RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr.: 05/1780 en 05/1781
[A] en [B], wonende te [C], verzoekers,
gemachtigde: mr. P. van Wijngaarden, advocaat te Groningen,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiermonnikoog, verweerder,
gemachtigden: H. Harmsma en P. Huisman, werkzaam bij verweerders gemeente.
Bij brief van 14 oktober 2005 heeft verweerder verzoekers mededeling gedaan van zijn besluiten op bezwaar betreffende de verleende sloopvergunning op grond van de Monumentenwet 1988, de ten behoeve van de sloop verleende aanlegvergunning op grond van het bestemmingsplan "Schiermonnikoog-Kom", de verleende sloopvergunning op grond van art. 8.1.1. Bouwverordening en van het besluit op bezwaar betreffende de bouwvergunning voor de bouw van een politiebureau op Schiermonnikoog.
Verzoekers hebben tegen deze besluiten op 17 oktober 2005 beroep ingesteld bij de rechtbank. Het beroep tegen de in bezwaar gehandhaafde sloopvergunningen is geregistreerd onder nummer 05/1782 en het beroep tegen de in bezwaar gehandhaafde bouwvergunning is geregistreerd onder nummer 05/1783.
Tevens hebben verzoekers zich bij brief van 17 oktober 2005 tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om op grond van art. 8:81 lid 1 Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening te treffen, in die zin dat de vergunningen worden geschorst. Het verzoek inzake de sloopvergunningen is geregistreerd onder nummer 05/1780 en het verzoek inzake de bouwvergunning is geregistreerd onder nummer 05/1782.
Het verzoek is ter zitting behandeld op 15 november 2005. Namens verzoekers is de gemachtigde verschenen. Namens verweerder zijn bovengenoemde gemachtigden verschenen en namens Politie Fryslân, vergunninghouder, is G.J. Bosma verschenen.
Op grond van art. 8:81 Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om verzoekers te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij de gevraagde voorlopige voorziening.
Voor zover de beoordeling van het verzoek met zich brengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter.
Aan een verzoek als het onderhavige kan in beginsel worden voldaan, indien het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de hoofdzaak luidt dat het beroep tegen het aangevallen besluit gegrond verklaard zal moeten worden.
Indien in onvoldoende mate tot een voorlopig oordeel in de hoofdzaak kan worden gekomen dient in beginsel beoordeeld te worden of de uitvoering van het aangevallen besluit voor verzoekers een onevenredig nadeel met zich brengt in verhouding tot het belang van verweerder bij onmiddellijke uitvoering van het besluit.
De voorzieningenrechter baseert zich bij zijn oordeelsvorming op onderstaande feiten en omstandigheden.
Op 14 april 2005 is door Politie Fryslân bouwvergunning gevraagd voor de nieuwbouw van een politiebureau aan de Voorstreek 28 te Schiermonnikoog, waarna op 10 mei 2005 de voor de sloop van het bestaande politiebureau vereiste vergunningen zijn aangevraagd. Dit perceel heeft ingevolge het van kracht zijnde bestemmingsplan "Schiermonnikoog-Kom" de bestemming "bijzondere doeleinden" en het bestaande pand is op de bij het bestemmingsplan behorende esthetische kwaliteitskaart deels aangewezen als structureel beeldbepalend, architectonisch niet bepalend en deels als structureel beeldverstorend.
Op 27 mei 2005 heeft de Begeleidingscommissie voor de Kom een positief advies gegeven inzake de sloop van het bestaande politiebureau. Op 5 juli 2005 heeft de welstandscommissie Hûs & Hiem een positief advies gegeven ten aanzien van het sloopplan en op 27 juni 2005 heeft deze commissie geoordeeld dat het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Bij besluit van 12 juli 2005 heeft verweerder, onder intrekking van de eerder op grond van de bouwverordening verleende sloopvergunning, de voor de sloop vereiste vergunningen verleend en bij besluit van 27 juli 2005 de gevraagde bouwvergunning verleend. Tegen beide besluiten is onder andere door verzoekers bezwaar gemaakt. Bij de thans in geding zijnde besluiten zijn de bezwaren ongegrond verklaard.
