RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht
[A], wonende te [B] (Ameland), eiser,
het college van burgemeester en wethouders van Ameland, verweerder.
Op 7 juni 2005 heeft verweerder een beslissing op bezwaar genomen betreffende de toepassing van de Woningwet en de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Bij brief van 8 juli 2005 heeft verweerder eiser hiervan mededeling gedaan.
Tegen dit besluit is namens eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
Op 15 december 2004 heeft verweerder, onder gelijktijdige verlening van vrijstelling op grond van art. 19 lid 2 WRO, aan eiser een bouwvergunning verleend voor het oprichten van een (schapen-)schuur aan het [adres] te [B] (kadastraal gemeente Ballum, sectie H nr. 64).
Tegen dit besluit zijn bezwaarschriften ingediend. Tevens is de voorzieningenrechter gevraagd om de bouwvergunning op grond van art. 8:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij wege van voorlopige voorziening te schorsen.
In zijn uitspraak van 3 januari 2005 (LJN: AT6235) heeft de voorzieningenrechter het besluit van verweerder van 15 december 2004 geschorst.
Op 23 maart 2005 heeft de adviescommissie bezwaarschriften gemeente Ameland geadviseerd om de tegen het besluit van 15 december 2004 ingediende bezwaarschriften gegrond te verklaren.
Gedeeltelijk conform het advies van voormelde commissie heeft verweerder op 7 juni 2005 besloten om de tegen het besluit van 15 december 2004 ingediende bezwaarschriften:
"1. gedeeltelijk gegrond te verklaren;
2. formeel gedeeltelijk gegrond en materieel ongegrond te verklaren;
3. het resterende ongegrond te verklaren;
4. de bouwvergunning aan te houden;
5. vrijstelling van het geldend bestemmingsplan te weigeren en
6. de bezwaarden (...) in aanmerking te laten komen voor een vergoeding van € 322,- in verband met beroepsmatig verleende bijstand."
De rechtbank overweegt als volgt.
Art. 7:11 Awb schrijft voor dat indien het bezwaar ontvankelijk is, op de grondslag daarvan een heroverweging van het primaire besluit plaatsvindt. Voor zover deze heroverweging daartoe aanleiding geeft, herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit.
Uit deze bepaling vloeit voort dat indien het bestuursorgaan na heroverweging tot de conclusie komt dat het aangevochten besluit niet in stand kan blijven, dit orgaan niet kan volstaan met (gedeeltelijke) gegrondverklaring van het bezwaarschrift. In dat geval dient, behoudens het zich hier niet voordoende geval waarin de enkele herroeping van dat besluit voldoende is, voor het onjuist bevonden besluit een nieuw besluit in de plaats te worden gesteld. De rechtbank stelt vast dat hieraan in het onderhavige geval niet is voldaan. Verweerder heeft immers volstaan met het aanhouden van de nieuwe beslissing omtrent de bouwaanvraag. Er is echter eerst sprake van een voltooide heroverweging als bedoeld in art. 7:11 Awb wanneer ook ten aanzien van de bouwvergunning is besloten om deze hetzij te verlenen, hetzij te weigeren.
Omdat verweerder bij het besluit van 7 juni 2005 heeft volstaan met een gedeeltelijke gegrondverklaring van de bezwaren zonder dit gepaard te doen gaan van een nader voor beroep bij de rechtbank vatbaar inhoudelijk besluit, is gehandeld in strijd met art. 7:11 Awb. Gelet hierop is voortzetting van het onderzoek niet nodig. De rechtbank sluit het onderzoek en doet uitspraak met toepassing van art. 8:54 Awb. Het beroep is kennelijk gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd.
Op grond van art. 8:74 lid 1 Awb dient de gemeente Ameland het griffierecht van € 138,00 aan eiser te vergoeden.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling aangezien van dergelijke kosten aan de zijde van eiser niet is gebleken.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit op bezwaar van 7 juni 2005;
- bepaalt dat de gemeente Ameland het griffierecht van € 138,00 aan eiser vergoedt.
Aldus gegeven door mr. C.H. de Groot, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2006 in tegenwoordigheid van mr. F.P. Dillingh als griffier.
w.g. F.P. Dillingh
w.g. C.H. de Groot
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden het rechtsmiddel verzet open. Indien u daarvan gebruik wenst te maken, moet u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een verzetschrift zenden aan:
Rechtbank Leeuwarden
Sector Bestuursrecht
Postbus 1702
8901 CA Leeuwarden
In het verzetschrift vermeldt u dan waarom u de uitspraak niet juist vindt. U kunt daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
Afschrift verzonden op: 6 maart 2006