Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
Uitspraak: 10 oktober 2005
Parketnummer: 17/781018-05.
Ad informandum gevoegd parketnummer: 17/781018-05.
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 26 september 2005.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
De raadsman heeft met betrekking tot het onder 4.B. telastegelegde feit aangevoerd dat verdachte niet heeft gehandeld met het oogmerk zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, aangezien het in de factuur genoemde bedrag strekte ter betaling van daadwerkelijk verrichte werkzaamheden en aangezien verdachte binnen zijn bevoegdheden is gebleven.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de op de factuur vermelde werkzaamheden niet zijn verricht en dat verdachte daarvan op de hoogte was. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte de factuur desalniettemin heeft geparafeerd, waarna het op de factuur vermelde bedrag is uitbetaald en verdachte een deel van dit bedrag in zijn bezit heeft gekregen. Uit verdachtes verklaringen blijkt dat het bedrag niet (alsnog) ten goede is gekomen van de gemeente. In zijn verklaring van 3 februari 2005 (nr. XXXIX) heeft verdachte immers verklaard dat het geld deels is aangewend ten behoeve van hemzelf en deels als sponsorgeld.
De rechtbank is van oordeel dat het op de factuur vermelde bedrag niet (in zijn geheel) strekte tot betaling van daadwerkelijk verrichte werkzaamheden. Er zijn geen aanwijzingen dat de werkzaamheden, waar het bedrag volgens verdachte en de medeverdachte [naam 1] betrekking op zouden hebben, daadwerkelijk zijn verricht. Voorts spreken verdachte en de medeverdachte [naam 1] elkaar tegen met betrekking tot de aard van de werkzaamheden waarop de factuur betrekking zou hebben, zodat de rechtbank hier geen waarde aan hecht.
De rechtbank is van oordeel dat het uitbetalen van bedragen aan sportverenigingen als sponsoring niet onder verdachtes bevoegdheden als hoofd overdekte sportaccommodaties van [werkgever] viel. Dit blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de stukken die betrekking hebben op verdachtes functie en uit de verklaringen van [getuige 1], d.d. 19 september 2003, en [getuige 2], d.d. 14 maart 2005.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte het onder 4.B. telastegelegde feit heeft gepleegd met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen.
De rechtbank acht het onder 1. primair, 2., 3. primair, 4.A., 4.B., 5.A. primair en 5.B. telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij in de periode van 1 januari 1999 tot en met 1 december 2002 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, meermalen opzettelijk een hoeveelheid geld, dat telkens toebehoorde aan [werkgever] en/of [naam 2] en welk geld verdachte telkens anders dan door misdrijf, te weten in zijn hoedanigheid van ambtenaar van [werkgever], belast met de functie van beheerder/hoofd overdekte sportaccommodaties van [werkgever], onder zich had, waarbij hij, verdachte, uit hoofde van zijn bediening:
- onder meer was belast met de in- en verkoop ten behoeve van de onder zijn beheer vallende sportaccommodaties en
- was belast met het zorg dragen voor de (contante) betaling van door derden, te weten onder meer [naam 3], aan de onder zijn beheer vallende sportaccommodaties geleverde diensten en goederen en
- kon beschikken over en was belast met onder meer het beheer van de kasgelden en voornoemde gelden telkens uit hoofde van zijn bediening onder zich had,
heeft verduisterd, nu hij, verdachte, dit geld wederrechtelijk heeft onttrokken aan zijn bestemming, door te pretenderen dit geld nodig te hebben voor betaling van die [naam 3] en zich dit geld wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij in de periode van 1 januari 2001 tot en met 1 december 2002 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, een factuur ten name van [naam 4] en gericht aan [naam 9] - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft hij, verdachte, valselijk:
- op deze factuur het (bedrijfs)logo van [naam 4] aangebracht, althans gebruik gemaakt van papier met het logo van [naam 4] en
- op die factuur een aantal daadwerkelijk in het kader van een sponsoring geleverde bekers en medailles en een factuurbedrag van Euro 532,50 vermeld,
zulks terwijl genoemde bekers en medailles door [naam 4] kosteloos in het kader van een sponsoring aan [naam 9] waren geleverd,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3. primair
hij in de periode van 1 januari 2001 tot en met 10 april 2001 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, opzettelijk een hoeveelheid geld (te weten een bedrag van fl. 945,30), dat toebehoorde aan [werkgever] en/of [naam 2] en welk geld verdachte anders dan door misdrijf, te weten in zijn hoedanigheid van ambtenaar van [werkgever], belast met de functie van beheerder/hoofd overdekte sportaccommodaties van [werkgever], onder zich had, waarbij hij, verdachte, uit hoofde van zijn bediening:
- onder meer was belast met de in- en verkoop ten behoeve van de onder zijn beheer vallende sportaccommodaties en
- was belast met het zorg dragen voor de (contante) betaling van door derden, te weten onder meer [naam 5], aan de onder zijn beheer vallende sportaccommodaties geleverde diensten en goederen en
- kon beschikken over en was belast met onder meer het beheer van het kasgeld en voornoemd geld uit hoofde van zijn bediening onder zich had heeft verduisterd, nu hij, verdachte, dit geld wederrechtelijk heeft onttrokken aan zijn bestemming door te pretenderen dit geld nodig te hebben ter betaling van een factuur van die [naam 5] en vervolgens zich dit geld wederrechtelijk toe te eigenen;
4.A.
