RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht
[A], wonende te [B], Ameland, eiser,
gemachtigde: mr. G.J.R. Lutje Schipholt, werkzaam bij Stichting Rechtsbijstand te Zwolle,
het college van burgemeester en wethouders van Ameland, verweerder,
gemachtigde: J.A.W. Berkeveld en [C], beiden werkzaam bij verweerders gemeente.
Bij brief van 14 januari 2005 heeft verweerder eiser mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de door hem op grond van artikel 17 lid 1 van de Woningwet uitgevaardigde aanschrijving tot het treffen van voorzieningen aan het aan eiser toebehorende pand aan de [adres] te [B]. Bij voormeld besluit heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Tegen deze beslissing op bezwaar is namens eiser beroep ingesteld.
Het geding is behandeld ter zitting van de rechtbank, enkelvoudige kamer, op 21 november 2005. Eiser en verweerder zijn beiden verschenen bij voornoemde gemachtigden.
De rechtbank baseert zich bij haar oordeelsvorming op onderstaande feiten en omstandigheden.
Eiser exploiteert in het pand aan de [adres] te [B], Ameland, een cursuscentrum met verblijfsaccomodatie genaamd "Dit Eiland". Verweerder heeft voor de bouw van dit gebouw op 3 juli 2000 een bouwvergunning afgegeven.
Op 7 april 2004 heeft de Brandweerkring Noordoost Friesland in het hiervoor bedoelde pand een inspectie uitgevoerd, waarbij -onder meer- bouwkundige tekortkomingen zijn geconstateerd. Zo voldoet de brandwerendheid van de (sub)brandcompartimenten niet overal aan de eisen van het Bouwbesluit. Volgens het “rapport brandveiligheid” dat naar aanleiding van de inspectie is opgemaakt, zijn de tijdens de inspectie geconstateerde gebreken niet direct levensbedreigend, maar behoeven deze wel aanpassing binnen een redelijke termijn.
Bij besluit van 1 juni 2004, verzonden op 3 juni 2004, heeft verweerder eiser op grond van artikel 17 lid 1 van de Woningwet aangeschreven om de op bladzijde acht van het bij het besluit gevoegde rapport brandveiligheid vermelde voorzieningen, inhoudende het opdikken van de sponningdikte van de kozijnen naar 2,5 centimeter met behulp van geschroefde, hardhouten latten, te treffen.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit voor zover dit ziet op de aluminium deur tussen de gang en de cursus/expositieruimte. Volgens eiser is deze aluminium deur voldoende brandwerend. Het opdikken van het kozijn van deze aluminium deur door middel van houten latten is volgens eiser bovendien praktisch niet uitvoerbaar.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, met overneming van een advies van de Adviescommissie bezwaarschriften gemeente Ameland (hierna: de adviescommissie), het bezwaarschrift van eiser ongegrond verklaard. Hiertoe is overwogen dat de aanschrijving rechtmatig is. Uit het rapport brandveiligheid blijkt dat de aluminium deur niet voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit, aangezien het onvoldoende brand- en rookwerend is. Nu eiser, hoewel hij daartoe uitdrukkelijk in de gelegenheid is gesteld, het tegendeel niet heeft aangetoond, gaat verweerder uit van de juistheid van de conclusies uit het rapport brandveiligheid.
In beroep heeft eiser aangevoerd dat verweerder niet bevoegd was een aanschrijving uit te vaardigen om te voldoen aan het Bouwbesluit, nu de aluminium deur voldoet aan de eisen van de door verweerder afgegeven, rechtens onaantastbare bouwvergunning. Bij het verlenen van deze bouwvergunning heeft verweerder de bouwaanvraag, inclusief de gebruikte materialen, reeds getoetst aan het Bouwbesluit. Eiser betoogt voorts dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd waarom hij van de bevoegdheid tot aanschrijving gebruik maakt. Niet duidelijk is volgens eiser waarom de veiligheid van de gebruikers van het pand zodanig in gevaar is dat de in het besluit genoemde aanpassing dringend noodzakelijk is. Het besluit ontbeert in dit opzicht een deugdelijke motivering, aldus eiser.
Eiser is bovendien van mening dat er sprake is van misbruik van bevoegdheid. Het lijkt er volgens hem op dat verweerder langs de weg van de aanschrijving op grond van artikel 17 lid 1 van de Woningwet alsnog tracht te bereiken dat eiser de door verweerder gewenste aanpassingen doorvoert, terwijl voor de accommodatie van eiser geen gebruiksvergunning vereist is.
Het voldoen aan de aanschrijving brengt ten slotte een aanzienlijke investering met zich mee, waarmee de gevolgen van het besluit niet in verhouding staan tot het doel dat het besluit dient. Het besluit is daarmee in strijd met het bepaalde in artikel 3:4 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), aldus eiser.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
In artikel 17 lid 1 van de Woningwet is bepaald dat indien een gebouw wegens strijd met de in artikel 2 lid 1 bedoelde voorschriften noodzakelijk voorzieningen behoeft, burgemeester en wethouders degene, die als eigenaar of uit anderen hoofde tot het treffen van die voorzieningen bevoegd is, kunnen aanschrijven binnen een door hen te bepalen termijn de door hen aan te geven voorzieningen te treffen. De in artikel 2 lid 1 van de Woningwet bedoelde voorschriften betreffen de eisen voor nieuwbouw uit het Bouwbesluit. Niet in geschil is dat in het onderhavige geval moet worden voldaan aan de eisen voor nieuwbouw.
In artikel 2.106 lid 1 juncto lid 3, sub a, van het Bouwbesluit is bepaald dat de volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment naar een besloten ruimte, waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute loopt, 30 minuten moet zijn indien het brandcompartiment en de besloten ruimte op hetzelfde perceel liggen.
