ECLI:NL:RBLEE:2006:AV2980

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
24 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/404
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingheffing op schadevergoeding voor gederfde winst na aanrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 24 februari 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en verweerder, de inspecteur van de Belastingdienst/Noord, over de belastingheffing op een schadevergoeding die eiser heeft ontvangen van Interpolis na een aanrijding. Eiser ontving een schade-uitkering van € 150.000, die verweerder aanmerkte als belaste vergoeding voor gederfde en te derven winst uit zijn onderneming. Eiser betoogde dat de schadevergoeding een onbelaste vergoeding betrof voor blijvend verlies aan arbeidsvermogen.

De rechtbank oordeelde dat de schadevergoeding, die was gebaseerd op de winst van de onderneming in 1998 en een looptijd van 10 jaar, duidde op een vergoeding voor gederfde winst. Eiser had onvoldoende feiten aangevoerd om aan te tonen dat de schadevergoeding niet gerelateerd was aan zijn onderneming. De rechtbank concludeerde dat de schadevergoeding als winst uit onderneming moest worden aangemerkt, en verklaarde het beroep van eiser ongegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van het verband tussen de schadevergoeding en de onderneming van de eiser, en hoe dit van invloed is op de belastingheffing. De rechtbank wees erop dat eiser niet in staat was om het vermoeden van de Belastingdienst te ontzenuwen dat de schadevergoeding verband hield met gederfde winst, en dat de medische stukken die eiser had willen aanvoeren niet waren overgelegd. De rechtbank besloot dat de schadevergoeding van € 150.000 als belastbaar inkomen moest worden aangemerkt, en dat er geen proceskostenveroordeling werd uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht, belastingkamer
Registratienummer: AWB 05/404
Uitspraakdatum: 24 februari 2006
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 26 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[X],
wonende te [Z], eiser,
gemachtigde [gemachtigde] te [Q],
en
de inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Noord,
verweerder,
gemachtigde G.J. Blaauw.
Ontstaan en loop van het geding
1.1 Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2001 een navorderingsaanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 79.373,-- en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 966,--.
1.2 Na daartegen gemaakt bezwaar heeft verweerder bij de uitspraak op bezwaar de navorderingsaanslag gehandhaafd. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
1.3 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2005 te Leeuwarden. Partijen zijn daar verschenen.
1.4 Eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan verweerder. De rechtbank rekent deze pleitnota tot de stukken van het geding.
De feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast:
2.1 Eiser, geboren op [geboortedatum] en gehuwd, dreef vanaf 19 juni 1997 een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. De onderneming betrof een handel in gebruikte auto's. Tot 19 juni 1997 ontvingen eiser en zijn echtgenote een bijstandsuitkering.
2.2 De winst uit de onder punt 2.1 bedoelde onderneming bedroeg voor het jaar 1997
ƒ 19.675,--. Voor het jaar 1998 bedroeg deze winst ƒ 54.464,--. Daarna werd er geen positief winstsaldo meer gemaakt. Inmiddels is de onderneming gestaakt.
2.3 Op 4 november 1998 raakte eiser als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een aanrijding te Groningen. De automobilist die de aanrijding veroorzaakte, was tegen de gevolgen daarvan verzekerd bij N.V. Interpolis Schade te Tilburg (Interpolis). Interpolis heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van de aanrijding voor en namens haar verzekerde volledig erkend.
2.4 Als gevolg van de aanrijding liep eiser letsel op bestaande uit een zogenaamd post-whiplashsyndroom. Hierdoor is eiser voor 80% tot 100% afgekeurd.
2.5 Eiser heeft ter zake van het risico van arbeidsongeschiktheid een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten. Op grond van deze verzekering werden met inachtneming van een wachttermijn van 90 dagen gedurende een periode van twee jaren uitkeringen aan eiser verstrekt op basis van 100% arbeidsongeschiktheid.
2.6 Vanaf 1999 geniet eiser op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) een uitkering, gebaseerd op 80-100% arbeidsongeschiktheid.
2.7 Eiser heeft ter zake van de door hem geleden schade als gevolg van de aanrijding van Interpolis op of omstreeks onderstaande data de volgende voorschotten ontvangen:
- 11 december 1998 ƒ 4.500,--;
- 9 maart 1999 ƒ 8.500,--;
- 1 oktober 2001 ƒ 5.000,--.