hij in de periode van 1 januari 1999 tot en met 13 juli 2001 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, meermalen in zijn hoedanigheid als ambtenaar, te weten als beheerder/hoofd overdekte sportaccommodaties van [werkgever], die bij het begaan van het strafbare feit opzettelijk gebruik heeft gemaakt van gelegenheid hem door zijn ambt geschonken, telkens een factuur ten name van [naam 6] en bestemd voor [naam 7] en/of [naam 2] - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte telkens valselijk:
- die factuur voorzien van het (bedrijfs)logo van [naam 6], althans gebruik gemaakt van papier met het logo van [naam 6] en
- op die factuur ten name van [naam 6] vermeld dat [naam 6] bepaalde diensten - te weten beveiligings- en bewakingswerkzaamheden, onder meer houdende het afsluiten van panden (te weten (onder meer) [naam 2] en/of [naam 7]) - zou hebben verleend en goederen zou hebben geleverd, aan de op die factuur vermelde instanties,
zulks terwijl die diensten/goederen telkens niet waren geleverd, zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
4.B.
hij in de periode van 1 december 2000 tot en met 31 december 2000 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, in zijn hoedanigheid als ambtenaar, te weten als beheerder/hoofd overdekte sportaccommodaties van [werkgever], die bij het begaan van het strafbare feit opzettelijk gebruik heeft gemaakt van gelegenheid hem door zijn ambt geschonken, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen (een medewerker van) [werkgever] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid (giraal) geld, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid:
- een factuur ten name van [naam 6] (met factuurnummer
200305 en gedateerd 20-12-2000) gericht aan [naam 7] ter betaling gefiatteerd/goedgekeurd, zulks terwijl hij, verdachte, wist dat de op deze factuur vermelde werkzaamheden [te weten de aanpassing van bewakings- en beveiligingsapparatuur] niet waren of zouden worden uitgevoerd, en
- vervolgens die factuur - ter betaling - heeft aangeboden aan (een medewerker van) de financiële administratie van [werkgever] en aldus (een medewerker van) [werkgever] heeft bewogen een hoeveelheid geld over te maken naar [naam 6], door welke handelingen (een medewerker van) de gemeente werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5.A. primair
hij in de periode van 1 februari 2001 tot en met 29 maart 2001 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, opzettelijk een hoeveelheid geld (te weten een bedrag van fl. 8.300,20), dat toebehoorde aan [werkgever] en/of [naam 2], en welk geld verdachte anders dan door misdrijf, te weten in zijn hoedanigheid van ambtenaar van [werkgever], belast met de functie van beheerder/hoofd overdekte sportaccommodaties van [werkgever], onder zich had, waarbij hij, verdachte, uit hoofde van zijn bediening
- onder meer was belast met de in- en verkoop ten behoeve van [naam 2] en
- zorg heeft gedragen voor de verkoop van een door [werkgever] ten behoeve van [naam 2] betaalde schrob- zuigmachine (te weten van het type Maxima 502 BT) aan [naam 8], welke schrob- zuigmachine contant door [naam 8] aan verdachte werd voldaan en
- kon beschikken over en was belast met onder meer het beheer van het kasgeld en eveneens kon beschikken over de aldus uit de verkoop van deze schrob- zuigmachine verkregen gelden en voornoemd geld uit hoofde van zijn bediening onder zich had,
heeft verduisterd, nu hij, verdachte, dit geld wederrechtelijk heeft onttrokken aan zijn bestemming, door zich dit geld toe te eigenen;
5.B.
hij in de periode van 1 februari 2001 tot en met 29 maart 2001 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, in zijn hoedanigheid als ambtenaar, te weten als beheerder/hoofd overdekte sportaccommodaties in [werkgever], die bij het begaan van het strafbare feit opzettelijk gebruik heeft gemaakt van gelegenheid hem door zijn ambt geschonken, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen (een medewerker van) [werkgever] heeft bewogen tot de afgifte van hoeveelheden (giraal) geld, hebbende verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid:
- een drietal valse facturen (met factuurnummer 1059 en 1058 en 1057, gedateerd 28 maart 2001 en gericht aan [naam 2] en onder vermelding van respectievelijk [naam 9] en [naam 2] en [naam 7]) bij [werkgever] ingediend en
- voorgewend dat de op die facturen vermelde goederen bestemd waren voor de op de respectievelijk facturen vermelde locaties en
- voorgewend als zouden de op die facturen vermelde goederen zijn geleverd, zulks terwijl verdachte en zijn mededader(s) wisten dat deze facturen in gezamenlijkheid in werkelijkheid de leverantie van een schrob- zuigmachine betroffen, welke werd afgeleverd bij [naam 8], niet zijnde de op de facturen vermelde locaties,
door welke handelingen (een medewerker van) de gemeente werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. primair Als ambtenaar opzettelijk geld dat hij in zijn bediening onder zich heeft, verduisteren, meermalen gepleegd.
