ECLI:NL:RBLEE:2006:AV4180

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
28 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
173072 / CV EXPL 05-2979
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.H. Varekamp-Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde van rechtswege van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en de verplichting tot het aanbieden van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd

In deze zaak, uitgesproken door de kantonrechter G.H. Varekamp-Vos op 28 februari 2006, stond de vraag centraal of de werkgever, Bouwradius, verplicht was om de arbeidsovereenkomst van de eiseres, een Belgische opleidingsadviseur, om te zetten naar een onbepaalde tijd contract na afloop van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De eiseres had in haar vordering gesteld dat zij op basis van gewekte verwachtingen recht had op een vast dienstverband. De arbeidsovereenkomst was aangegaan voor de duur van één jaar, met de mogelijkheid van omzetting naar een onbepaalde tijd contract bij goed functioneren.

De kantonrechter oordeelde dat er geen verplichting bestond voor de werkgever om de arbeidsovereenkomst om te zetten. De rechter stelde vast dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege plaatsvond, zonder dat opzegging vereist was. De rechter wees erop dat er geen zodanige omstandigheden waren die Bouwradius in redelijkheid zouden hebben verboden om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. De kantonrechter concludeerde dat de mededelingen van de leidinggevende van de eiseres niet als harde toezeggingen konden worden beschouwd en dat de signalen vanuit de klantenkring van Bouwradius wezen op een mismatch tussen de eiseres en de organisatie.

De vordering van de eiseres werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de kosten van de procedure. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en verwachtingen in arbeidsovereenkomsten, vooral bij contracten voor bepaalde tijd.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 173072 \ CV EXPL 05-2979
vonnis van de kantonrechter d.d. 28 februari 2006
inzake
[eiseres],
hierna te noemen: [eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: Mr. Y.K. van Dijk,
tegen
De stichting Stichting Bouwradius Landelijk Orgaan Beroepsonderwijs,
hierna te noemen: Bouwradius,
gevestigd te Zoetermeer,
gedaagde,
gemachtigde: Venema & Noppe Gerechtsdeurwaarders.
Procesverloop
1. Hiervoor wordt verwezen naar hetgeen in het incidenteel vonnis van 30 augustus 2005 is overwogen.
Daarin werd in de hoofdzaak een comparitie van partijen bepaald, welke op 27 oktober 2005 in het bijzijn van partijen en hun gemachtigden heeft plaatsgevonden. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt, dat aan partijen werd gezonden.
Na repliek (met 3 producties), dupliek en een akte zijdens [eiseres] is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
Motivering
2. De vaststaande feiten
2.1. [eiseres], van oorsprong Belgische, is met ingang van 1 maart 2004 voor de duur van één jaar als opleidingsadviseur voor het werkgebied Friesland bij Bouwradius in dienst getreden. Het salaris bedroeg bruto € 2.964,- per maand te vermeerderen met 8 % vakantiegeld en verdere emolumenten. Op deze arbeidsovereenkomst was de CAO voor Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven -ook wel CAO LOB genoemd- van toepassing. Wat de bepaalde duur van de arbeidsovereenkomst betreft was het navolgende overeengekomen:
“De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd met uitzicht op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 4.1.3.(CAO, ktr) en gaat in op 1 maart 2004 en eindigt van rechtswege, zonder dat opzegging vereist is na verloop van één jaar.”
De omschrijving van de bepaalde duur komt letterlijk overeen met de tekst in de CAO.
Eén van de arbeidsvoorwaarden was ook dat [eiseres] gedurende het eerste jaar een huurauto ter beschikking zou krijgen, waarna zij in aanmerking zou komen voor een lease-auto.
2.2. Bouwradius houdt zich (onder meer) bezig met de ontwikkeling en verzorging van allerhande (praktijk)cursussen voor de bouwwereld. Als opleidingsadviseur diende [eiseres] onder andere contacten te onderhouden met de -bij Bouwradius aangesloten- bouwbedrijven in Friesland. Haar taak was onder meer om opleidingsplannen aan te bieden, voor de opleidingswens binnen een bedrijf een passende oplossing te geven en meer in het algemeen om de opleidingsbehoeften te peilen en eventuele nieuwe ontwikkelingen te entameren.