De rechtbank stelt voorop dat uit het rapport brandveiligheid blijkt dat de aluminium deur onvoldoende brand- en rookwerend is en niet voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit. Dit is ter zitting bevestigd en nader toegelicht door de vertegenwoordiger van de brandweer, [C]. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van het rapport brandveiligheid, zodat op grond van dit rapport en de nadere toelichting daarop van [C] vast is komen te staan dat de desbetreffende deur niet voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de aluminium deur wel voldoende brand- en rookwerend zou zijn. Nu het gebouw van eiser op voormeld punt niet voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit is verweerder bevoegd tot het uitvaardigen van een aanschrijving als bedoeld in artikel 17 lid 1 van de Woningwet.
De rechtbank deelt niet de mening van eiser dat verweerder niet bevoegd was om de aanschrijving uit te vaardigen omdat is gebouwd conform een rechtens onaantastbare bouwvergunning. Aan eiser kan worden toegegeven dat verweerder krachtens artikel 44 lid 3 van de Woningwet bij het besluit omtrent het al dan niet verlenen van een bouwvergunning de bouwaanvraag integraal en volledig dient te toetsen aan het Bouwbesluit. Als achteraf blijkt dat dit niet correct is gebeurd, is de bouwvergunning mogelijk in strijd met het recht verleend. Dit heeft gevolgen voor de handhavingsbevoegdheid van verweerder op grond van artikel 40 van de Woningwet, doch doet niet af aan de bevoegdheid tot aanschrijving als bedoeld in artikel 17 lid 1 van de Woningwet. Deze bevoegdheid staat los van de bevoegdheid tot het afgeven van een bouwvergunning.
Het uitvaardigen van een aanschrijving is een discretionaire bevoegdheid van verweerder. De wijze waarop verweerder van zijn bevoegdheid tot aanschrijving gebruik heeft gemaakt, dient dan ook terughoudend getoetst te worden. Getoetst moet worden of verweerder, bij afweging van de betrokken belangen, in redelijkheid niet tot deze aanschrijving heeft kunnen komen, of daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met regels van geschreven of ongeschreven recht of algemene rechtsbeginselen.
De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat verweerder, zoals eiser heeft gesteld, zijn bevoegdheid tot aanschrijving heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze is verleend. Dat achteraf geen gebruiksvergunning voor het pand noodzakelijk bleek, betekent niet dat verweerder niet via een aanschrijving mag bewerkstelligen dat eiser voorzieningen treft om aan de voorschriften van het Bouwbesluit te voldoen. Het enkele feit dat de gebreken zijn geconstateerd tijdens een inspectie in het kader van de aanvraag van een gebruiksvergunning doet aan het voorgaande niet af.
Met betrekking tot de door verweerder aangegeven voorziening is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. In de eerste plaats heeft verweerder verzuimd om aan te geven waarom noodzakelijk voorzieningen als bedoeld in artikel 17 van de Woningwet getroffen moeten worden. Daarnaast is het volgende van belang. Blijkens het rapport brandveiligheid, waarnaar verweerder in de aanschrijving verwijst, moet de sponningdikte van de kozijnen met geschroefde, hardhouten latten worden opgedikt naar 2,5 centimeter. Reeds op de hoorzitting in het kader van de bezwaarprocedure heeft verweerder ten overstaan van de adviescommissie toegegeven dat opdikken geen zin heeft en dat, om aan de voorschriften van het Bouwbesluit te voldoen, de gehele aluminiumpui zal moeten worden vervangen. In het bestreden besluit wordt het primaire besluit echter zonder nadere motivering op dit punt in stand gelaten. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op het voorgaande, ter onderbouwing van zijn beslissing op bezwaar niet zonder nadere motivering had mogen verwijzen naar het advies van de adviescommissie.
Ook op het punt van de belangenafweging ontbeert het bestreden besluit een deugdelijke motivering. Niet gebleken is dat verweerder het financiële belang van eiser heeft meegewogen bij zijn beslissing op bezwaar. Het vervangen van de gehele aluminium pui zal, zoals eiser heeft aangevoerd, een grote investering van hem vergen. Verweerder had niet hieraan niet zonder nadere motivering voorbij mogen gaan, met name niet nu -zoals eiser heeft gesteld- op 3 juli 2000 een bouwvergunning is verleend voor het in geding zijnde bouwwerk, waarbij is geoordeeld dat het bouwwerk in overeenstemming is met het Bouwbesluit. Uit de in geding zijnde aanschrijving blijkt dat dit oordeel achteraf bezien niet juist is geweest.
Gezien de voorgaande overwegingen komt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep van eiser gegrond moet worden verklaard en het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 lid 1 van de Awb, op grond waarvan de beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Verweerder dient opnieuw op het bezwaarschrift van eiser te beslissen met inachtneming van deze uitspraak.
Gelet op het vorenstaande en op het bepaalde in artikel 8:74 lid 1 van de Awb dient de gemeente Ameland het door eiser gestorte griffierecht van € 136,- te vergoeden.
Op grond van artikel 8:75 van de Awb veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht bedragen de proceskosten van eiser € 644,- (beroepschrift 1 punt; verschijnen ter zitting 1 punt; gewicht van de zaak: gemiddeld; waarde per punt € 322,-), ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank wijst de gemeente Ameland aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
-bepaalt dat de gemeente Ameland aan eiser het betaalde griffierecht van € 136,- vergoedt;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 644,- te vergoeden door verweerders gemeente.
Aldus gegeven door mr. C.M. Telman, rechter, en door haar in het openbaar uitgesproken op 21 december 2005, in tegenwoordigheid van mr. B.M. van der Doef als griffier.
w.g. B.M. van der Doef w.g. C..M. Telman
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.
Afschrift verzonden op: 21 december 2005