ECLI:NL:RBLEE:2005:AU2807

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
8 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/353
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.H.A. Fransen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingheffing op verkoopresultaat uit eigen woningbouw

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 8 juli 2005 uitspraak gedaan in een belastingkwestie tussen eiseres, [A], en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had een woning in eigen beheer gebouwd en verkocht, en de Belastingdienst had het verschil tussen de verkoopprijs en de bouwkosten aangemerkt als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden. Eiseres was van mening dat dit niet terecht was, omdat zij de woning voor eigen bewoning had gebouwd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres de woning niet voor eigen bewoning heeft gebouwd, maar met het oogmerk om deze met winst te verkopen. Dit oordeel is gebaseerd op verschillende feiten, waaronder het feit dat eiseres zich kort na de bewoning van de woning aanmeldde voor een loting voor een nieuw bouwperceel. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van deelname aan het economische verkeer en dat het voordeel redelijkerwijs te verwachten was.

De rechtbank heeft de stelling van eiseres verworpen dat de verkoop van de woning niet als belastbaar resultaat moest worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur terecht het volledige verschil tussen de verkoopopbrengst en de bouwkosten als belastbaar resultaat had aangemerkt. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat zij de woning daadwerkelijk voor eigen bewoning had gebouwd.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. J. de Jong.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Registratienummer: AWB 05/353
Uitspraakdatum: 8 juli 2005
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[A],
wonende te [B], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst Noord
verweerder,
gemachtigde B. Meeuwsen.
Betreft
De uitspraak van verweerder van 4 februari 2005 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres voor het jaar 2001 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen van € 94.577.
Onderzoek ter zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2005.
Eiseres is (aangetekend) schriftelijk uitgenodigd en niet ter zitting verschenen.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Gronden
1. Eiseres, geboren op [geboortedatum], staat volgens het bevolkingsregister gedurende de hieronder vermelde periodes achtereenvolgens op de daarachter vermelde adressen ingeschreven:
- tot 21 februari 2000 bij haar ouders op het adres [adres 1];
- van 21 februari 2000 tot 28 december 2001 op het adres [adres 2];
- van 28 december 2001 tot 1 augustus 2003 op het adres [adres 3];
- met ingang van 1 augustus 2003 op het adres [adres 4].
2. Zij voert vanaf het moment dat zij op 21 februari 2000 is gaan wonen op het adres [adres 2] immer een gezamenlijk huishouden met de heer [C], geboren op [geboortedatum]. Hij staat met ingang van 13 februari 2001 ingeschreven op het adres [adres 2].
3. Volgens de aangiften 2001, 2002 en 2003 is de heer [C] telkens de fiscale partner van eiseres.
4. Eiseres koopt op 13 november 1998 een bouwterrein aan de [adres 2]. Op dezelfde datum koopt haar zuster, mevrouw [D] samen met dhr [E], het naastgelegen bouwterrein. Op deze bouwterreinen bouwen genoemde heren [C] en [E], beiden werkzaam in de bouw, gezamenlijk een dubbel woonhuis. Deze woning wordt geheel in eigen beheer gebouwd en de (financiële) verplichtingen met betrekking tot de woning op haar bouwterrein zijn volledig door eiseres aangegaan. De totale bouwkosten van de woning van eiseres hebben f 150.443,53 bedragen. De woning is volgens informatie van de gemeente Tytsjerkstradiel, afdeling Bouw- en woningtoezicht, gereed gemeld op 30 augustus 2000.
5. Op 15 mei 2000 hebben eiseres en dhr [C] zich bij de gemeente Dongeradeel gemeld om op 17 mei 2000 mee te doen aan een loting voor een perceel grond in Dokkum. Op het in dit verband aan hen toegewezen bouwterrein hebben zij een optie tot 1 september 2000 genomen. Op 30 november 2000 hebben ze besloten dit bouwterrein te nemen, waar na op 28 december 2000 de koopakte is gepasseerd. Op 27 maart 2001 is een bouwvergunning verleend. Vervolgens is, wederom in eigen beheer, een woning op dit terrein gebouwd.
6. Op 22 augustus 2000 doet genoemde zuster van eiseres, die beëdigd taxateur en makelaar is, namens eiseres en dhr [C] een verzoek om ontheffing van artikel 12 van de Algemene Verkoopvoorwaarden van onroerende zaken van de gemeente Dongeradeel (inhoudende - kort gezegd - een anti - speculatiebeding geldend voor de duur van één jaar). Op 31 oktober 2001 is dit verzoek door haar ingetrokken.
