ECLI:NL:RBLEE:2005:AU0442

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
27 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/1161
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke vrijstelling van het bestemmingsplan voor het Veenhoopfestival

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 27 juli 2005 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot de tijdelijke vrijstelling van het bestemmingsplan "Buitengebied" voor de organisatie van het Veenhoopfestival. Verzoeker, handelend onder de naam "De Veenhoop Watersport en Recreatie", heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Smallingerland, dat op 21 juli 2004 tijdelijke vrijstelling verleende voor de organisatie van het festival. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker als belanghebbende kan worden aangemerkt, aangezien hij pal naast het festivalterrein woont en werkt. Dit geeft hem het recht om bezwaren aan te voeren, waaronder milieubezwaren.

De voorzieningenrechter heeft de argumenten van de stichting, die stelde dat de activiteiten onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan vallen, niet kunnen beoordelen omdat zij niet bekend is met de overgangsbepalingen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er gebreken kleven aan het besluit van de gemeente. Ten eerste is onterecht vrijstelling verleend voor een jaarlijks terugkerende activiteit, wat niet in overeenstemming is met de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Ten tweede heeft de gemeente onvoldoende rekening gehouden met milieubelangen, gezien de nabijheid van een beschermd natuurgebied. Ten derde is niet onderzocht of andere vergunningen of ontheffingen nodig zijn voor het festival.

