ECLI:NL:RBLEE:2005:AU3570
Rechtbank Leeuwarden
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot gedwongen verkoop van een gemeenschappelijke woning in kort geding tussen broers en zusters
In deze zaak vorderden eisers, broers en zusters, in kort geding de gedaagde, eveneens een broer, om medewerking te verlenen aan de onderhandse verkoop van een gemeubileerde woning die tot de nalatenschap van hun overleden ouders behoort. De eisers stelden dat de woning sinds het overlijden van hun ouders in de jaren '80 onbewoond en onverdeeld is gebleven, en dat de gedaagde, die in een psychiatrisch ziekenhuis verblijft, niet bereid is om mee te werken aan de verkoop. De eisers voerden aan dat de lasten van de woning te zwaar drukken op hen, gezien hun hoge leeftijd en de kosten van onderhoud. De gedaagde daarentegen stelde dat er bij het sterfbed van zijn ouders was afgesproken dat de woning voor hem bewaard zou blijven en dat hij van plan was om de woning te betrekken zodra hij het ziekenhuis verliet.
De voorzieningenrechter overwoog dat een vordering tot gedwongen verkoop alleen kan worden toegewezen als er een overeenkomst tot verdeling van de gemeenschap is, wat in dit geval niet aan de orde was. De rechter concludeerde dat er onvoldoende bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden. Bovendien werd opgemerkt dat de huidige situatie al 24 jaar bestaat en dat er geen specifieke koper voor de woning was, hoewel er wel belangstelling voor was. De rechter wees de vordering van de eisers af en veroordeelde hen in de kosten van het geding.
Het vonnis werd uitgesproken op 30 september 2005 door mr. J. de Vroome, voorzieningenrechter, en in aanwezigheid van de griffier.