7. Eiseres en dhr [C] zijn op 28 december 2001 in de inmiddels gebouwde woning aan de [adres 3] gaan wonen. Ook op 28 december 2001 is de akte gepasseerd waarbij eiseres de woning aan de [adres 2] in eigendom heeft overgedragen aan de nieuwe eigenaar. De door eiseres ontvangen koopsom van de woning in Noardburgum bedroeg f 344.999,99.
8. Op 13 februari 2003 is door eiseres en dhr [C] opdracht gegeven tot verkoop van de woning aan de [adres 3]. Op 31 juli 2003 is deze woning verkocht.
9. Eiseres heeft samen met dhr [C] in 2003 de bestaande woning [adres 4] gekocht en ze zijn daar per 1 augustus 2003 gaan wonen.
10. Verweerder heeft bij de aanslagregeling het belastbare inkomen uit werk en woning gecorrigeerd door het bedrag van f 194.000 (het naar beneden afgeronde verschil tussen het door eiseres ontvangen verkoopbedrag en de totale bouwkosten van de woning aan de [adres 2]) als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden bij het belastbare inkomen te tellen, onder een aftrek van f 165 als lagere belastbare inkomsten uit eigen woning.
11. Na bezwaar heeft verweerder zijn standpunt bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
12. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of verweerder terecht het verschil tussen het verkoopbedrag en de totale bouwkosten van de woning aan de [adres 2] als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden bij het belastbare inkomen uit woning en werk heeft geteld, en zo ja, of hij terecht het volle bedrag in aanmerking heeft genomen, zonder rekening te houden met de autonome waardestijging van de woning vanaf de het moment van aankoop van de grond tot het moment van verkoop van de woning. Eiseres beantwoordt deze vragen ontkennend en verweerder bevestigend.
13. Er is sprake van een belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden als bedoeld in artikel 3:90 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (: de Wet) indien enige vorm van arbeid in het economische verkeer wordt verricht, die is gericht op het behalen van een - redelijkerwijs te verwachten - geldelijk voordeel en niet is aan te merken als winst uit onderneming of als loon uit dienstbetrekking.
14. Tussen partijen is niet in geding dat er door de aankoop van het bouwterrein, de bouw van de woning en de verkoop van die woning sprake is van deelname aan het economische verkeer en dat het voordeel redelijkerwijs was te verwachten. Nu de rechtbank niet is gebleken dat partijen daarmee uitgaan van een onjuiste rechtsopvatting zal de rechtbank hen daarin volgen. Tussen partijen is in geding of door eiseres is beoogd voordeel te behalen, waarbij zij aanvoert dat zij de woning heeft gebouwd voor eigen bewoning.
15. Op grond van de vaststaande feiten onder 1. tot en met 9, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank aannemelijk dat eiseres het bouwperceel niet heeft aangekocht en de woning niet in eigen beheer - door haar partner dhr [C] en de partner van haar zuster - heeft laten bouwen voor bewoning door haar (en de dhr [C]), maar met het oogmerk om de woning na gereedkomen met voordeel te verkopen. Eiseres heeft dit oordeel van de rechtbank niet weten te ontkrachten. Daarbij neemt de rechtbank in het bijzonder in aanmerking dat eiseres zich reeds korte tijd - binnen 3 maanden - na bewoning van de in eigen beheer gebouwde woning en al vóór de gereed melding van die woning, samen met haar partner dhr [C] heeft aangemeld voor de loting ter verkrijging van een bouwterrein in Dokkum en dat eiseres en haar partner, na het verkrijgen van dat bouwterrein in Dokkum en het opnieuw in eigen beheer bouwen van een woning, korte tijd na verloop van de geldende termijn in het anti - speculatiebeding (1 jaar), ook deze woning in Dokkum hebben verkocht.
16. Naar het oordeel van de rechtbank vindt het door belanghebbende behaalde voordeel zijn verklaring in het in eigen beheer bouwen van de woning op het door haar verkregen bouwterrein aan de Hanegraaffweg. Dan is niet meer van belang of de uiteindelijke omvang van het behaalde voordeel mede afhankelijk was van een factor- in casu de positieve prijsontwikkeling op de onroerend goedmarkt - die niet door die arbeid werd beïnvloed.
17. Verweerder heeft het volledige verschil tussen de in het onderhavig jaar gerealiseerde verkoopopbrengst en de totale bouwkosten van de woning op grond van artikel 3.90 van de Wet derhalve terecht aangemerkt als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden.
18. Het gelijk ligt aan de kant van verweerder.
19. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond.
20. De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. H.H.A. Fransen, rechter. De beslissing is op 8 juli 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. J. de Jong, griffier.
Afschrift aangetekend
verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwaren; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een schriftelijke verklaring van de wederpartij gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank;
2 - tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal de rechtbank deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.