Verzoekers zijn van mening dat de aan de sloopvergunningen en bouwvergunning ten grondslag liggende adviezen van de Begeleidingscommissie voor de Kom en de welstandscommissie Hûs & Hiem onzorgvuldig tot stand zijn gekomen en om die reden niet gebruikt kunnen worden ter onderbouwing van de besluiten. Als motivering voor standpunt is door verzoekers in deze procedure een deskundigenrapport van Holstein Restauratie Architectuur overgelegd (hierna: Holstein). Daarnaast betogen verzoekers onder verwijzing naar dit rapport dat de sloop van het huidige pand niet in overeenstemming is met het in het bestemmingsplan vastgelegde uitgangspunt dat gewaarborgd dient te zijn dat het beschermde dorpsgezicht niet mag worden aangetast. Ook volgt naar de mening van verzoekers uit dit rapport dat het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Voorts zijn verzoekers van mening dat de op grond van de bouwverordening verleende sloopvergunning op grond van art. 8.1.4. lid 2 bouwverordening aangehouden had moeten worden tot zes weken na de verlening van de vergunningen ingevolge de Monumentenwet 1988 en het bestemmingsplan.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Ingevolge art. 37 lid 1 Monumentenwet 1988 is het verboden in beschermde stads- of dorpsgezichten een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders. In het derde lid is bepaald dat de artikelen 21 tot en met 23 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing (WSDV) van toepassing zijn.
Art. 21 WSDV bepaalt dat een sloopvergunning mag worden geweigerd, indien een bouwvergunning kan worden verleend voor een in de plaats van het te slopen bouwwerk op te richten bouwwerk, doch deze vergunning nog niet is aangevraagd. Een sloopvergunning moet worden geweigerd, indien vergunning ingevolge de Monumentenwet 1998, een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze niet is verleend. Art. 22 WSDV bevat een regeling inzake de beslistermijn en art. 23 WSDV is vervallen.
In de voorschriften van het bestemmingsplan "Schiermonnikoog-Kom" is bepaald -voor zover hier relevant- dat het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders gebouwen te slopen binnen het gebied van het beschermde dorpsgezicht, voor zover deze gebouwen als "struktureel beeldbepalend" op de esthetische kwaliteitskaart zijn aangemerkt. Deze aanlegvergunning kan slechts worden verleend indien en voor zover voldoende gewaarborgd is dat het karakter van het beschermde dorpsgezicht niet wordt aangetast. Alvorens een aanlegvergunning als hier bedoeld te verlenen, winnen burgemeester en wethouders advies in van de Begeleidingscommissie Kom Schiermonnikoog.
Op grond van art. 8.1.1 lid 1 van de Bouwverordening is het verboden bouwwerken te slopen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders.
In art. 8.1.4 lid 1 van de Bouwverordening is bepaald dat burgemeester en wethouders binnen twaalf weken na ontvangst beslissen over een aanvraag om sloopvergunning. In het tweede lid is bepaald dat in afwijking van het eerste lid de beslissing wordt aangehouden indien een vergunning krachtens art. 37 van de Monumentenwet 1998 of een aanlegvergunning is vereist en omtrent die vergunning(en) nog niet is beslist. De aanhouding eindigt zes weken na bedoelde beslissing.
Art. 8.1.6 van de Bouwverordening bepaalt wanneer een sloopvergunning moet worden geweigerd. Een vergunning moet -voor zover hier relevant- worden geweigerd, indien op grond van het bestemmingsplan een aanlegvergunning dan wel op grond van de Monumentenwet 1998, een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening voor het slopen is vereist en deze nog niet is of zijn verleend.
In art. 44 lid 1 Woningwet is bepaald dat de reguliere bouwvergunning alleen mag en moet worden geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan, de bouwverordening of het Bouwbesluit 2003, of indien het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand, dan wel indien voor het bouwen een vergunning op grond van de Monumentenwet 1988 of een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze is geweigerd.
