft eiseres haar bezwaar bij brief van 21 juli 2005 alsnog gemotiveerd. De motivering is na de door verweerder gestelde termijn ingediend en is derhalve niet tijdig.
4.3 Eiseres haar stelling dat tijdig is gemotiveerd nu zij haar bezwaar heeft gemotiveerd in haar schijven van 28 juli 2005, na de gronden van het bezwaar te hebben aangevuld en voordat de formele uitspraak door verweerder was gedaan, doet aan het voorgaande niet af, aangezien de voor motivering verleende termijn inmiddels was verstreken.
4.4 Nu gesteld noch gebleken is dat sprake was van bijzondere omstandigheden die een eerdere motivering verhinderden, heeft verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
4.5 De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. J.W. Keuning. De beslissing is op 7 maart 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. K. van der Leij, griffier.
Afschrift aangetekend
verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.