2. Tussen partijen staat als gesteld en niet of onvoldoende betwist, alsmede op grond van de niet-betwiste inhoud van de overgelegde producties onder meer het volgende vast:
2.1 Op of omstreeks 22 december 2003 hebben [eisers] van [gedaagde] gekocht het perceel met bebouwing aan de [adres] te [woonplaats], tegen een koopprijs van € 240.000,-. Op het perceel stonden ten tijde van de verkoop een woonhuis met garage en een houten carport. Ook was er een blokhut op het perceel aanwezig. De houten carport stond -naast de garage- tegen de erfafscheiding aan.
2.2 In de verkoopbrochure voor de woning stond vermeld dat de begane grond is voorzien van een tegelvloer met vloerverwarming.
2.3 Ongeveer 4,5 jaar voor de verkoop van de woning is vorenbedoelde houten carport geplaatst. Vóór het plaatsen van de carport heeft [gedaagde] contact gehad met de gemeente Lemsterland over de kwestie van een mogelijk vereiste bouwvergunning. In eerste instantie had zij namelijk een bouwaanvraag ingediend om een bouwvergunning te verkrijgen. De ambtenaar bouw- en woningtoezicht van de gemeente heeft [gedaagde] medegedeeld dat het ook mogelijk was om zonder bouwvergunning een carport te plaatsen, mits die voldeed aan de door de gemeente gegeven voorschriften terzake van vergunningvrije bouwwerken. Op grond van deze voorschriften diende onder meer de carport niet zodanig groot te zijn dat er in totaal meer dan 50% van het perceel bebouwd zou zijn. Aan [gedaagde] zijn door voormelde ambtenaar geen mededelingen gedaan over de vereiste afstand tot de erfafscheiding.
2.4 Bij brief van 13 januari 2004 -derhalve daterend van na de verkoop van het perceel aan [eisers]- heeft de gemeente Lemsterland [eisers] het volgende medegedeeld:
'Onlangs is door de heer [werknemer] van onze sector VROM een bouwcontrole uitgevoerd. Bij deze controle is geconstateerd dat er naast de woning met garage aan de [adres] te [woonplaats] een carport is geplaatst.
Hiervoor is door ons geen toestemming verleend. Een aanvraag hiervoor in oktober 2000 hebben wij moeten weigeren in verband met de overschrijding van de maximaal te bouwen oppervlakte. Er is gehandeld in strijd met artikel 40 lid 1 van de Woningwet. In dit artikel wordt vermeld dat het verboden is te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders. Wij verzoeken u binnen twee weken na dagtekening van deze brief een aanvraag bouwvergunning in te leveren die wel voldoet aan de eisen van het geldende bestemmingsplan en de Welstand.'
Voorts heeft de gemeente Lemsterland bij brief van 20 januari 2004 aan [eisers] medegedeeld dat de carport binnen drie maanden aan de daarvoor geldende voorschriften dient te voldoen, bij gebreke waarvan een dwangsom aan [eisers] zal worden opgelegd.
2.5 De voormalige gemachtigde van [eisers] heeft [gedaagde] bij brief van 2 februari 2004 onder meer medegedeeld:
'Namens cliënt stel ik u dan ook aansprakelijk voor de reeds geleden en nog te lijden schade van cliënt als gevolg van het feit dat er aanpassingen aangebracht dienen te worden aan de carport. Cliënt schat deze aanpassingen op een bedrag van ongeveer € 10.000,-. U bent aansprakelijk omdat u verzuimd heeft cliënt te informeren omtrent de afwezigheid van een bouwvergunning. Voor cliënt bestond er geen enkele verplichting om navraag te doen naar de aanwezigheid van een bouwvergunning. Temeer ook omdat u ermee bekend was dat zonder een bouwvergunning was gebouwd.
Ik verzoek en voorzover nodig sommeer ik u mij binnen een week na heden schriftelijk te berichten dat u uw aansprakelijkheid erkent Mocht u uw aansprakelijkheid niet erkennen dan rest cliënte niets anders dan een procedure tegen u op te starten.'
De zoon van [gedaagde] heeft bij faxbericht van 23 februari 2004 gereageerd. Hierna is van de kant van [gedaagde] geen reactie meer gekomen.
2.6 [eisers] hebben vervolgens de houten carport gesloopt en medio 2004 een geheel nieuwe aluminium/glazen boogcarport met achterwand en twee draaideuren laten plaatsen door het bedrijf Wevab te Maasdijk, voor een bedrag van € 9.750,00. De (her)bestratingswerkzaamheden op het perceel hebben [eisers] zelf uitgevoerd.
2.7 De voormalige gemachtigde van [eisers] heeft [gedaagde] bij brief van 29 oktober 2004 onder meer medegedeeld:
'Weiter hat meine Mandantin mir erzählt dass die Wohnung keine Fussheizung hat während Sie die Wohnung mit Fussheizung verkauft haben.'