ECLI:NL:RBLEE:2005:AU3176

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
23 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/590
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op zelfstandigenaftrek voor ondernemer in ongebruikelijk samenwerkingsverband

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 23 september 2005 uitspraak gedaan in een geschil over de rechtmatigheid van een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2002. Eiseres, een firmante in een vennootschap onder firma, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag die was opgelegd door de Belastingdienst, waarin haar zelfstandigenaftrek niet werd verleend. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht, waarbij het vooral ging om de vraag of eiseres voldeed aan het urencriterium voor de zelfstandigenaftrek.

Eiseres voerde aan dat zij en haar schoondochter, die ook firmante was, een normaal samenwerkingsverband hadden en dat haar werkzaamheden niet als ondersteunend, maar als hoofdwerkzaamheden moesten worden aangemerkt. De Belastingdienst daarentegen stelde dat de werkzaamheden van eiseres voornamelijk ondersteunend van aard waren en dat zij niet voldeed aan de gebruikelijkheidstoets die vereist is voor de zelfstandigenaftrek. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet had aangetoond dat haar werkzaamheden meer dan ondersteunend waren en dat het samenwerkingsverband ongebruikelijk was voor niet-verbonden personen.

De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldeed aan het urencriterium en dat de zelfstandigenaftrek derhalve niet kon worden toegekend. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij het gerechtshof te Leeuwarden of beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, met de ondertekening van de rechter en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht, belastingkamer
Registratienummer: AWB 05/590
Uitspraakdatum: 23 september 2005
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 26 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[A],
wonende te [B], eiseres,
gemachtigde B.H. van Dijken te Delfzijl,
en
de inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Noord,
verweerder,
gemachtigde H. Mulder
Ontstaan en loop van het geding
1.1 Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2002 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (: IB/PVV) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.575,--.
1.2 Na daartegen gemaakt bezwaar heeft verweerder bij de uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
1.3 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 september 2005 te Leeuwarden.
Partijen zijn daar verschenen.
1.4 De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.
De feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast:
2.1 Eiseres is geboren op [geboortedatum]. Vanaf 1 januari 2001 is zij samen met haar echtgenoot (: [B]), zoon (: [C]) en schoondochter ([D]) firmante in de vennootschap [E] V.O.F.(: de firma). Deze firma heeft ten doel het uitoefenen van een bestratingsbedrijf, het slopen van onroerende zaken, alsmede het verrichten van werkzaamheden van milieutechnische aard. In het onderhavige jaar legde de firma zich meer toe op de sloopwerkzaamheden dan op de bestratingswerkzaamheden.
2.2 De administratie van de firma wordt sinds 1 januari 2001 (geautomatiseerd) gevoerd door de schoondochter. Met betrekking tot de sloopwerkzaamheden moeten veel zaken schriftelijk worden vastgesteld. Van de vier firmanten beschikt in het jaar 2002 alleen de schoondochter over de voor de (schriftelijke vastlegging van de) sloopwerkzaamheden (waaronder het verwijderen van asbest en het scheiden van afval) vereiste diploma's. Zij is onder meer gediplomeerd toezichthouder. Eiseres beschikt over praktijkkennis. Zij assisteert haar schoondochter onder meer bij het opstellen van sloopplannen. De schoondochter heeft haar kennis overgedragen aan eiseres, zodat eiseres haar bij afwezigheid kan vervangen. Daarbij behoudt de schoondochter haar verantwoordelijkheid voor de aan eiseres overgedragen taken. Bij het nemen van investeringsbeslissingen nemen eiseres en haar schoondochter het voortouw. De schoondochter heeft daarbij de leidende rol. Eiseres verricht verder de volgende werkzaamheden: het beheren van de kas (van geringe omvang), het ontvangen van bezoekers, het nabrengen van materialen, het schoonhouden van het terrein/gebouwen en het ondersteunen van de schoondochter bij administratieve werkzaamheden. De mannen voeren in de firma de fysieke (sloop)werkzaamheden uit. Zij zijn gemakkelijk vervangbaar door een willekeurig derde. De taken van eiseres en haar schoondochter kunnen daarentegen niet zo maar worden overgenomen door een willekeurige derde.
2.3 Eiseres is sinds 1 januari 2001 eveneens tezamen met haar echtgenoot firmante in de vennootschap V.O.F. [E] Beheer. (: de beheer-firma). Deze beheer-firma houdt zich bezig met het beheer van onroerend goed en de caravan- en botenstalling. De werkzaamheden van eiseres voor deze vennootschap bestaan grotendeels uit het regelen van de verhuur van de caravan- en botenstalling. Een aantal werkzaamheden in deze beheer-firma, zoals het in- en uitrijden van caravans en boten, worden door de echtgenoot van eiseres verricht.
