ECLI:NL:RBLEE:2005:AU4741

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
20 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/1574
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzingsbesluit tot verhalen van woonschepen door de gemeente Leeuwarden

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Leeuwarden op 20 oktober 2005, gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een aanwijzingsbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden. Dit besluit, genomen op 12 oktober 2005, verplichtte de verzoekers, [A] en [B], om hun woonarken uiterlijk op 18 oktober 2005 tijdelijk te verplaatsen. De verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting zijn de verzoekers in persoon verschenen, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door mr. J.V. van Ophem en G. Kuik. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat het bezwaar van de verzoekers tegen het besluit van de gemeente niet gegrond leek te zijn. De voorzieningenrechter benadrukte dat zijn oordeel voorlopig is en niet bindend in de hoofdzaak.

De rechter stelde vast dat de aanwijzing om de woonarken te verplaatsen rechtmatig was, en dat de overlast die de verzoekers zouden ondervinden van deze tijdelijke verplaatsing niet onaanvaardbaar was. De voorzieningenrechter wees erop dat de gemeente bevoegd is om dergelijke aanwijzingen te geven en dat de verzoekers verplicht zijn hieraan mee te werken. Bovendien werd opgemerkt dat de kosten van het verhalen van de woonarken door de gemeente zouden worden gedragen.

De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling en dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep openstond. De zitting werd gesloten met een proces-verbaal van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Proces-verbaal mondelinge uitspraak ex artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr.: 05/1754
Inzake het geding tussen
[A] en [B], wonende te [C], verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden, verweerder,
gemachtigde: mr. J.V van Ophem, advocaat te Leeuwarden.
1. Aanduiding van het besluit waarop het verzoek betrekking heeft
Het besluit van verweerder van 12 oktober 2005, inhoudende de aanwijzing op grond van art. 5.3.3.4 van de Algemene plaatselijke verordening (Apv) dat verzoekers uiterlijk op 18 oktober 2005 hun woonarken tijdelijk moeten verhalen.
2. Datum van de zitting
Het verzoek is behandeld ter zitting van 20 oktober 2005. Verzoekers zijn verschenen in persoon. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. Van Ophem voornoemd en G. Kuik, werkzaam in gemeentelijke dienst.
3. De voorzieningenrechter sluit de behandeling en doet onmiddellijk mondeling uitspraak
a. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek af.
b. De gronden van de beslissing
Voor het treffen van een voorlopige voorziening, zoals is gevraagd door verzoekers, is in beginsel aanleiding indien de voorzieningenrechter van oordeel is dat een tegen een besluit ingediend bezwaar- of beroepschrift gegrond zal worden verklaard. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de hoofdzaak.
Het gaat in deze procedure alleen om het besluit waarbij de aanwijzing is gegeven om de woonarken van [A] en [B] éénmaal te verhalen. Het antwoord op de vraag of de ligplaatsvergunning van [vergunninghoudster] rechtmatig is, dient bij de beoordeling van het onderhavige verzoek buiten beschouwing te blijven. Voorshands kan daarvan overigens wel worden uitgegaan, gelet op de uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 augustus 2005 (reg.nr. 05/1337).
De vraag wie rechthebbende is op de ligplaats [adres] te [C] is evenmin relevant. Mocht te zijner tijd in een procedure blijken dat niet [vergunninghoudster], maar de heer [D] rechthebbende is, dan heeft dat alleen als mogelijke consequentie dat verzoekers hun arken nog een keer moeten (laten) verplaatsen. Dat dit tot enige overlast zal leiden staat wel vast, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter zal deze overlast niet onaanvaardbaar zijn. Het mag zo zijn dat verzoekers liever een verbreding van de haven zien zodat het verhalen niet meer nodig is, maar dat is een keuze die tot de bevoegdheden van de gemeente behoort. In dit geval is er door burgemeester en wethouders voor gekozen om de woonarken te verhalen, overigens op kosten van de gemeente.
Feit is dat de woonark "Feniks" van [vergunninghoudster] zonder het verhalen van de aangeschreven woonarken geen ligplaats kan innemen aan [adres] te [C]. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om aanwijzingen te geven om woonarken te verhalen. Verzoekers zijn verplicht hieraan hun medewerking te verlenen. Dat geldt trouwens ook voor eventuele toekomstige aanwijzingen, hoe vervelend verzoekers dat ook vinden. Er kan overigens wel vanuit worden gegaan dat dit niet erg vaak zal voorkomen.
De overlast die het gevolg zal zijn van het thans aan de orde zijnde aanwijzingsbesluit, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet onaanvaardbaar. Met de belangen van verzoekers is voldoende rekening gehouden doordat in het aanwijzingsbesluit is opgenomen dat het verhalen zal gebeuren op kosten van de gemeente. Voor de eventuele schade die zich zal voordoen bij het verhalen is de gemeente in beginsel aansprakelijk.
Er is geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
De voorzieningenrechter deelt mede dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep open staat.
De zitting wordt gesloten.
Waarvan proces-verbaal.
w.g. mr. F.P. Dillingh, griffier
w.g. mr. C.M. Telman, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden op: