ECLI:NL:RBLEE:2005:AU2796

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
27 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/238
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.H.A. Fransen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afkoop van kapitaalverzekering en belastbaar inkomen uit werk en woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 27 juni 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, [A], en de inspecteur van de Belastingdienst/Noord. Eiseres had in 1994 een levensverzekering afgesloten en deze op 15 maart 2003 afgekocht. De door haar ontvangen afkoopwaarde bedroeg € 5.241,85, terwijl zij in totaal € 6.976,19 aan premie had betaald. Eiseres bracht het negatieve resultaat van de afkoop, zijnde € 1.734,-, in mindering op haar belastbaar inkomen uit werk en woning in haar aangifte. De inspecteur weigerde deze aftrek, wat leidde tot het geschil.

De rechtbank heeft onderzocht of de afkoop van de kapitaalverzekering voor de berekening van het belastbare inkomen in mindering kan worden gebracht. De rechtbank oordeelde dat de Wet op de inkomstenbelasting 1994 geen ruimte biedt voor de door eiseres beoogde aftrek. De relevante wetgeving, met name artikel 1, onderdeel AL, leden 1 en 2 van de Invoeringswet 2001 en artikel 25 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, werd in de overwegingen betrokken. De rechtbank concludeerde dat de tekst van de wet eenduidig aangeeft dat de rente wordt gesteld op het bedrag waarmee de uitkering de betaalde premies overtreft, en dat er geen ruimte is voor de door eiseres gewenste aftrek.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat het gelijk aan de zijde van de inspecteur ligt. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheden tot hoger beroep of cassatie. De uitspraak is vastgesteld door mr. H.H.A. Fransen, rechter, en in tegenwoordigheid van mr. J. de Jong, griffier, uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht, belastingkamer
Registratienummer: AWB 05/238
Uitspraakdatum: 27 juni 2005
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[A],
wonende te [B], eiseres,
gemachtigde [C],
en
de inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Noord,
verweerder,
gemachtigde B. Meeuwsen
Betreft
De uitspraak van verweerder van 21 januari 2005 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres voor het jaar 2003 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit woning en werk van € 19.270,--.
Onderzoek ter zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2005.
Partijen zijn daar verschenen.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Gronden
1. Eiseres, geboren op [geboortedatum] en gehuwd, heeft op 15 maart 2003 een door haar in 1994 afgesloten levensverzekering, waarbij een kapitaal is verzekerd (kapitaalverzekering), afgekocht. Eiseres heeft tot 15 maart 2003 in totaal aan premie op deze verzekering betaald een bedrag van € 6.976,19. De door haar ontvangen afkoopwaarde van deze verzekering bedraagt € 5.241,85.
2. Eiseres heeft in haar aangifte over het onderhavige jaar bij het vaststellen van het inkomen uit woning en werk het onder 1. vermelde saldo ad € 1.734,- tussen de betaalde premie en de ontvangen afkoopwaarde in aftrek gebracht. De onderhavige aanslag is door verweerder opgelegd zonder rekening te houden met deze aftrek.
3. In geschil is het antwoord op de vraag of het negatieve resultaat met betrekking tot de afkoop van de kapitaalverzekering voor de berekening van het belastbare inkomen uit
werk en woning in mindering kan worden gebracht, welke vraag eiseres bevestigend en verweerder ontkennend beantwoordt.
4. Op grond van artikel 1, onderdeel AL, leden 1 en 2 van de Invoeringswet 2001 blijven voor de bepaling van het inkomen uit op 31 december 2000 bestaande levensverzekeringen als de onderhavige, waarbij een kapitaal is verzekerd, de bepalingen van de Wet op de inkomstenbelasting1964 van toepassing zoals die luidden op 31 december 2000 en wordt de rente begrepen in die kapitaalverzekering uit levensverzekering voor de toepassing van de Wet inkomstenbelasting 2001 aangemerkt als inkomen uit werk en woning.
5. Ingevolge lid 1, aanhef en onder c, van artikel 25 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 behoort tot de inkomsten uit vermogen rente begrepen in de kapitaalsuitkeringen uit levensverzekering. Lid 3, aanhef en onder c, van dat artikel bepaalt dat onder een kapitaalsverzekering uit levensverzekering mede wordt verstaan hetgeen wordt genoten ter zake van afkoop. Ingevolge lid 5 van dat artikel wordt de rente begrepen in een kapitaalsuitkering uit levensverzekering gesteld op het bedrag waarmee de uitkering overtreft hetgeen ter zake van de verzekering aan premies is voldaan, voor zover die premies niet in aanmerking zijn gekomen bij een eerdere uitkering door de verzekeraar.
6. Nu de tekst van lid 5 van voormeld artikel eenduidig aangeeft dat de rente wordt gesteld op het bedrag waarmee de uitkering overtreft hetgeen ter zake van de verzekering aan premies is voldaan, biedt die tekst naar het oordeel van de rechtbank geen ruimte voor de door eiseres beoogde aftrek. Ook doel en strekking van de in lid 5 toegepaste saldomethode – namelijk het voorkomen van belastingbetaling over een uitkering waarvoor bij het voldoen van de premie ter zake van die uitkering geen aftrek kon worden genoten - ziet naar het oordeel van de rechtbank niet op de door eiseres bepleite aftrek.
7. Het gelijk ligt derhalve aan de kant van verweerder.
8. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond
9. De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. H.H.A. Fransen, rechter. De beslissing is op 27 juni 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. J. de Jong, griffier.
Afschrift aangetekend
verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een schriftelijke verklaring van de wederpartij gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank;
2 - tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal de rechtbank deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.