ECLI:NL:RBLEE:2005:AU6721

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
25 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/1362
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot medewerking aan reïntegratietraject en de gevolgen van weigering

In deze zaak heeft eiseres, [A], beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, waarin haar werd meegedeeld dat haar WW-uitkering met 20% werd gekort vanwege haar vermeende weigering om mee te werken aan een reïntegratietraject. Eiseres had per 30 juni 2003 een WW-uitkering ontvangen en was op 10 februari 2004 aangemeld bij Agens B.V. voor een reïntegratietraject. Eiseres heeft echter bezwaren geuit tegen het voorgestelde trajectplan, omdat zij zich in staat achtte om zelfstandig te solliciteren en niet akkoord ging met de voorgestelde sollicitatietraining.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 20 september 2005, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. E. van Wolde. De rechtbank oordeelde dat het UWV onvoldoende had aangetoond dat eiseres niet voldeed aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Werkloosheidswet (WW). De rechtbank stelde vast dat eiseres eerder een reïntegratietraject had doorlopen en dat er geen bewijs was dat haar sollicitatievaardigheden tekortschoten. Bovendien had het UWV niet adequaat gereageerd op de bezwaren van eiseres tegen het trajectplan.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en oordeelde dat het UWV het griffierecht van € 37,00 aan eiseres moest vergoeden. Daarnaast werd het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 644,00 werden vastgesteld. De rechtbank benadrukte dat eiseres niet verwijtbaar had gehandeld door gebruik te maken van haar recht om bezwaar en beroep aan te tekenen tegen het trajectplan. De uitspraak werd gedaan door rechter A.J. Rietveld en griffier J. Dijkstra op 25 oktober 2005.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr.: 04/1362
Inzake het geding tussen
[A], wonende te [B], eiseres,
gemachtigde: mr. E. van Wolde, werkzaam bij Rechtshulp Noord,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder,
gemachtigde: M. Wiersma, werkzaam bij verweerder.
Procesverloop
Bij brief van 14 oktober 2004 heeft verweerder eiseres mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Werkloosheidswet (WW).
Tegen dit besluit is namens eiseres beroep ingesteld.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, enkelvoudige kamer, gehouden op 20 september 2005. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij bovengenoemde gemachtigde.
Motivering
Eiseres heeft per 30 juni 2003 een WW-uitkering toegekend gekregen. Nadien is een reïntegratietraject in gang gezet, in welk kader eiseres op 10 februari 2004 door verweerder is aangemeld bij Agens B.V. In het plaatsingsplan van 5 maart 2004 van de arbeidsdeskundige dienst van Agens is voorgesteld om eiseres te laten deelnemen aan een sollicitatie-instructie en individuele begeleiding werkadviseur.
Bij brief van 16 maart 2004 heeft eiseres Agens verzocht het trajectplan te herzien, aangezien zij zichzelf kundig genoeg acht om te solliciteren en te bemiddelen met een potentiële werkgever. Verder heeft eiseres in een brief van 29 maart 2004 aan verweerder te kennen gegeven dat zij zich niet in het door Agens voorgestelde trajectplan kan vinden. Daarbij heeft eiseres verweerder gevraagd om (financiële) ondersteuning voor de leergang “Total coaching” bij Bureau Land & Partners.
Bij brief van 7 april 2004 heeft verweerder eiseres meegedeeld niet akkoord te gaan met haar scholingsvoorstel en aangegeven dat zij het regulier traject bij Agens dient te volgen. Eiseres is nogmaals verzocht om het plaatsingsplan van Agens te ondertekenen.
Bij formulier “Melding gedraging van cliënt tijdens reïntegratietraject” van 14 april 2004 heeft Agens verweerder meegedeeld dat de reïntegratieopdracht wordt teruggegeven aangezien eiseres het voorgestelde trajectplan totaal nutteloos vindt en daarom weigert voor akkoord te tekenen.
Bij brieven van 17 april 2004, 10 juni 2004 en 28 juni 2004 heeft eiseres aan (verschillende medewerkers van) verweerder haar situatie en standpunt nader toegelicht. Op 28 juni 2004 heeft eiseres het plaatsingsplan voor gezien ondertekend, met daarbij de toevoeging dat zij niet akkoord is. Blijkens een gespreksverslag van 30 juni 2004 heeft eiseres haar standpunt, dat het volgen van een regulier traject voor haar niet noodzakelijk is, ten overstaan van een medewerker van verweerder gehandhaafd.
