ECLI:NL:RBLEE:2006:AV2593

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
27 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
17/781255-05 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten echt ontuchtige handelingen en mishandeling met ernstige gevolgen

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 27 februari 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten. De verdachte, geboren op [geboortedatum] en thans gedetineerd in PI Noord, werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met minderjarige meisjes en mishandeling van twee jongens. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het plegen van ontuchtige handelingen met twee meisjes, van wie de jongste pas twaalf jaar oud was. De verdachte heeft in de periode van 1 mei 2005 tot en met 30 september 2005 in Heerenveen seksuele handelingen verricht met deze meisjes, wat resulteerde in een veroordeling voor het plegen van ontuchtige handelingen. Daarnaast heeft de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toegebracht aan een van de jongens door hem tegen zijn enkel te schoppen en een andere jongen met gebalde vuist tegen het hoofd geslagen, wat ook leidde tot een veroordeling voor mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat hij deze had gepleegd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Tevens is de verdachte verplicht gesteld om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door zijn daden. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte ook verplicht werd om een bedrag van € 500,00 te betalen aan een van de slachtoffers, als voorschot op de geleden immateriële schade. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 27 februari 2006
Parketnummer: 17/781255-05
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres verdachte].
thans gedetineerd in PI Noord, HvB De Blokhuispoort te Leeuwarden,
Blokhuisplein 40.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 13 februari 2006.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C. Grondsma, advocaat te Leeuwarden.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Op schriftelijke vordering van de officier van justitie ter terechtzitting is de telastelegging gewijzigd, zoals in die vordering staat omschreven. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van die vordering is aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan moet als hier ingevoegd worden beschouwd.
PARTIËLE VRIJSPRAAK
Met betrekking tot de onder 1. primair en 2. primair tenlastegelegde feiten heeft de rechtbank uit het dossier en de behandeling ter terechtzitting niet de overtuiging gekregen dat verdachte de slachtoffers heeft gedwongen tot seksuele handelingen.
Met betrekking tot het onder 3. tenlastegelegde heeft de rechtbank uit het dossier en de behandeling ter terechtzitting niet de overtuiging gekregen dat de tenlastegelegde handelingen hebben plaatsgevonden. Hieromtrent overweegt de rechtbank met name het volgende. Verdachte ontkent stellig en consequent de handelingen te hebben verricht. Aangeefster [naam aangeefster] en getuige [naam getuige] verklaren in het geheel niet over de handelingen die verdachte bij aangeefster [naam aangeefster] zou hebben verricht, terwijl met name [naam aangeefster] die handelingen moet hebben opgemerkt. Getuige [naam getuige] verklaart in zijn eerste verhoor evenmin over de handelingen die verdachte bij [naam aangeefster] zou hebben verricht, terwijl hem expliciet is gevraagd of hij nog andere meiden wist die door verdachte lastig gevallen waren. Pas in zijn tweede verhoor, nadat hij -blijkens zijn eigen verklaring- overleg heeft gehad met [naam aangeefster], verklaart hij over deze handelingen.
Op grond van het voorgaande moet verdachte van het onder 1. primair, 2. primair, 3. primair en 3. subsidiair telastegelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet bewezen acht.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het onder 1. subsidiair, 2. subsidiair, 4. primair, 5. en 6. telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij in de periode van 1 mei 2005 tot en met 30 september 2005 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en met verdachtes hand(en) aan de blote borsten en billen van die [slachtoffer 1] gevoeld;
2. subsidiair
hij omstreeks 10 oktober 2005 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het zogenoemde doen aftrekken van zijn, verdachtes, penis en het vastpakken en betasten van de bil(len) en het bovenbeen van die [slachtoffer 2];
4. primair
hij op 30 oktober 2005 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten: een zwaar gekneusde enkel) heeft toegebracht, door deze [slachtoffer 3] opzettelijk tegen diens enkel te schoppen;
5.
hij op 30 oktober 2005 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4]) met kracht en met gebalde vuist tegen diens hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
6.
hij op 3 november 2005 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, opzettelijk en wederrechtelijk een deurkozijn van een ophoudkamer in het politiebureau te Heerenveen, toebehorende aan de politie Fryslân (district Heerenveen), heeft beschadigd.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. subsidiair Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
2. subsidiair Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
4. primair Zware mishandeling.
