RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht
[A] en [B], wonende te [C], verzoekers,
gemachtigde: mr. M. Schuckink Kool, advocaat te Den Haag,
de burgemeester van de gemeente Opsterland, verweerder.
Bij brief van 13 oktober 2005 heeft verweerder verzoekers mededeling gedaan van een besluit op grond van de Gemeentewet. Verweerder heeft daarbij op grond van art. 172 lid 3 Gemeentewet besloten dat het gebruik van het pand door verzoekers uiterlijk 14 oktober 2005 om 13.00 uur moet zijn beëindigd en dat verzoekers het pand op dat tijdstip moeten hebben verlaten, waarna de gemeente Opsterland de passende maatregelen kan treffen om het pand ontoegankelijk te maken en te beschermen tegen brandstichting en vernieling. Indien op bovengenoemd tijdstip verzoekers het pand niet hebben verlaten, zal met politiebijstand tot daadwerkelijk uitzetting worden overgegaan (besluit 1). Voorts heeft verweerder besloten dat er binnen een straal van 80 meter gemeten vanaf het middelpunt van het pand zich voor de duur van 10 dagen vanaf de bekendmaking van het besluit geen groepen van personen mogen bevinden dan wel ophouden (besluit 2) en dat het pand ook anderszins niet door onbevoegden mag worden betreden en bewoond tot een half jaar na dit besluit (besluit 3).
Verzoekers hebben tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. Tevens hebben verzoekers zich bij brief van 14 oktober 2005 tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om op grond van art. 8:81 lid 1 Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening te treffen, in die zin dat het besluit wordt geschorst. De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van 14 oktober 2005 bij wijze van ordemaatregel het ontruimingsbevel geschorst totdat zij uitspraak heeft gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening.
Het verzoek is ter zitting behandeld op 17 oktober 2005. Verzoekers zijn in persoon verschenen, bijgestaan door bovengenoemde gemachtigde. Verweerder is in persoon verschenen, tezamen met de heer P. Stevens en de heer R. Hayé, medewerkers van verweerders gemeente.
Op grond van art. 8:81 lid 1 Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om verzoekers te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij de gevraagde voorlopige voorziening.
Voor zover de beoordeling van het verzoek met zich brengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter.
Aan een verzoek als het onderhavige kan in beginsel worden voldaan, indien het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de hoofdzaak luidt dat het bezwaar tegen het aangevallen besluit gegrond verklaard zal moeten worden.
De voorzieningenrechter baseert zich bij haar oordeelsvorming op onderstaande feiten en omstandigheden.
Verzoekers hebben de boerderij aan de [adres] te [C] gekraakt. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het gehele besluit van 13 oktober 2005. Het schriftelijke verzoek om een voorlopige voorziening heeft uitsluitend betrekking op besluit 1. Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoekers ook verzocht besluit 3 te schorsen. Voorts heeft hij meegedeeld dat de bezwaren zich uitsluitend richten tegen besluit 1 en besluit 3.
Verweerder heeft bij het besluit overwogen dat door de media-aandacht het pand de belangstelling heeft gekregen van mensen die met toepassing van geweld en door intimiderend gedrag de krakers belagen. Dit is volgens verweerder al een aantal weekenden gebeurd en in het weekend van 8 en 9 oktober 2005 heeft dit geleid tot een vechtpartij, waarna aangifte van zware mishandeling is gedaan. Verweerder stelt dat sprake is van aanwezigheid van rook- en/of brandbommen en vreest dat in de komende weekenden acties zullen plaatsvinden waarbij het leven en de gezondheid van de krakers nadrukkelijk in het geding komt en de ernstige vrees bestaat dat de boerderij door brand of vernieling zal worden getroffen.
Ter zitting hebben verzoekers bovenstaande vrees met klem weersproken. Er heeft volgens hen één vechtpartij plaatsgevonden in het weekend van 8 en 9 oktober 2005 en ook die situatie was niet dermate bedreigend dat sprake is van een situatie die een besluit tot ontruiming van de woning rechtvaardigt. De aanwezigheid dan wel dreiging met brand- en/of rookbommen wordt ontkend. Er is slechts een keer gegooid met een rookbommetje uit een fopwinkel.
Ten aanzien van de vraag of het verzoek toegewezen kan worden overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Op grond van art. 172 lid 3 is de burgemeester bevoegd bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde. De voorzieningenrechter dient derhalve eerst te beoordelen of in dit geval sprake is van verstoring van de openbare orde dan wel ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Niet in geding is dat op 13 oktober 2005 geen sprake was van een verstoring van de openbare orde. Ter beoordeling staat derhalve de vraag of op 13 oktober 2005 gesproken kon worden van een ernstige vrees voor het ontstaan van verstoring van de openbare orde. Daarvan kan worden gesproken indien sprake is van een concrete en actuele bedreiging van de veiligheid en gezondheid van de betrokkenen.