Bij brief van 20 juli 2004 is namens eiseres bezwaar gemaakt tegen de inhoud en de wijze van totstandkoming van het trajectplan.
Bij besluit van 29 juli 2004 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat haar uitkering met ingang van 2 augustus 2004 gedurende 16 weken met 20% wordt gekort, omdat zij de verplichting om mee te werken aan activiteiten die bevorderlijk zijn voor het inschakelen in de arbeid niet is nagekomen. Namens eiseres is tegen dit besluit bij brief van 24 augustus 2004 bezwaar gemaakt.
Bij het thans bestreden besluit zijn de beide bezwaarschriften van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft overwogen dat een handtekening voor akkoord onder het plaatsingsplan gewenst was, omdat eiseres daarmee haar bereidwilligheid om mee te werken aan de uitvoering van het plan zou hebben aangetoond. Verder heeft verweerder aangegeven dat een sollicitatietraining nuttig wordt geacht voor vrijwel alle WW-uitkeringgerechtigden die na een half jaar zelfstandig solliciteren nog geen succes hebben gehad. Voor wat betreft de opgelegde maatregel heeft verweerder overwogen dat eiseres er meermalen op is gewezen dat weigering mee te werken aan de totstandkoming en/of uitvoering van een plaatsingsplan consequenties kan hebben voor de uitkering. Doordat eiseres desondanks heeft geweigerd om met het trajectplan van start te gaan is de maatregel terecht opgelegd.
In beroep is namens eiseres aangevoerd -samengevat en onder meer- dat het bestreden besluit niet voldoet aan de motiverings- en zorgvuldigheidseisen. Wat de budgettaire redenen zijn om het coachingstraject af te wijzen is niet duidelijk en evenmin is duidelijk waarom het ene reïntegratietraject wel geschikt wordt geacht en het andere niet. Ook is niet helder wat door Agens en wat door verweerder wordt beslist. Voorts betwist eiseres dat zij niet aan reïntegratie wilde meewerken en met de beëindiging van het reïntegratietraject akkoord zou zijn gegaan. Eiseres heeft alleen haar bezwaren ten aanzien van het voorgestelde plan kenbaar gemaakt en wilde overleg over een alternatief. Onduidelijk is dan ook waarom verweerder een maatregel heeft opgelegd, nu eiseres haar verplichtingen niet heeft geschonden.
In zijn verweerschrift heeft verweerder zijn standpunt gehandhaafd en een en ander nader toegelicht.
In dit geding moet worden beoordeeld of het bestreden besluit in rechte stand kan houden.
Met betrekking tot het voor eiseres opgestelde trajectplan overweegt de rechtbank als volgt.
Ingevolge art. 26 lid 1 onder e WW is de werknemer verplicht om mee te werken aan de activiteiten die bevorderlijk zijn voor zijn inschakeling in de arbeid, bedoeld in de hoofdstukken VI en XA.
In art. 27 lid 3 WW is bepaald -voor zover hier van belang- dat indien de werknemer een verplichting, hem op grond van artikel 26 opgelegd niet of niet behoorlijk is nagekomen, het UWV de uitkering tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk weigert. Ingevolge art. 27 lid 4 WW wordt een maatregel als bedoeld in het derde lid afgestemd op de ernst van de gedraging en de mate waarin de werknemer de gedraging verweten kan worden. Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Ingevolge art. 72 lid 1 WW heeft het UWV tot taak de inschakeling in de arbeid te bevorderen van werknemers die recht op uitkering hebben op grond van hoofdstuk IIa of IIb.
Overeenkomstig het bepaalde in art. 72 lid 3 WW heeft verweerder ter uitvoering van deze taak het reïntegratiebedrijf Agens B.V. ingeschakeld. In navolging van de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) met betrekking tot trajectplannen in bijstandszaken, dient naar het oordeel van de rechtbank het aldus opgestelde trajectplan te worden aangemerkt als een besluit van verweerder in de zin van art. 1:3 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Ingevolge het bepaalde in art. 29 lid 3 WW (thans lid 2) vormt een dergelijk trajectplan immers een onderdeel van het besluit tot toekenning of herziening van de uitkering, waaruit voor de belanghebbende verplichtingen voortvloeien. Bij het niet nakomen van die verplichtingen dient verweerder een maatregel op te leggen. Het trajectplan is derhalve gericht op rechtsgevolg. De verplichting van verweerder om ter uitvoering van de reïntegratietaak een reïntegratiebedrijf in te schakelen laat de eigen verantwoordelijkheid van verweerder -waaronder de onderzoeksplicht als bedoeld in art. 3:2 Abw- met betrekking tot het opgestelde trajectplan onverlet.
