ECLI:NL:RBLEE:2006:AV5251

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
14 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
17/781261-05 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van belaging en veroordeling voor bedreiging en mishandeling

Op 14 maart 2006 heeft de Rechtbank Leeuwarden uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder belaging, bedreiging en mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die gedetineerd was, herhaaldelijk contact had gezocht met een woningbouwcorporatie over gebreken aan een door hem gekocht huis. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte dwingend en dreigend kon overkomen, er geen sprake was van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de medewerkers van de corporatie. Dit leidde tot de vrijspraak van de beschuldiging van belaging, aangezien de rechtbank van mening was dat de medewerkers in hun hoedanigheid als functionarissen werden aangesproken en de aard van de communicatie zakelijk was.

De rechtbank heeft de verdachte echter wel schuldig bevonden aan bedreiging van politieagenten en mishandeling. De bedreigingen waren ernstig van aard en betroffen expliciete uitspraken over geweld. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen, evenals de psychologische toestand van de verdachte, die lijdt aan een obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis. Ondanks de sombere prognose van de psycholoog, heeft de rechtbank besloten om geen bijzondere voorwaarden op te leggen bij de voorwaardelijke straf, omdat de verdachte al in therapie was en niet wilde meewerken aan reclassering.

Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 weken, met aftrek van de tijd die hij al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte onmiddellijk in vrijheid gesteld. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 14 maart 2006
Parketnummer: 17/781261-05.
Ter terechtzitting gevoegd parketnummer: 17/781137-05.
Ter berechting gevoegd parketnummer: 17/756077-06, 17/756288-05 en 17/781122-05.
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de ter terechtzitting gevoegde zaken van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in P.I. Noord - HvB De Blokhuispoort te Leeuwarden.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 9 maart 2006.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Boonstra, advocaat te Leeuwarden.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis zijn door de griffier gewaarmerkte fotokopieën van de dagvaardingen gehecht, waaruit de inhoud van de telasteleggingen geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telasteleggingen voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
PARTIËLE VRIJSPRAAK
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich schuldig gemaakt heeft aan belaging (artikel 285b van het wetboek van strafrecht). Zij overweegt hierbij dat slechts dan sprake is van een strafbaar feit als de dader inbreuk maakt op eens anders persoonlijke levenssfeer. De wetgever heeft ervoor gekozen het begrip "persoonlijke levenssfeer" niet nader te definiëren, maar de invulling ervan over te laten aan de rechter, zoals blijkt uit de memorie van toelichting bij het wetsontwerp dat heeft geleid tot vaststelling van artikel 285b van het wetboek van strafrecht (TK 1997-1998, 25678 nr. 5). In de onderhavige zaak heeft verdachte blijkens de bewijsmiddelen herhaaldelijk getelefoneerd met het kantoor van een woningbouwcorporatie, van welke instelling hij een huis had gekocht dat naar zijn oordeel gebreken vertoonde waarvoor de verkoper aansprakelijk was. Verdachte eiste dat hij zou worden doorverbonden met een medewerker van de woningbouwcorporatie aan wie hij zijn probleem kon voorleggen. Hoewel verdachte veelvuldig belde en zijn toon als dwingend of zelfs dreigend kan zijn ervaren, is geen sprake geweest van schending van de persoonlijke levenssfeer van een of meer van de in de telastelegging genoemde personen, allen werkzaam bij genoemde corporatie. De rechtbank baseert haar oordeel op drie argumenten. In de eerste plaats is de woningbouwcorporatie door haar aard een instelling die openstaat voor de buitenwereld en daarom de mogelijkheid biedt, met haar telefonisch contact op te nemen. Er is dus geen sprake van een privé-domein. In de tweede plaats werden de aangevers niet als privé-personen, maar als functionarissen in hun hoedanigheid van medewerker van de corporatie aangesproken. In de derde plaats hadden de telefoontjes van verdachte een zakelijke achtergrond, die gerelateerd was aan de taak of rechtspositie van de corporatie. Hier doet zich dus niet voor de situatie waarin de slachtoffers redelijkerwijs aanspraak konden maken op (een zekere mate van) privacy, het criterium dat de memorie van toelichting noemt.
De verdachte zal derhalve van het in de zaak met parketnummer 17/781261-05, onder 2. en van het in de zaak met parketnummer 17/781137-05 onder 4. telastegelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet bewezen acht.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 17/781261-05, onder 1., 3., 4. en 5. en het in de zaak met parketnummer 17/781137-05, onder 1. en 2. telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 17/781261-05:
1.
hij op 10 november 2005, te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, [slachtoffer 1] (agent van politie) en [slachtoffer 2] (brigadier van politie) en andere opsporings-ambtenaren heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en andere opsporings-ambtenaren via de meldkamer van politie Friesland dreigend toegevoegd :"Ze gaan nu van mijn erf af anders ga ik met een wapen schieten" en "Ik ben in het bezit van een wapen" en "Als ze de deur openbreken maak ik ze af";
3.