5. Mishandeling.
6. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, de voorlichtingsrapporten van Reclassering Nederland en het Leger des Heils en de psychiatrische rapportage;
- het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1. subsidiair, 2. primair, 3. primair, 4. primair, 5. en 6. telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- het pleidooi van de raadsvrouw.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vergaande seksuele handelingen met twee nog jonge meisjes van dertien en veertien jaar oud, waarbij in het laatste geval zelfs sprake is geweest van geslachtsgemeenschap. Op die leeftijd moeten kinderen nog worden beschermd tegen zichzelf, maar zeker ook tegen personen die (in ieder geval op seksueel gebied) veel volwassener zijn dan zij. Dat is de reden dat de wetgever seksueel contact tussen volwassenen en kinderen onder de zestien strafbaar heeft gesteld, ook als dat plaatsvindt zonder dat sprake is van dwang of zelfs op initiatief van het slachtoffer. Waar het op neer komt is dat verdachte, die zelf op dat moment al 21 jaar oud was, zich gewoon had moeten houden bij meisjes van zijn eigen leeftijd en had moeten nadenken in plaats van zich te laten leiden door zijn lustgevoelens.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van twee jongens, bij wie hij verhaal kwam halen omdat hij gehoord zou hebben dat één van de twee hem achter zijn rug om had uitgescholden. De getuigen die door de politie zijn gehoord hebben verschillend verklaard over de vraag of ook door de slachtoffers is geslagen, maar ook wanneer zou worden aangenomen dat dat het geval is geweest, staat vast dat verdachte veel meer geweld heeft gebruikt dan zijn slachtoffers. Eén van die slachtoffers heeft daaraan zelfs zoveel letsel overgehouden dat hij een aantal maanden niet goed heeft kunnen lopen.
Het gaat om een viertal ernstige feiten, die samen een aanzienlijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Het laatste feit, het bekrassen van een ophoudkamer in het politiebureau in Heerenveen voegt daar weinig meer aan toe. De rechtbank ziet aanleiding om een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, om zo voor langere tijd een stok achter de deur te hebben die verdachte ervan moet weerhouden zich in de toekomst weer zo te misdragen. Voor wat betreft het onvoorwaardelijk op te leggen deel van de gevangenisstraf komt de rechtbank lager uit dan de eis van de officier van justitie, waarvoor met name de reden is dat zij een aantal tenlastegelegde feiten niet, of in minder strafwaardige vorm, bewezen heeft verklaard.
BENADEELDE PARTIJEN
[benadeelde partij 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade deels voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht een deel van de vordering, dat niet danwel onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal een bedrag van ? 500,00 toewijzen als voorschot op de geleden immateriële schade.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
De rechtbank is van oordeel dat het overige deel van de vordering, dat wordt betwist, niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafgeding, zodat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
[benadeelde partij 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade deels voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Dit betreft de volgende schadeposten:
* ? 89,90 voor een spijkerbroek;
* ? 34,00 voor vier maanden contributie van een voetbalvereniging;
* ? 209,93 voor verlies van no-claim, betreffende kosten geboekt op 31 oktober 2005;
* ? 11,10 voor reiskosten, gemaakt op 31 oktober 2005;
* ? 45,00 voor een wenkbrauwpiercing;
* ? 10,00 voor telefoonkosten.
De rechtbank acht het voornoemde deel van de vordering, dat niet danwel onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
De rechtbank is van oordeel dat het overige deel van de vordering, dat wordt betwist, niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafgeding, zodat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a (oud), 14b (oud), 14c, 36f, 57, 63, 245, 247, 300 (oud), 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair, 2. primair, 3. primair en 3. subsidiair is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. subsidiair, 2. subsidiair, 4. primair, 5. en 6. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot vijf maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1], [adres benadeelde partij], toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 500,00 (zegge: vijfhonderd euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], te betalen een som geld ten bedrage van ? 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van tien dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 500,00 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2], [adres benadeelde partij 2], toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 399,93 (zegge: driehonderd en negenennegentig euro en drieënnegentig eurocent).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], te betalen een som geld ten bedrage van ? 399,93 (zegge: driehonderd en negenennegentig euro en drieënnegentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van zeven dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 399,93 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Bracht, voorzitter, H.R. Bax en mr. J. van Bruggen, rechters, bijgestaan door mr. F.F. van Emst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 februari 2006. Mr. Bax is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.