2.3. Op 13 juni 2004 heeft een functioneringsgesprek met [eiseres] plaatsgevonden. Het beoordelingsformulier werd op 7 december 2004 ondertekend. De beoordeling resulteerde in een “level 3 – score” op een schaal van vijf met her en der een opmerking ten aanzien van bv. de indeling/planning van het werk en het effectief leiderschap dat nog moest groeien, het advies om gebuik te maken van de ervaring en tips van haar oudere collega’s etcetera. [eiseres] werd meegedeeld dat haar leidinggevende, [x], veel van haar verwachtte. Ten aanzien van de vraag op welke gebieden het functioneren van [eiseres] bijzondere aandacht verdiende werd opgemerkt:
“Eerst “gewoon” dan “kunstjes”
- Coach aanstellen
- administratie bijstellen”
2.4. Op aangeven van Bouwradius meldde de leasemaatschappij zich bij email van 13 december 2004 bij [eiseres] met informatie omtrent de keuze van een lease-auto.
2.5. Naar aanleiding van fusieperikelen rondom Bouwradius heeft [eiseres] bij [x] geïnformeerd naar haar positie in deze situatie. [x] heeft bij email van 23 september 2004 daarover het navolgende aan haar bericht:
“Bij goed functioneren, wordt jouw contract gewoon omgezet naar een contract voor onbepaalde tijd. Punt.
Dit was en is de afspraak die we hebben gemaakt bij de start van je dienstverband bij Bouwradius. Zo als het er nu naar uit ziet wordt jouw contract omgezet naar onbepaalde tijd en moet je je geen zorgen maken.”
2.6. Er heeft eind januari 2005 nog een voortgangsgesprek plaatsgevonden. Tijdens een
gesprek op 9 februari 2005 is aan [eiseres] meegedeeld dat haar dienstverband na 28 februari 2005 niet zou worden omgezet in een vast dienstverband. Dit is in een email van 11 februari 2005 binnen Bouwradius bekend gemaakt.
Op 23 februari 2005 heeft Bouwradius als reden voor de beëindiging onder meer opgegeven dat haar vanuit de klanten is gebleken dat [eiseres]
- relationeel sterker is met mensen van haar eigen niveau
- niet past bij de aannemers/aannemerij in Friesland
- onvoldoende aansluit bij de taal en cultuur van de klanten van Bouwradius
- als opleidingsadviseur bij Bouwradius minder geschikt is.
2.7. [eiseres] heeft het besluit niet geaccepteerd en heeft daartegen bewaar gemaakt.
Ondanks pogingen daartoe zijn partijen er niet in geslaagd in der minne tot een oplossing van hun geschil te komen.
3. De standpunten van partijen
3.1. [eiseres] baseert haar vordering op de stelling dat zij er in de gegeven omstandigheden in redelijkheid van mocht uitgaan dat haar arbeidsovereenkomst met ingang van
1 maart 2005 zou worden omgezet in een vast contract.
Zij wijst daarbij op het feit dat
- in de arbeidsovereenkomst al is vermeld dat zij vanaf 1 maart 2005 recht heeft op een lease-auto
- [x] in zijn email van 23 september 2004 duidelijk is over de omzetting in een vast dienstverband vanaf 1 maart 2005
- de functionerings- en beoordelingsgesprekken positief waren en er nooit in werd gezinspeeld op een mogelijke beëindiging van de arbeidsrelatie na één jaar
- zij steeds goed heeft gefunctioneerd en haar van klachten van klanten niets bekend is.
Voorts verwijst [eiseres] naar de inhoud van artikel 4.3.1. van de CAO en dan met name naar de passage waarin de mogelijkheid wordt gegeven dat een dienstverband voor bepaalde tijd op verzoek van de werknemer kan worden verlengd.
3.2. Bouwradius heeft de vordering uitdrukkelijk en gemotiveerd betwist en heeft er daarbij onder meer op gewezen dat het hier niet om een opzegging van een arbeidsovereenkomst gaat, maar om de beëindiging van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
Bouwradius erkent dat men binnen de organisatie aanvankelijk tevreden was over het functioneren van [eiseres] en wel mogelijkheden in haar zag, hoewel er -anders dan [eiseres] doet voorkomen- ook wel punten van kritiek waren.
Tegen het einde van het eerste jaar -in januari 2005- bereikten Bouwradius echter vanuit haar klantenkring geluiden waaruit moest worden opgemaakt, dat de communicatie tussen [eiseres] en hen niet goed liep. Qua belevingswereld en cultuur paste [eiseres] niet in de klantenkring van Bouwradius. De plannen en ideeën van [eiseres] sloten niet aan bij de (praktijk)wensen van de aannemers.
Dit heeft de regiomanager [y] doen besluiten om het tijdelijke dienstverband niet in een vast contract om te zetten.