Ten aanzien van het betoog van verzoekers dat verweerder op grond van art. 8.1.4. lid 2 Bouwverordening het besluit tot verlening van de vergunning als bedoeld in art. 8.1.1. had moeten aanhouden tot zes weken na het verlenen van de vergunning op grond van de Monumentenwet 1988 en het bestemmingsplan overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Blijkens de toelichting bij de Model-bouwverordening is de aanhoudingsregeling opgenomen teneinde de verwarrende situatie te voorkomen dat een sloopvergunning wordt verleend op grond van de bouwverordening, terwijl daarna een andere voor de sloop vereiste vergunning wordt geweigerd. Een dergelijke verwarrende situatie zou tot onherstelbare schade kunnen leiden, zoals het slopen van een beschermd monument. Art. 8.1.4. lid 1 bouwverordening bepaalt de reguliere beslistermijn voor aanvragen om een sloopvergunning. In het tweede lid wordt bepaald dat in afwijking van het bepaalde in het eerste lid dient te worden aangehouden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter volgt uit deze bewoordingen dat in de in het tweede lid genoemde gevallen de in het eerste lid genoemde beslistermijn niet geldt. Voorts volgt uit het tweede lid dat in deze gevallen niet beslist mag worden op de aanvraag voordat op genoemde vereiste vergunningaanvragen is beslist. Nu de bouwverordening daarbij een eigen toetsingskader heeft, is de voorzieningenrechter van oordeel dat een redelijke wetstoepassing met zich brengt dat de genoemde zes weken aangemerkt dienen te worden als de voor de vergunning ingevolge de bouwverordening geldende beslistermijn, waarna eventueel bezwaar gemaakt kan worden wegens niet tijdig beslissen en niet als een verplichting deze beslissing gedurende nog eens zes weken aan te houden. Deze uitleg is ook in overeenstemming met de toelichting. De voorzieningenrechter is derhalve van oordeel dat verweerder op dezelfde datum heeft kunnen besluiten op de aanvragen ingevolge de Monumentenwet 1988, het bestemmingsplan en de bouwverordening.
Verzoekers hebben ter onderbouwing van hun standpunt dat de aan verweerder uitgebrachte adviezen onzorgvuldig tot stand zijn gekomen en derhalve ondeugdelijk zijn dan wel inhoudelijk een onjuiste overweging van de relevante feiten weergeven, verwezen naar het in deze procedure overgelegde deskundigenrapport van Holstein. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat dit rapport niet bij de beoordeling mag worden betrokken, nu het niet tijdens de bezwaarprocedure is overgelegd en verweerder derhalve bij het besluit op het bezwaar geen reactie heeft kunnen geven op dit rapport.
De voorzieningenrechter deelt dit standpunt niet. Uit de Nota van Bevindingen van verweerder inzake de bezwaarschriften blijkt dat verzoekers zowel in bezwaar tegen de sloopvergunningen als in bezwaar tegen de bouwvergunning reeds aangevoerd hebben dat de uitgebrachte adviezen niet correct zijn en ook inhoudelijk een onjuiste afweging bevatten. Nu het thans overgelegde deskundigenrapport aangemerkt dient te worden als bewijs van de reeds in bezwaar aangevoerde argumenten, ziet de voorzieningenrechter reeds daarom geen reden dit rapport buiten de onderhavige beoordeling te laten.
Verzoekers betogen in de eerste plaats dat de aan verweerder uitgebrachte adviezen onzorgvuldig tot stand zijn gekomen en om die reden niet aan de verleende vergunningen ten grondslag gelegd hadden kunnen worden. Uit het rapport van Holstein blijkt dat deze stelling is gebaseerd op de veronderstelling dat door de adviseurs op basis van een incorrect en onvolledig beeld van het bestaande pand en de omgeving advies is uitgebracht, omdat op de gehanteerde tekeningen de naastgelegen panden niet zijn getekend en op tekeningen bomen staan ingetekend die in werkelijkheid niet bestaan of elders staan. Verweerder heeft deze veronderstelling nadrukkelijk betwist en aangegeven dat de adviseurs de beschikking hadden over alle voorhanden zijnde gegevens, welke een compleet beeld gaven.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet aannemelijk is gemaakt dat de Begeleidingscommissie voor de Kom en Hûs & Hiem bij de advisering zijn uitgaan van een onjuist dan wel onvolledig beeld. Het enkele feit dat op de betrokken tekeningen alleen het nieuwe bouwwerk staat afgebeeld betekent niet dat de beide commissies geen kennis zouden hebben gehad van de directe omgeving van dat bouwwerk. Van beide commissies mag worden verwacht dat men over deze kennis beschikt en verzoekers hebben niet aannemelijk gemaakt dat dat in dit geval anders was. De voorzieningenrechter is derhalve van oordeel dat niet is gebleken dat de adviezen onzorgvuldig tot stand zijn gekomen.