Blijkens het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het door Agens opgestelde plaatsingsplan met voldoende zorgvuldigheid tot stand is gekomen en dat eiseres verplicht is mee te werken aan de uitvoering van het plan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich echter -gegeven de omstandigheden zoals die uit het dossier naar voren komen- in redelijkheid niet op dit standpunt kunnen stellen. In dit verband acht de rechtbank vooral van belang dat uit de gedingstukken op geen enkele wijze blijkt dat de vaardigheden van eiseres op het gebied van solliciteren en het benaderen van potentiële werkgevers tekortschieten. Uit de in het plaatsingsplan opgenomen analyse door de medewerker van Agens komt de noodzaak van een sollicitatietraining evenmin naar voren. Wel blijkt uit het plaatsingsplan dat eiseres reeds eerder een reïntegratietraject heeft doorlopen, veelvuldig solliciteert en daarbij gebruikt maakt van voldoende bronnen, maar dat zij in de voor haar in aanmerking komende functies vooral voldoende praktijkervaring mist. Gelet hierop kan verweerder dan ook niet volstaan met de algemene opvatting dat een sollicitatietraining nuttig wordt geacht voor vrijwel alle WW-uitkeringgerechtigden die langer dan een half jaar werkloos zijn. Gezien de bezwaren tegen het traject die eiseres kort na ontvangst van het plaatsingsplan van 5 maart 2004 aan zowel Agens als verweerder kenbaar heeft gemaakt, had het op de weg van verweerder gelegen eerst nader te (laten) onderzoeken of de sollicitatievaardigheden van eiseres inderdaad dusdanig te wensen overlieten dat een verplichte deelname aan een sollicitatietraining gerechtvaardigd zou zijn. Bovendien valt niet in te zien waarom niet direct door hetzij Agens, hetzij verweerder kon worden gezocht naar alternatieven voor de door eiseres gewenste leergang “Total Coaching”, nu dit scholingsvoorstel blijkens het plaatsingsplan uitsluitend om financiële redenen moeilijk haalbaar werd geacht.
Door een nader onderzoek naar de relevante feiten en omstandigheden ten aanzien van het voor eiseres opgestelde trajectplan achterwege te laten heeft verweerder gehandeld in strijd met het bepaalde in art. 3:2 Awb, op grond waarvan een besluit op zorgvuldige wijze dient te worden voorbereid.
In het verlengde van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder ten onrechte is overgegaan tot het opleggen van een maatregel als bedoeld in art. 27 lid 3 WW. Daarbij merkt de rechtbank voorts op dat ook overigens niet gezegd kan worden dat eiseres zich onvoldoende coöperatief heeft opgesteld ten aanzien van haar reïntegratie. Tegen het opgestelde trajectplan staat ingevolge de Awb immers de mogelijkheid van bezwaar en beroep open. Dat eiseres van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt kan dan ook niet worden bestempeld als het verwijtbaar niet meewerken aan reïntegratieactiviteiten. Het beroep dient gegrond te worden verklaard.
Gelet op het vorenstaande en op het bepaalde in art. 8:74 lid 1 Awb dient het UWV het door eiseres betaalde griffierecht van € 37,00 te vergoeden.
Op grond van art. 8:75 Awb veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht belopen de proceskosten van eiseres € 644,00 (beroepschrift 1 punt; gewicht van de zaak: gemiddeld; waarde per punt: € 322,00), ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank wijst het UWV aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht van € 37,00 aan eiseres vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644,00, aan eiseres te vergoeden door het UWV.
Aldus gegeven door mr. A.J. Rietveld, rechter, en door haar in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2005, in tegenwoordigheid van mr. J. Dijkstra als griffier.
w.g. J. Dijkstra
w.g. A.J. Rietveld
Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Centrale Raad van Beroep
Postbus 16002
3500 DA Utrecht
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.
Afschrift verzonden op: 25 oktober 2005