2. Valsheid in geschrift.
3. primair Als ambtenaar opzettelijk geld dat hij in zijn bediening onder zich heeft, verduisteren.
4.A. Valsheid in geschrift, terwijl hij als ambtenaar bij het begaan van het feit gebruik maakt van gelegenheid hem door zijn ambt geschonken, meermalen gepleegd.
4.B. Oplichting, terwijl hij als ambtenaar bij het begaan van het feit gebruik maakt van gelegenheid hem door zijn ambt geschonken.
5.A. primair Als ambtenaar opzettelijk geld dat hij in zijn bediening onder zich heeft, verduisteren.
5.B. Medeplegen van oplichting, terwijl hij als ambtenaar bij het begaan van het feit gebruik maakt van gelegenheid hem door zijn ambt geschonken.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en de voorlichtingsrapporten van Reclassering Nederland;
- de gedane erkenning van de verdachte zich nog aan de overige op de dagvaarding genoemde ad informandum gevoegde strafbare feiten te hebben schuldig gemaakt, welke zaken derhalve hiermee zijn afgedaan;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1. primair, 2., 3. primair, 4.A., 4.B., 5.A. primair en 5.B. telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede een geldboete van ? 5.000,00;
- het pleidooi van de raadsman.
Bewezen is verklaard dat verdachte -in op één na alle gevallen- in zijn functie van ambtenaar van [werkgever], belast met het beheer van sportaccommodaties, gedurende een langere periode gelden heeft verduisterd, valsheid in geschrifte heeft gepleegd en die [werkgever] heeft opgelicht. Deze misdrijven zijn eerst ontdekt nadat verdachte zijn ontslag had genomen en elders een functie had aanvaard.
Verdachte heeft op grote schaal misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hij kennelijk binnen de gemeente [xx] genoot en op die wijze onder meer publieke gelden aangewend voor doelen waarvoor die gelden niet waren bestemd.
Verdachte heeft bovendien een tweetal medeverdachten als het ware meegesleept in zijn misdadig handelen, afhankelijk als zij zich min of meer voelden van verdachte om de gemeente [xx] niet als klant te verliezen. Verdachte heeft zelfs zonder blikken of blozen de kas van de [naam 9], waarbinnen hij nota bene een bestuursfunctie vervulde, voor een bedrag van ? 532,50 lichter gemaakt.
Een en ander zou op zich een vrijheidsstraf van enige omvang rechtvaardigen.
Als strafverminderende omstandigheid moet worden aangemerkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Uit het rapport van de reclassering en een arts kan blijken dat een en ander -waaronder de door hem ondergane voorlopige hechtenis van ruim twee weken- verdachte zeer heeft aangegrepen.
Het is bovendien de vraag of verdachte zijn huidige functie kan behouden.
Afgezien van een enkele ruiterlijke bekentenis heeft verdachte zijn handelen gebagatelliseerd en gemeend dat hij, anders dan namens de gemeente is gesteld, de vrijheid had die gelden voor andere doeleinden te bestemmen en daarmee de strafwaardigheid van dat handelen ontkend.
Met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten bestaan geen eenduidige landelijke oriëntatiepunten, doch de rechtbank is van oordeel dat -anders dan door het openbaar ministerie gevorderd- een voortdurende vrijheidsstraf niet in de rede ligt. De rechtbank is bij de bepaling van de straf uitgegaan van de haar ambtshalve bekende, min of meer vergelijkbare, gevallen.
De rechtbank acht, naast een taakstraf en een forse geldboete, een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf voor de duur van de thans reeds ondergane voorlopige hechtenis passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank verdachte, gelet op de ernst van de feiten, bovendien een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om daarmee verdachte -die zoals genoemd de strafwaardigheid van zijn handelen deels niet wenste in te zien- in de toekomst te weerhouden zich nogmaals op het criminele pad te begeven.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 44, 47, 57,225 (oud), 321, 326 en 359 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
Verklaart het onder 1. primair, 2., 3. primair, 4.A., 4.B., 5.A. primair en 5.B. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 348 dagen niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Een werkstraf, bestaande uit het verrichten van 240 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Betaling van een geldboete ten bedrage van ? 10.000,00 (zegge: tienduizend euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 185 dagen hechtenis.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Bracht, voorzitter, mr. H.H.A. Fransen en mr. J.B.J. van der Leij, rechters, bijgestaan door mr. F.F. van Emst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 oktober 2005. Mr. Van der Leij is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.