2.4 In het jaar 2003 is door verweerder bij eiseres een boekenonderzoek ingesteld. Onderzocht is onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV voor de jaren 1998 tot en met 2001. Na dit onderzoek heeft verweerder geconcludeerd dat eiseres voor de jaren 2000 en 2001 geen recht op zelfstandigenaftrek heeft.
2.5 Na ontvangst van het rapport inzake het onder punt 2.4 bedoelde boekenonderzoek heeft er nog een vervolggesprek plaatsgevonden tussen verweerder en de gemachtigde van eiseres. Tijdens dit gesprek is besloten om een nader onderzoek in te stellen. Op 22 augustus 2003 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen eiseres, haar schoondochter, haar gemachtigde en verweerder. Tijdens dit gesprek is uitvoerig gesproken over de werkzaamheden van beide vrouwen binnen de firma en de beheer-firma. Naar aanleiding van dit gesprek heeft verweerder voor de jaren 2002 en volgende onder meer (naar volgt uit zijn brief van 22 augustus 2003, bijlage 6 bij het verweerschrift) besloten om de door eiseres voor de firma verrichte werkzaamheden aan te merken als ondersteunende werkzaamheden verricht in een ongebruikelijk samenwerkingsverband. Met betrekking tot de door eiseres voor de beheer-firma verrichte werkzaamheden heeft verweerder het standpunt ingenomen dat de door eiseres aan deze werkzaamheden bestede tijd, gezien het seizoenskarakter van de werkzaamheden, niet voldoende is om voor de zelfstandigenaftrek in aanmerking te komen.
2.6 Eiseres heeft ter zake van de door haar voor de firma en beheer-firma verrichte werkzaamheden geen urenadministratie bijgehouden.
2.7 Bij het opleggen van de aanslag IB/PVV voor het jaar 2002 heeft verweerder de door eiseres gevraagde zelfstandigenaftrek ad € 4.906,-- niet verleend.
Het geschil
3.1 In geschil is het antwoord op de vraag of eiseres recht heeft op zelfstandigenaftrek.
3.2 Eiseres is van mening dat er binnen de firma sprake is van een normaal samenwerkingsverband, gezien - kort gezegd - de feiten dat de vennoten grotendeels werkzaamheden verrichten op basis van hetzelfde kennisniveau en eiseres en haar schoondochter onvervangbaar zijn binnen de firma. Verder is zij van mening dat de regelgeving omtrent het fiscaal hebben van een "ongebruikelijk samenwerkingsverband" discriminerend is voor vrouwen en daardoor in strijd met Europese wetgeving. De door eiseres voor de firma gewerkte uren tellen derhalve mee voor het urencriterium, zodat eiseres recht heeft op de zelfstandigenaftrek.
3.3 Verweerder is van opvatting dat eiseres op grond van de gebruikelijkheidstoets niet voldoet aan het urencriterium, zodat zij geen recht heeft op de zelfstandigenaftrek. Verder is de gebruikelijkheidstoets niet discriminatoir.
3.4 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Van deze stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden aangemerkt.
Beoordeling van het geschil
4.1 Ingevolge artikel 3.76, eerste lid, van de Wet geldt de zelfstandigenaftrek voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet en bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt.
4.2 Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, van de Wet wordt onder urencriterium verstaan: het gedurende het kalenderjaar besteden van ten minste 1.225 uren aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet, indien:
a. de tijd die in totaal wordt besteed aan die ondernemingen en het verrichten van werkzaamheden in de zin van de afdelingen 3.3 en 3.4, grotendeels wordt besteed aan die ondernemingen of
b. de ondernemer in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was.
Ingevolge het tweede lid, onderdeel a, van genoemd artikel komen voor de toepassing van het eerste lid, aanhef, niet in aanmerking werkzaamheden ten behoeve van een onderneming waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet en die deel uitmaakt van een samenwerkingsverband met een of meer met hem verbonden personen, indien de door de belastingplichtige verrichte werkzaamheden ten behoeve van het samenwerkingsverband hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn en het ongebruikelijk is dat een dergelijk samenwerkingsverband tussen niet-verbonden personen wordt aangegaan.
4.3 De rechtbank overweegt dat naar volgt uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting op zichzelf niet in geschil is dat eiseres in totaal ten minste 1.225 uren heeft besteed aan werkzaamheden voor de firma en de beheer-firma. Tevens is tussen partijen niet in geschil dat de werkzaamheden van eiseres voor de beheer-firma minder dan 1.225 uren in beslag namen.