Ten aanzien van de stelling van verzoekers dat de aan verweerder uitgebrachte adviezen inhoudelijk ontoereikend zijn voor de conclusies dat slopen het karakter van het beschermde dorpsgezicht niet zal aantasten en dat het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Het positieve advies van de Begeleidingscommissie voor de Kom van 27 mei 2005 inzake de sloop is gebaseerd op de overweging dat de huidige opstallen bestaan uit een vriendelijke 19e eeuwse woning, waarvan er meerdere op het eiland zijn gebouwd en die daar op zich niet misstaan. Aan de woning zijn diverse bijgebouwen aangebouwd die ernstig afbreuk afdoen aan het geheel. Het slopen van het complex is geen probleem, mits er direct nieuwbouw voor in de plaats komt. Het positieve advies van Hûs & Hiem van 5 juli 2005 inzake het sloopplan is gebaseerd op de overweging dat sloop niet leidt tot een onevenredige aantasting van het beschermde gezicht. Aan het gebouw zijn bij de ontwikkeling van het bestemmingsplan geen bijzondere architectonische waarden toegekend en ook latere inventarisaties hebben niet geleid tot een opname in het register van beschermde monumenten of andere bescherming uit cultuurhistorische overwegingen. Aan het gebouw kunnen geen bijzondere cultuurhistorische waarden worden toegekend.
Het door Hûs & Hiem op 27 juni 2005 gegeven positieve welstandsadvies inzake het bouwplan is gebaseerd op de overweging dat het plan, getoetst aan het gemeentelijk welstandsbeleid, voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Wel wordt het nog van belang geacht om de materialen en kleuren te toetsen.
In het rapport van Holstein wordt ten aanzien van het bestaande politiebureau gesteld dat het pand geheel voldoet aan de vastgestelde kwaliteiten in het beschermde dorpsgezicht. Daarbij wordt een specificatie gegeven van de bestaande kwaliteiten. Holstein heeft blijkens het rapport bij deze waardering van het pand de esthetische kwaliteitskaart van het bestemmingsplan en de in de Welstandsnota terzake omgeschreven uitgangspunten betrokken. Holstein is van mening dat in de lijn van de Monumentenwet zou zijn gehandeld, indien het oudste gedeelte van het gebouw zou worden gehandhaafd en zou worden versterkt door het ontwikkelen van zijgebouwen. Samenvattend is Holstein van mening dat met het vergunnen van de ingediende aanvraag nadrukkelijk wordt afgeweken van het beleid van de gemeente Schiermonnikoog om de bestaande kwaliteiten te behouden en te versterken, zonder dat deze afwijking met redenen wordt omkleed.
Ten aanzien van het vergunde bouwplan is Holstein van mening dat dit plan een dissonant is in de bestaande structuur van het gebied tussen de Voorstreek en de Middenstreek en geen respect toont voor de bestaande kwaliteiten. Als reden voor de dissonantie wordt aangevoerd dat de continuïteit van de bestaande kleinschalige ontwikkeling geheel wordt gefrustreerd, dat het bouwplan ziet op een bombastisch groot pand, dat geen affiniteit toont, noch respect voor het historische en hiërarchische onderscheid tussen Voorstreek en Middenstreek, dat de gekozen kapvorm afwijkend en storend zal werken in dit deel van het beschermde dorpsgezicht, dat het ontbreken van een voor- en achterkant tegen de historische ontwikkeling indruist en dat de gevelcompositie, de materiaalkeuze en het kleurgebruik niet passen in de omgeving.