2.8 Op 30 november 2001 zijn eiser en Interpolis een vaststellingsovereenkomst aangegaan. Onder punt 1 van deze - tot de gedingstukken behorende - vaststellingsovereenkomst staat het volgende vermeld:
"Interpolis zal aan [X] op de door hem hierna onder punt 5 aan te geven wijze na retournering van deze ondertekende overeenkomst betalen als lump sum een bedrag van
ƒ 168.000 (zegge: éénhonderdachtenzestigduizend gulden), waarvan reeds is betaald als voorschot een bedrag van ƒ 18.000 (zegge: achttienduizend gulden), zodat thans nog resteert te betalen een bedrag van ƒ 150.000 (zegge: éénhonderdvijftigduizend gulden), als vergoeding van de door [X] geleden en/of nog te lijden materiële en immateriële schade alsmede schade ten gevolge van verminderd vermogen tot het presteren van arbeid ten gevolge van het onderwerpelijk ongeval.".
Interpolis heeft zich hierbij garant gesteld voor de eventueel over het bedrag van ƒ 150.000,-- verschuldigde IB/PVV.
2.9 Bij de bepaling van het onder punt 2.8 bedoelde resterende bedrag van ƒ 150.000,-- is aanknoping gezocht bij de jaarstukken van eisers onderneming over de jaren 1997 en 1998. Met name is daarbij de winst over het boekjaar 1998 als uitgangspunt genomen. In het tot de gedingstukken behorende door Interpolis opgemaakt expertiserapport (bijlage 4 van het verweerschrift) staat de volgende berekening weergegeven:
Winst voor belasting ƒ 50.000,-- netto x 65% ƒ 32.500,--
WAZ uitkering ƒ 14.187,--
Per jaar te kort ƒ 18.000,--
Uitgaan van een looptijd van 10 jaar resulteert dat in de factor 8.3 = ƒ 149.400,--
Afgerond (slotbetaling) ƒ 150.000,--
2.10 In het onder punt 2.9 bedoelde expertiserapport staat onder het kopje Afspraken onder meer het volgende:
"Wanneer [X] zich niet in dit voorstel kan vinden vervalt uiteraard dit aanbod en zal hij zich moeten onderwerpen aan een training a la RAC met een stringente begeleiding van een arbeidsdeskundige ([A]) om op die manier de restcapaciteit te gelde te maken en zal de schade concreet worden berekend.".
2.11 Op 6 december 2001 heeft eiser conform de onder punt 2.8 bedoelde vaststellingsovereenkomst van Interpolis een bedrag van ƒ 150.000,-- ontvangen.
2.12 Eiser heeft in zijn aangiften IB/PVV voor de jaren 1998 tot met 2001 ten aanzien van de van Interpolis ontvangen bedragen niets aangegeven.
2.13 Tijdens een in 2003 door verweerder bij eiser ingesteld boekenonderzoek kwam naar voren dat eiser van Interpolis schadevergoedingen heeft ontvangen van in totaal een bedrag van ƒ 168.000,--. Van dit bedrag heeft verweerder een bedrag van ƒ 18.000,-- (zijnde de voorschotten) onbelast gelaten.
2.14 Van het door eiser van Interpolis totaal ontvangen bedrag van ƒ 168.000,-- heeft verweerder een bedrag van ƒ 150.000,-- aangemerkt als een belaste vergoeding voor gederfde en te derven winst uit onderneming. De hierover bij de (primitieve) aanslag niet geheven IB/PVV heeft verweerder vervolgens nagevorderd bij de onderhavige navorderingsaanslag.
Het geschil
3.1 In geschil is of de aan eiser door Interpolis gedane schade-uitkering voor een bedrag van f 150.000 ziet op een onbelaste vergoeding voor het blijvend verlies aan arbeidsvermogen, zoals door eiser wordt bepleit of ziet op een belaste vergoeding van gederfde en/of te derven winst, zoals door verweerder wordt verdedigd.