Op basis van het besluit, de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht stelt de voorzieningenrechter vast dat verweerder de gestelde ernstige vrees voor het ontstaan van verstoring van de openbare orde heeft gebaseerd op een dagrapport van de politie, waarin melding wordt gemaakt van een vechtpartij ter hoogte van het gekraakte pand in de nacht van zaterdag 8 oktober op zondag 9 oktober 2005, en de berichten in het gastenboek van de website Wâldnet.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bieden deze omstandigheden (wat daar verder ook van zij) onvoldoende basis voor het oordeel dat sprake was van een ernstige vrees voor het ontstaan van een verstoring van de openbare orde. De voorzieningenrechter overweegt hiertoe dat niet is gebleken van aanwezigheid van rook- en/of brandbommen en voorts dat er er geen meldingen dan wel politierapporten blijken te bestaan waarmee aangetoond zou kunnen worden dat het ter plaatse regelmatig tot ongeregeldheden is gekomen. Aan het gegeven dat in het gastenboek van de website Wâldnet naast positieve reacties op het kraken van de woning ook negatieve reacties staan vermeld, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet die betekenis worden gehecht die verweerder daar aan geeft. Nog daargelaten dat reacties in een gastenboek in het algemeen niet als de meest betrouwbare bron van informatie kunnen worden beschouwd, blijkt uit deze reacties ook niet van een concrete bedreiging van verzoekers. Enkel de vechtpartij in de nacht van 8 oktober op 9 oktober 2005 kan aangemerkt worden als een objectief vaststaand gegeven dat de openbare orde één keer is verstoord. Een eenmalige vechtpartij is echter onvoldoende om te kunnen concluderen dat op 13 oktober 2005 ernstige vrees bestond dat de openbare orde zou worden verstoord. Verweerder heeft derhalve niet aannemelijk gemaakt dat op 13 oktober 2005 sprake was van een actuele bedreiging van de veiligheid en gezondheid van verzoekers.
Het voorgaande betekent dat verweerder niet bevoegd was om op grond van artikel 172 lid 3 Gemeentewet het besluit te nemen, hetgeen tot gevolg heeft dat het bestreden besluit in bezwaar niet in stand zal kunnen blijven. Het verzoek zal daarom in zoverre worden toegewezen.
Met betrekking tot het verzoek om besluit 3 te schorsen overweegt de voorzieningenrechter als volgt. In dit besluit is bepaald dat onbevoegden het pand niet mogen betreden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zal het bezwaarschrift voor zover gericht tegen dit besluit naar verwachting niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat bij dit besluit, in tegenstelling tot besluit 1, niet gebleken is dat verzoekers een rechtstreeks persoonlijk van anderen te onderscheiden belang hebben. Om die reden zal het verzoek besluit 3 te schorsen worden afgewezen.
Gelet op het vorenstaande en op het bepaalde in art. 8:82 lid 4 Awb dient de gemeente Opsterland het door verzoekers gestorte griffierecht van € 138,- te vergoeden.
Op grond van art. 8:75 juncto art. 8:84 lid 4 Awb veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder in de proceskosten. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht bedragen de proceskosten van verzoekers € 644,- ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (verzoekschrift 1 punt; verschijnen ter zitting 1 punt; gewicht van de zaak: gemiddeld; waarde per punt € 322,=). De voorzieningenrechter wijst de gemeente Opsterland aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
- wijst het verzoek toe met betrekking tot het ontruimingsbevel (besluit 1) en schorst in zoverre het besluit van 13 oktober 2005 tot twee weken het bekendmaken van het besluit op het bezwaarschrift met dien verstande dat, wanneer binnen die termijn opnieuw een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is ingediend, de schorsing doorloopt totdat de voorzieningenrechter op het verzoek heeft beslist;
- bepaalt dat de gemeente Opsterland het betaalde griffierecht van € 138,- aan verzoekers vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers ten bedrage van € 644,- aan verzoekers te vergoeden door de gemeente Opsterland;
- wijst het verzoek voor het overige af.
Aldus gegeven door mr. C.M. Telman, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2005, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Jansen als griffier.
w.g. M.A. Jansen
w.g. C.M. Telman
Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.
Schriftelijke uitspraak verzonden op: 25 oktober 2005