Nu in het door Holstein uitgebrachte rapport uitgebreid en gedetailleerd wordt gemotiveerd waarom algehele sloop van het bestaande politiebureau niet in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid en daarbij wordt verwezen naar de relevante criteria in de welstandsnota en de door verweerder aan de sloopvergunningen ten grondslag gelegde adviezen minder uitgebreid en gedetailleerd zijn, acht de voorzieningenrechter het op voorhand niet uitgesloten dat bij de algehele sloop van het bestaande pand niet is gewaarborgd dat het karakter van het beschermde dorpsgezicht niet wordt aangetast. De voorzieningenrechter acht het van belang dat een duidelijker beeld wordt verkregen van de cultuurhistorische waarde van het pand voor de omgeving en de gevolgen van de sloop en de vervanging ervan door nieuwbouw. Dit beeld vergt een nader onderzoek, dat het kader van de onderhavige procedure te buiten gaat. In afwachting van de bodemprocedure waarin dit onderzoek aan de orde zal komen, zijn onomkeerbare ontwikkelingen niet gewenst. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek toe te wijzen en de bestreden besluiten op bezwaar en de primaire besluiten betreffende de voor de sloop vereiste vergunningen te schorsen.
Ondanks het feit dat met de schorsing van de voor de sloop vereiste vergunningen mede vast staat dat thans niet gebouwd kan worden op het perceel, ziet de voorzieningenrechter aanleiding ook het bestreden besluit op bezwaar voor zover betrekking hebbend op de bouwvergunning en de verleende bouwvergunning te schorsen. Gelet op het door verzoekers overgelegde rapport van Holstein, waarin wordt gesteld dat het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand, en het feit dat het door Hûs & Hiem gegeven welstandsadvies summier is, acht de voorzieningenrechter het mogelijk dat verweerder in strijd met art. 44 lid 1 onder d Woningwet bouwvergunning heeft verleend. De voorzieningenrechter acht ten aanzien van dit onderdeel ook nader onderzoek nodig, hetgeen in de bodemprocedure inzake de bouwvergunning dient plaats te vinden. Om die reden acht de voorzieningenrechter het aangewezen ook de bouwvergunning te schorsen.
Gelet op het vorenstaande en op het bepaalde in art. 8:82 lid 4 Awb dient de gemeente Schiermonnikoog het door verzoekers gestorte griffierecht van in totaal € 276,= te vergoeden.
Op grond van art. 8:75 juncto art. 8:84 lid 4 Awb veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder in de proceskosten. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat één verzoekschrift is ingediend, waarin ten aanzien van beide procedures verzocht is een voorlopige voorziening te treffen, terwijl de betrokken besluiten nauw met elkaar samenhangen en de gronden van de verzoeken gelijkluidend zijn. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht bedragen de proceskosten van verzoekers € 644,= ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (verzoekschrift 1 punt; verschijnen ter zitting 1 punt; gewicht van de zaak: gemiddeld; waarde per punt € 322,=). De voorzieningenrechter wijst de gemeente Schiermonnikoog aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
- wijst de verzoeken toe;
- schorst het bestreden besluit van 11 oktober 2005, schorst de besluiten van 12 juli 2005, waarbij op grond van de Monumentenwet 1988, het bestemmingsplan "Schiermonnikoog-Kom" en de bouwverordening vergunningen zijn verleend voor de sloop van het politiebureau en schorst het besluit van 27 juli 2005 waarbij bouwvergunning is verleend voor de bouw van een nieuw politiebureau;
- bepaalt dat de gemeente Schiermonnikoog het betaalde griffierecht van € 276,= aan verzoekers vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker ten bedrage van € 644,=, aan verzoekers te vergoeden door de gemeente Schiermonnikoog.
Aldus gegeven door mr. D.J. Keur, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2005, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Jansen als griffier.
w.g. M.A. Jansen
w.g. D.J. Keur
Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.
Schriftelijke uitspraak verzonden op: 22 november 2005