Van omstandigheden op grond waarvan het Bouwradius in redelijkheid niet zou zijn toegestaan om de arbeidsrelatie met [eiseres] te beëindigen is nooit sprake geweest. De voorbeelden die [eiseres] noemt zijn niet als “harde” toezeggingen op te vatten.
4. De beoordeling
4.1. Vooropgesteld wordt dat het hier niet gaat om een opzegging of een ontbinding van een dienstverband voor onbepaalde tijd.
Het gaat hier om een dienstverband voor bepaalde tijd, dat van rechtswege, derhalve zonder dat opzegging is vereist, eindigt.
4.2. De vraag is nu of -zoals [eiseres] meent- Bouwradius verplicht was om [eiseres] na ommekomst van het eerste arbeidscontract een overeenkomst voor onbepaalde tijd aan te bieden, omdat daartoe bij haar bepaalde verwachtingen zouden zijn gewekt.
4.3. Deze vraag moet ontkennend worden beantwoord.
Ten eerste bestaat er in zijn algemeenheid geen verplichting ten laste van de werkgever om een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd om te zetten in een vast dienstverband.
Ten tweede is er in deze casus geen sprake van zodanige omstandigheden -zoals bijvoorbeeld toezeggingen- die tot gevolg hebben dat Bouwradius na ommekomst van de bepaalde duur in redelijkheid niet tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst had kunnen komen.
4.4. Ook de tekst van artikel 4.3.1. lid 1 CAO kan tot inwilliging van de vordering leiden.
Allereerst doet het daarin beschreven geval zich ten deze sowieso al niet voor, aangezien niet gesteld of gebleken is dat [eiseres] om een dergelijke herkansing heeft gevraagd, de situatie waarvan in de tekst wordt uitgegaan.
Maar al was dat anders dan nog kan deze bepaling [eiseres] niet helpen.
Immers, nog afgezien van het feit dat hierin allerminst een verplichting van de werkgever valt te lezen om de werknemer op zijn/haar verzoek na het einde van het dienstverband voor bepaalde tijd een herkansing te geven, betekent de bepaling ook overigens niet dat Bouwradius -door geen herkansing te geven- jegens [eiseres] onzorgvuldig of niet als goed werkgeefster jegens [eiseres] heeft gehandeld.
4.5. Voorts meent de kantonrechter dat een herkansing in deze niet echt zinvol zou zijn
geweest, aangezien het -naar zij de grondslag voor de beslissing van Bouwradius begrijpt- niet zozeer ging om vaardigheden die [eiseres] zich zou kunnen aanleren c.q. eigen maken, maar om een cultuurverschil tussen haar en de klanten, die een optimale uitoefening van de functie belemmerde.
Anders gezegd:
Binnen de aannemerswereld van Noord-Oost Friesland was [eiseres] met haar zuidelijke achtergrond niet de juiste mens op de juiste plaats.
Aangezien de contacten intern, met collega’s en leidinggevenden, prima verliepen, heeft het even geduurd alvorens Bouwradius deze signalen opving. In een dergelijke situatie is het het beste om afscheid van elkaar te nemen.
Voor een geval als dit is de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd het geëigende middel.
4.6. Voorts overweegt de kantonrechter nog het navolgende:
- De mededeling van [x] dat “bij goed functioneren” een vast contract zal worden aangeboden, is niet als een toezegging in de door [eiseres] bedoelde zin te beschouwen en moet overigens -gezien de vraagstelling van [eiseres]- worden gelezen in het licht van de toen kennelijk bestaande “fusieperikelen”.
- Het feit dat in de arbeidsovereenkomst reeds wordt aangegeven dat bij totstandkoming van een vast contract recht op een lease-auto ontstaat, biedt geen enkele ondersteuning aan de stellingen van [eiseres]. In ieder geval kan daaruit niet worden opgemaakt dat de omzetting naar een vast contract een vaststaand gegeven was. Dit geldt overigens ook niet voor (het is maar een voorbeeld) de aanspraken die [eiseres] op een ABP-pensioenverzekering kon laten gelden.
- De enkele omstandigheid dat er binnen Bouwradius kennelijk vanuit is gegaan dat een vast contract tot de mogelijkheden zou behoren en dat [eiseres] een goede aanvulling zou zijn binnen de groep van opleidingsadviseurs, betekent beslist niet dat zij na ontvangst van diverse signalen “uit het veld” niet van de dwalingen haars weegs kon terugkomen.
4.7. Al het vorenstaande betekent dat de vordering van [eiseres] zal worden afgewezen.
4.8. [eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering van [eiseres] af;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Bouwradius begroot op € 675,- wegens salaris;
Aldus gewezen door mr. G.H. Varekamp-Vos, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 februari 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 128