ECLI:NL:RBLEE:2005:AV1611

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
4 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
61065 / HA ZA 03-836
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over terugleveringsvergoeding en netverzwaring tussen Nuon en gedaagden

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Leeuwarden, ging het om een geschil tussen de naamloze vennootschap Nuon Infra Oost en twee gedaagden, die gezamenlijk optraden in conventie en reconventie. De zaak betrof de terugleveringsvergoeding voor geleverde windenergie en de kosten van netverzwaring. Gedaagde [1] was bij tussenvonnis in de gelegenheid gesteld aan te tonen dat een lagere terugleveringsvergoeding was betaald dan waartoe Nuon gehouden was, en dat dit te wijten was aan een tekortkoming van Nuon. De rechtbank oordeelde dat niet was gebleken dat Nuon een verwijt trof voor de lagere vergoeding. Er was onduidelijkheid over de redenen waarom de boeren de overeenkomst met Nuon hadden gesloten, en waarom gedaagde [1] de beweerdelijke aanspraken van de boeren had overgenomen. De rechtbank concludeerde dat gedaagde [1] niet was geslaagd in de bewijsopdracht die hem was opgelegd. De rechtbank wees de vordering tot schadevergoeding af, maar oordeelde dat Nuon een bedrag van € 299.696,42 moest ontvangen voor het project Lelystad, en dat gedaagde [1] te veel had betaald voor de netverzwaringswerkzaamheden, wat Nuon moest terugbetalen. De proceskosten werden gecompenseerd. Het vonnis werd uitgesproken op 4 mei 2005.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector civiel recht
afdeling handelsrecht
Uitspraak: 4 mei 2005
Zaak-/Rolnummer: 61065 / HAZA 03-836
VONNIS
van de meervoudige handelskamer in de zaak van:
de naamloze vennootschap NUON INFRA OOST,
gevestigd te Arnhem,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie, verder te noemen Nuon,
procureur: mr. V.M.J. Both,
advocaat: mr. K.M. Kole te Arnhem,
tegen
1. [gedaagde 1].,
2. [gedaagde 2],
beide gevestigd te Heerenveen,
gedaagden in conventie, eisers in reconventie, gezamenlijk te noemen [gedaagden], gedaagde sub 1 verder te noemen [gedaagde 1],
procureur: mr. C.W. van der Zee.
PROCESGANG
Ingevolge het tussenvonnis van deze rechtbank van 13 oktober 2004 hebben partijen, onder overlegging van producties, een akte genomen. Vervolgens heeft Nuon, wederom onder overlegging van producties, een antwoordakte genomen waarna vonnis is gevraagd.
RECHTSOVERWEGINGEN
De verdere beoordeling van het geschil
in conventie en in reconventie
1. De rechtbank verwijst naar en neemt over hetgeen is overwogen in voornoemd tussenvonnis. Aan de orde komen thans, achtereenvolgens, het partijschap en de daaruit voortvloeiende procesbevoegdheid van Nuon en de vraag of [gedaagde 1] aan Nuon toerekenbare schade heeft geleden die door laatstgenoemde vergoed moet worden.
2. Nuon heeft een kopie overgelegd van statuten van Nuon Infra Oost. Daarbij heeft zij een kopie van een voorblad gevoegd, waarop staat dat het gaat om de statuten van VNB Beheer, en dat laatstgenoemde na statutenwijziging N.V. Nuon Infra Oost genaamd is. Nuon stelt dat het hier gaat om een statutenwijziging krachtens welke VNB Beheer nu Infra Oost is genaamd.
Hoewel niet duidelijk is dat het hier om een statutenwijziging gaat, noch dat dit de statuten van VNB zijn, noch per wanneer de statuten zijn gewijzigd, zal de rechtbank, vooral gelet op het ontbreken van enig nader verweer zijdens [gedaagde 1], er van uitgaan dat na naamswijziging Nuon Infra Oost thans inderdaad de rechtsopvolgster is van Nuon Randmeren.
3. [gedaagde 1] is bij voornoemd tussenvonnis in de gelegenheid gesteld aan te tonen dat een lagere terugleveringsvergoeding is betaald dan waartoe Nuon gehouden was, en dat dit te wijten is aan (een tekortschieten van) Nuon.