hij op 18 november 2005, in Nederland, meermalen, brigadier van politie [slachtoffer 2] (al dan niet door tussenkomst van een collega van die [slachtoffer 2]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk telefonisch voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Als ze mijn huis afpakken dan beloof ik echt dat ik ze allemaal afmaak, met jou daarbij" en "Zeg maar tegen die [slachtoffer 2] dat hij er mee op moet houden met mij tegen mijn familie op te stoken, anders snij ik hem persoonlijk de strot door";
4.
hij op 29 juni 2005, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, opzettelijk en wederrechtelijk een cel van het politiebureau, toebehorende aan de Divisie Algemene Ondersteuning van de regiopolitie Fryslan, heeft beschadigd;
5.
(parketnummer 17/756077-06)
hij op 5 januari 2006, te Groningen, in de gemeente Groningen, op verschillende tijdstippen een persoon genaamd [slachtoffer 3] (al dan niet door tussenkomst van een collega van haar) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] telefonisch dreigend de woorden toegevoegd: "morgen kom ik langs en dan wordt het een bloedbad en de gevolgen zijn voor jullie" en -zakelijk weergegeven- dat hij langs zou komen en dan haar (doelend op die [slachtoffer 3]) wel wist de vinden;
Parketnummer 17/781137-05:
1.
(parketnummer 17-781137-05)
hij op 8 juni 2005, te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4]), in haar gezicht heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
2.
(parketnummer 17-756288-05)
hij op 28 juni 2005, te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 5] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 5] dreigend de woorden
toegevoegd :"Ik breek je beide benen" en "Ik breek jou de poten".
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op de misdrijven:
in de zaak met parketnummer: 17/781261-05
1. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
3. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
4. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
5. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
in de zaak met parketnummer: 17/781137-05
1. Mishandeling.
2. Bedreiging met zware mishandeling.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het psychologisch rapport van [naam psycholoog];
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het in de zaak met parketnummer 17/781261-05 onder 1., 2., 3., 4. en 5. en in de zaak met parketnummer 17/781137-05 onder 1., 2., en 4.. telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met oplegging van verplicht reclasseringscontact, alsmede het verbod voor [verdachte] om contact op te nemen met de woningbouwvereniging [naam] en/of haar medewerkers;
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier gevallen van bedreiging, één geval van mishandeling en aan beschadiging van een politiecel waarin hij was opgesloten. Alle delicten hebben dezelfde achtergrond: verdachte, die werkzaam is geweest als onderhoudsmonteur bij een woningbouwcorporatie, is in conflict geraakt met zijn werkgever vanwege een verschil van mening over de uitvoering van zijn werkzaamheden en omdat hij een huis van zijn werkgever heeft gekocht dat naar zijn mening gebreken vertoonde waarvoor de verkoper aansprakelijk is. Over verdachte is een uitvoerig psychologisch rapport uitgebracht door [naam psycholoog]. Deze stelt bij verdachte een ziekelijke storing van de geestvermogens vast in de vorm van een obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis. De prognose is somber, aldus de rapporteur, als er niet een psychotherapeutisch ingrijpen volgt. De rapporteur concludeert dat het telastegelegde slechts in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. Tot zover deelt de rechtbank de opvattingen van de rapporteur en maakt die tot de hare. Anders dan door [naam psycholoog] geadviseerd en door de officier van justitie gevorderd ziet de rechtbank evenwel geen heil in het opleggen van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf, inhoudende dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dit behandeling door een psychiater zou inhouden. De rechtbank heeft hiervoor twee argumenten. In de eerste plaats heeft de reclassering niet over verdachte kunnen rapporteren, omdat deze niet wenste mee te werken. Een opgelegd reclasseringscontact heeft daarom weinig tot geen kans van slagen. In de tweede plaats heeft verdachte al contact met een psycholoog van de GGZ, met wie hij therapeutische gesprekken voert. Verdachte hecht volgens eigen zeggen grote waarde aan deze contacten en wil ze graag voortzetten. Onder de gegeven omstandigheden lijkt deze vrijwillige therapie kansrijker. Nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van de twee gevallen van belaging, zal zij een aanzienlijk kortere vrijheidsstraf opleggen dan gevorderd, welke straf is gerelateerd aan de landelijke oriëntatiepunten. De bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen niet het opleggen van een contactverbod met medewerkers van de woningbouwcorporatie, zoals door de officier van justitie gevorderd, nu dit verbod voornamelijk geïnspireerd lijkt te zijn door de telastegelegde belaging, waarvan verdachte wordt vrijgesproken.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57, 285 (oud), 350 en 300 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 17/781261-05, onder 2. en in de zaak met parketnummer 17/781137-05 onder 4. is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 17/781261-05 onder 1., 3., 4. en 5. en in de zaak met parketnummer 17/781137-05, onder 1. en 2. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 12 weken.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Severein, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. H.R. Bax, rechters, bijgestaan door H. Pool, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 maart 2006. Mr. Bax is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.