3.2 Eiser is van mening dat naar bedoeling van partijen er sprake is van vergoeding voor blijvend arbeidsvermogen en er in dit verband geen zakelijk verband bestaat met de onderneming van eiser. Hierbij is niet van doorslaggevend belang dat voor de bepaling van de omvang van de schade-uitkering is aangesloten bij het boekhoudrapport over 1998 van de onderneming van eiser en de door eiser in dat jaar genoten WAZ-uitkering.
3.3 Verweerder is van opvatting dat door aansluiting te zoeken bij het boekhoudrapport van 1998 en de bedoelde WAZ-uitkering, eiser en Interpolis de bedoeling hebben gehad een vergoeding overeen te komen voor gederfde of te derven winst. Door bij de bepaling van de omvang van de vergoeding uit te gaan van een periode van 10 jaar, is er sprake is van een tijdelijk verlies aan arbeidsvermogen.
3.4 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
3.5 Eiser concludeert tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar. Verweerder concludeert tot bevestiging van het bezwaarschrift.
Beoordeling van het geschil
4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 is winst het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen uit een onderneming. Uitgangspunt bij de beantwoording van de vraag of een door een ondernemer ontvangen schadevergoeding wegens opgetreden letsel door een ongeval tot zijn belastbaar inkomen moet worden gerekend, is of die schadever-goeding al dan niet is genoten ter vervanging van gederfde en/of te derven winst van de onderneming. Daarbij vormt een blijvend verlies aan arbeidsvermogen er een indicatie voor dat de vergoeding strekt tot compensatie van verlies aan arbeidsvermogen van de ondernemer als persoon, terwijl een tijdelijk verlies aan arbeidsvermogen er een aanwijzing voor vormt dat sprake is van een vergoeding die strekt tot vervanging van gederfde en/of te derven winst uit onderneming.
4.2 Tussen partijen staat vast dat van de totale verzekeringsuitkering (f 168.000) het uitgekeerde voorschot van f 18.000 onbelast is. In geschil is dus of het bedrag van f 150.000 al dan niet tot de winst moet worden gerekend.
4.3 Aan de - in het onder 2.9 vermelde expertiserapport - gegeven berekening, waaruit naar voren komt:
-dat een looptijd van 10 jaar wordt gehanteerd, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank er een aanwijzing voor vormt dat er sprake is van tijdelijke arbeidsongeschiktheid; en
-dat als uitgangspunt de winst over (met name) het boekjaar 1998 is genomen, alsmede aan de - onder 2.10 aangehaalde - passage uit het bedoelde expertiserapport, ontleent de rechtbank het vermoeden dat de onderhavige vergoeding ad f 150.000 (in de eerste plaats) strekte tot vergoeding van de schade (gederfde of te derven winst) die eiser door het ongeval in zijn onderneming had geleden.
In casu ligt het op de weg van eiser dit vermoeden te ontzenuwen. Eiser moet immers het beste in staat worden geacht nadere gegevens over de vaststelling en strekking van de vergoeding te verschaffen. Eiser is er naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd dit vermoeden te ontzenuwen. Hij heeft onvoldoende feiten gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, waaruit de juistheid van zijn standpunt, inhoudende -zakelijk weergegeven- dat de schadevergoeding ad f 150.000,-- (in de eerste plaats) is verstrekt ter zake van door eiser als persoon geleden verlies aan arbeidskracht, aannemelijk wordt. Weliswaar heeft eiser zijn ondernemingsactiviteiten gestaakt, maar het verband tussen de beëindiging van zijn ondernemingsactiviteiten en blijvend verlies van arbeidsvermogen als gevolg van het ongeval is door eiser niet aannemelijk gemaakt. Daarbij merkt de rechtbank op dat in het expertiserapport wel naar medische stukken wordt verwezen, maar dat deze niet in de onderhavige procedure zijn overgelegd. Daarnaast merkt de rechtbank in dit verband op dat eiser ter zitting heeft aangegeven dat er geen onderzoek is uitgevoerd naar de aanwezige restcapaciteit van eiser.
Derhalve dient de aan eiser verstrekte schadevergoeding ad f 150.000,-- te worden aangemerkt als in het onderhavige jaar behaalde winst uit onderneming
4.4 Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het gelijk aan de zijde van verweerder ligt.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. dr. P. van der Wal, en mr. N.P. Witteveen, rechters. De beslissing is op 24 februari 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. M. Hiemstra, griffier.
Afschrift aangetekend
verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.