Vast staat dat er op zeker moment, vóór 19 september 1997, door Nuon met een aantal boeren aan de [adres] is gesproken over de bouw van een windmolen, de kosten van aanleg en netinpassing, en de hoogte van de door Nuon te betalen vergoeding voor de aldus te leveren windenergie (de terugleveringsvergoeding). Ook staat vast, blijkens de door [gedaagde 1] overgelegde brieven van 19 en 29 september 1997, dat de uiteindelijk door Nuon te betalen vergoeding lager uitvalt nu er sprake blijkt te zijn van een windmolenpark. Kennelijk was tevoren ook reeds over een tarief gesproken doch [gedaagde 1] heeft nagelaten aan te geven welk.
De overeenkomsten waarbij Nuon zich verplichtte tot betaling van een bepaalde vergoeding zijn uiteindelijk neergelegd in brieven van 10 december 1997 en door de boeren voor akkoord getekend.
Thans is de vraag of voornoemde feiten de conclusie rechtvaardigen dat Nuon tekortgeschoten is of onrechtmatig heeft gehandeld jegens [gedaagde 1], en gehouden is de beweerdelijk door [gedaagde 1] geleden schade (over de hoogte waarvan [gedaagde 1] zich wederom niet concreet uitlaat) te vergoeden. Het antwoord luidt ontkennend.
In de eerste plaats is niet gebleken dat Nuon een verwijt treft inzake de omstandigheden die hebben geleid tot een lagere terugleveringsvergoeding. In de tweede plaats is niet duidelijk waarom de boeren toch de overeenkomst hebben gesloten, daarin gesteund door [gedaagde 1] (vide produktie 18 bij antwoordakte zijdens Nuon, de brief van 16 januari 1998). In de derde plaats is niet duidelijk of en, zo ja, waarom [gedaagde 1] de beweerdelijke aanspraken van de boeren heeft overgenomen. In de vierde plaats is niet duidelijk waarom de boeren niet zijn ingegaan op één der voorstellen van Nuon, gedaan in haar brief van 12 november 1997, produktie 6 bij akte zijdens [gedaagde 1]. Immers, zo er al sprake is van door Nuon te vergoeden schade kan niet uitgesloten worden dat door benutting van een dezer voorstellen deze schade verminderd had kunnen worden.
[gedaagde 1] kan dan ook niet geacht worden te zijn geslaagd in de in het tussenvonnis feitelijk verleende bewijsopdracht. Hetgeen [gedaagde 1] verder heeft opgemerkt over de netimpassingskosten is te vaag, en overigens tardief, om thans nog te honoreren. De vordering tot schadevergoeding c.q. het beroep op verrekening zal dan ook worden afgewezen. De, eerst nu, ingenomen stellingen van Nuon dat zij thans (weer) niet als procespartij heeft te gelden, en dat er een dading zou zijn getroffen tussen één der bedrijven van Nuon en [gedaagde 1], blijven daarmee verder onbesproken.
4. Het voorgaande leidt tot de volgende slotsom.
4.1 Het gevorderde bedrag ad € 299.696,42 betreffende het project Lelystad dient alsnog betaald te worden.
4.2 Inzake de netverzwaringswerkzaamheden en de aansluitingswerkzaamheden in het project Zeewolde heeft [gedaagde 1] bedragen van fl. 31.000,- en fl. 30.000,- teveel betaald. Deze bedragen (eveneens gevorderd in reconventie) zullen door Nuon terugbetaald moeten worden. De gevorderde rente is toewijsbaar.
5. Partijen zijn beide in conventie en in reconventie in het ongelijk gesteld, waarin de rechtbank reden ziet de proceskosten te compenseren.
BESLISSING
De rechtbank,
in conventie
veroordeelt [gedaagde 1] om binnen twee dagen na dagtekening van dit vonnis aan Nuon te voldoen een bedrag van € 299.696,42, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2003 tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten;
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
veroordeelt Nuon om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan [gedaagde 1] te betalen een bedrag van € 27.680,59, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2004;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de mrs. R. Giltay, voorzitter, J. Biesma en M. van der Hoeven, en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 4 mei 2005.