ECLI:NL:RBLEE:2005:AU6386
Rechtbank Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenvergoeding in bezwaar bij belastingaanslag en erkenning van onrechtmatigheid
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Leeuwarden op 15 november 2005, staat de vraag centraal of de verweerder, de inspecteur van de Belastingdienst, de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2003 correct heeft vastgesteld en of eiser recht heeft op een proceskostenvergoeding voor het bezwaar. Eiser, die een VUT-uitkering ontving, had bezwaar gemaakt tegen de definitieve aanslag die was vastgesteld op € 30.948. De verweerder kwam in de uitspraak op bezwaar volledig tegemoet aan het bezwaar, maar weigerde de gevraagde proceskostenvergoeding. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 21 oktober 2005, waar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, heeft de rechtbank vastgesteld dat de verweerder in zijn uitspraak op bezwaar niet heeft gereageerd op het verzoek om proceskostenvergoeding. De rechtbank oordeelt dat deze nalatigheid in strijd is met artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat de uitbetaling van € 161 aan eiser door de verweerder, na de uitspraak op bezwaar, moet worden gezien als een erkenning van de onrechtmatigheid van de eerdere beslissing.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze geen beslissing bevatte over de proceskostenvergoeding. De rechtbank bevestigt de uitspraak voor het overige en bepaalt dat eiser recht heeft op een tegemoetkoming van € 161 voor de in bezwaar gemaakte kosten. Tevens wordt de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 322. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in hoger beroep te gaan.