4.4 Eiseres en haar medevennoten in de firma zijn, naar – terecht – niet in geschil is, verbonden personen in de zin van artikel 3.6 van de Wet. Naar het oordeel van de rechtbank rust op eiseres – naar uit de parlementaire geschiedenis van artikel 3.6 van de Wet blijkt – de last te bewijzen dat de door haar ten behoeve van de onderneming verrichte werkzaamheden voor de toepassing van het eerste lid, aanhef, van artikel 3.6 van de Wet in aanmerking kunnen worden genomen.
4.5 Uit de onder punt 2.1 vermelde vaststaande feiten volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de hoofdactiviteiten van de firma in het jaar 2002 voornamelijk de sloopwerkzaamheden (en de daaraan verbonden werkzaamheden van milieutechnische aard) behelsden. Gelet op de onder punt 2.2 vermelde vaststaande feiten is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk geworden dat een deel van de door eiseres voor de firma verrichte werkzaamheden verband houden met deze hoofdwerkzaamheden en dat eiseres kennis heeft van de gang van zaken met betrekking tot deze hoofdwerkzaamheden. Niettemin overweegt de rechtbank dat de door eiseres uitgevoerde werkzaamheden - hoe waardevol ook voor de firma - steeds ondersteunend van aard zijn geweest. Bij bijvoorbeeld het opstellen van sloopplannen verleent zij namelijk slechts assistentie aan haar schoondochter. Weliswaar is eiseres is staat om haar schoondochter bij afwezigheid te vervangen, doch de schoondochter behoudt daarbij de verantwoordelijkheid voor de door haar overgedragen taken. Verder neemt eiseres tezamen met haar schoondochter bij het nemen van investeringsbeslissingen het voortouw. Echter, de schoondochter heeft daarbij de leidende rol. Namens eiseres zijn geen feiten en omstandigheden gesteld die, indien aannemelijk gemaakt, tot de conclusie zouden kunnen leiden dat zij zich meer dan in belangrijke mate (zelfstandig) heeft beziggehouden met de hoofdwerkzaamheden van de firma. De rechtbank gaat voorbij aan het ter zitting gedane aanbod van de gemachtigde van eiseres om alsnog een urenoverzicht op te maken, nu de rechtbank de door hem genoemde werkzaamheden van eiseres reeds ondersteunend van aard acht en hij niet heeft gesteld dat eiseres andere werkzaamheden dan genoemd - die wel als hoofdwerkzaamheden zouden kunnen worden aangemerkt - heeft verricht. Een urenoverzicht kan dan naar het oordeel van de rechtbank geen ander licht werpen op de zaak. Bovendien is het aantal gewerkte uren van eiseres op zichzelf niet in geschil (zie punt 4.3).
4.6 Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres – tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder – niet aannemelijk gemaakt dat een samenwerkingsverband als de onderhavige firma, waarin een vennoot (eiseres) werkzaamheden van (hoofdzakelijk) ondersteunende aard verricht, tussen niet-verbonden personen niet ongebruikelijk is. Hierbij overweegt de rechtbank dat niet van betekenis is de vraag of de werkzaamheden van eiseres door een willekeurige derde zouden kunnen worden overgenomen. Van belang is of in plaats van eiseres een willekeurige derde, die dezelfde werkzaamheden als eiseres zou verrichten, als vennoot in de firma zou worden opgenomen.
4.7 Gelet op het onder de punten 4.5 en 4.6 overwogene, is eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet in de op haar rustende bewijslast, zoals bedoeld onder punt 4.4, geslaagd. De werkzaamheden van eiseres kunnen derhalve niet in aanmerking komen voor de toepassing van artikel 3.6, eerste lid, aanhef, van de Wet.
4.8 Eiseres heeft nog aangevoerd dat de gebruikelijkheidstoets discriminerend is voor vrouwen. Deze stelling kan de rechtbank niet volgen, nu in artikel 3.6 van de Wet geen onderscheid tussen mannen en vrouwen wordt gemaakt. Verder heeft eiseres nog betoogd dat partners beter samenwerken dan derden. Hieromtrent overweegt de rechtbank dat de wetgever er welbewust voor heeft gekozen de gebruikelijkheidstoets in de Wet op te nemen juist voor de situatie waarin sprake is van een samenwerkingsverband tussen verbonden personen. Deze keuze dient door verweerder en de rechtbank te worden gerespecteerd.
4.9 Het onder de punten 4.3 en 4.7 overwogene leidt tot de conclusie dat eiseres voor het jaar 2002 niet voldoet aan het urencriterium. Aan haar kan derhalve, gelet op het onder punt 4.1 overwogene, geen zelfstandigenaftrek worden toegekend.
4.10 Het beroep van eiseres treft dus geen doel.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. J.W. Keuning. De beslissing is op 23 september 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. M Hiemstra, griffier.
Afschrift aangetekend
verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.