Ondanks deze gebreken heeft de voorzieningenrechter besloten om het bestreden besluit niet te schorsen, omdat dit grote financiële gevolgen voor de stichting zou hebben. De stichting had al aanzienlijke kosten gemaakt en contracten gesloten in de veronderstelling dat het festival door kon gaan. De belangen van verzoeker zijn minder groot geacht dan die van de stichting, en er was twijfel over het causaal verband tussen het festival en de door verzoeker gestelde negatieve gevolgen voor zijn camping. De voorzieningenrechter heeft de gemeente veroordeeld in de proceskosten van verzoeker en verklaard dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Proces-verbaal mondelinge uitspraak ex artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr.:
05/1161
Inzake het geding tussen
[verzoeker], handelend onder de naam "De Veenhoop Watersport en Recreatie", wonende te [woonplaats], verzoeker,
gemachtigde: mr. R.C.M. Kamsma, advocaat te Leeuwarden,
en
het college van burgemeester en wethouders van Smallingerland, verweerder,
gemachtigde: mr. G.H. Hamelink-Bouwman, advocaat in dienst van de gemeente Smallingerland.
1. Aanduiding van het besluit waarop het verzoek betrekking heeft
Het besluit van 21 juli 2004, waarbij verweerder voor een periode van twee weken, met ingang van 25 juli 2005, aan de Stichting dorpsfeesten De Veenhoop (hierna: de stichting) tijdelijke vrijstelling van het bestemmingsplan "Buitengebied" heeft verleend voor de organisatie van het Veenhoopfestival op het festivalterrein bij De Veenhoop, overeenkomstig de bij dit besluit behorende tekening(en).
2. Datum van de zitting
Het verzoek is behandeld ter zitting van 27 juli 2005. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens verweerder is gemachtigde verschenen, vergezeld van [B.], werkzaam bij de gemeente Smallingerland. Namens de stichting is mr. E. Wiarda van Langhout & Wiarda Juristen verschenen, vergezeld van [B.], penningmeester van de stichting, en B. Algera, werkzaam bij Diba International Concerts BV.
3. De voorzieningenrechter sluit de behandeling en doet onmiddellijk mondeling uitspraak
a. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek af;
- bepaalt dat de gemeente Smallingerland het griffierecht van 138,00 euro aan verzoeker vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker ten bedrage van 644,00 euro, aan verzoeker te vergoeden door de gemeente Smallingerland.
b De gronden van de beslissing
De voorzieningenrechter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verzoeker aangemerkt kan worden als belanghebbende. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is hier zonder meer sprake van, nu verzoeker pal naast het terrein waar het festival wordt gehouden, woont en werkt. Dit betekent tegelijkertijd dat verzoeker ook alle denkbare bezwaren tegen het besluit kan aanvoeren, dus ook milieubezwaren. Het schütznorm-vereiste speelt in dit kader geen rol.
Met betrekking tot de stelling van de stichting dat de activiteiten onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan vallen, overweegt de voorzieningenrechter dat zij niet bekend is met de overgangsbepalingen en daarom deze stelling thans moeilijk kan beoordelen. Verzoeker heeft aangevoerd dat illegaal gebruik niet onder het overgangsrecht valt. Tot voor kort, april 2005, werden evenwel de onderhavige activiteiten in overeenstemming met het bestemmingsplan geacht. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerst op 13 april 2005 beslist dat een festival van 3 dagen niet zodanig kortstondig is, dat een dergelijke activiteit in overeenstemming met het bestemmingsplan kan worden geacht. In een eventuele bodemzaak zal dan ook moeten worden beoordeeld of het overgangsrecht inderdaad niet van toepassing is. Gelet op de omstandigheid dat verweerder blijkens het bestreden besluit zich op het standpunt heeft gesteld dat voor de activiteiten vrijstelling van het bestemmingsplan is vereist -en het overgangsrecht dus kennelijk niet van toepassing acht-, zal de voorzieningenrechter overgaan tot een verdere inhoudelijke beoordeling van het bestreden vrijstellingsbesluit.
De voorzieningenrechter concludeert dat een aantal gebreken kleeft aan dit besluit.
In de eerste plaats heeft verweerder ten onrechte met toepassing van art. 17 Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) vrijstelling van het bestemmingsplan verleend. Het betreft hier immers niet een tijdelijke, maar een jaarlijks terugkerende activiteit en deze vindt derhalve ook niet gedurende een termijn van maximaal vijf jaar plaats. De voorzieningenrechter acht dit gebrek echter niet voldoende om tot schorsing van het bestreden besluit over te gaan. In dit verband wijst zij erop dat tot april 2005 er zonder meer vanuit werd gegaan dat een kortdurend festival als het onderhavige in overeenstemming was met het bestemmingsplan. Hierdoor werd verweerder kort voor het plaatsvinden van de activiteiten geconfronteerd met een vrijstellingsverzoek van de stichting. De "koninklijke weg" zou in dit geval het opstarten van een art. 19 WRO-vrijstellingprocedure zijn geweest, maar met verweerder is de voorzieningenrechter van oordeel dat hiervoor de tijd ontbrak. Dit betekent dat verweerder enkel een gedoogbesluit had kunnen nemen. Indien evenwel sprake was geweest van een gedoogbesluit was dit voor de voorzieningenrechter geen reden geweest om anders te oordelen dan hierna zal gebeuren.
In de tweede plaats blijkt dat enige afweging van milieubelangen niet heeft plaatsgevonden, terwijl daar alle aanleiding voor was. In de directe nabijheid van het festivalterrein ligt een uniek en belangrijk natuurgebied dat door diverse regelingen wordt beschermd, in het bijzonder door de Habitatrichtlijn, die vanwege haar externe werking in het onderhavige geval ook van toepassing is. Aan de andere kant gaat het hier om een festival dat slechts vier dagen duurt, zodat ernstige twijfel bestaat of het festival significante effecten kan hebben voor de Alde Faenen in het licht van de instandhouddoelstellingen voor dit gebied. In dit verband wijst de voorzieningenrechter erop dat het festival reeds 60 jaar plaatsvindt, terwijl niet gebleken is van significante effecten in de hiervoor bedoelde zin. Het gebied is recent nog aangewezen als nationaal park in oprichting. Verzoeker heeft nagelaten om ook maar enigszins aannemelijk te maken dat de hiervoor bedoelde effecten te verwachten zijn.
In de derde plaats constateert de voorzieningenrechter dat verweerder bij zijn besluitvorming onvoldoende betrokken heeft of voor het festival ook andere vergunningen/ontheffingen nodig zijn. In het kader van een verzoek om vrijstelling dient verweerder immers te onderzoeken of andere wetten, zoals bijvoorbeeld de Flora- en faunawet, aan het plaatsvinden van de activiteiten in de weg staat.
Gelet op de betrokken belangen ziet de voorzieningenrechter evenwel in voormeld rechtmatigheidsoordeel geen aanleiding om het bestreden besluit te schorsen. Daartoe overweegt zij dat een schorsing grote financiële gevolgen voor de stichting met zich mee zal brengen. De stichting stelt reeds voor circa 175.000 euro aan kosten gemaakt te hebben. Een jaar geleden zijn al contracten gesloten, ervan uitgaande dat er geen redenen waren om aan te nemen dat het festival geen doorgang zou mogen vinden. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dateert zoals gezegd pas van april 2005, zodat daarmee bij het aangaan van de contractuele verplichtingen nog geen rekening kon worden gehouden. De belangen van verzoeker acht de voorzieningenrechter minder groot dan de belangen van de stichting. Verzoeker stelt dat het doorgaan van het festival tot gevolg heeft dat campinggasten zullen vertrekken, maar niet duidelijk is of dat daadwerkelijk ook zo is. Daarnaast bestaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter gerede twijfel of er causaal verband bestaat tussen de door verzoeker gestelde mindere bezetting van zijn camping en het plaatsvinden van het festival.
Daar het bestreden besluit op diverse punten rechtens onjuist is, veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder in de proceskosten van verzoeker.
De voorzieningenrechter verklaart dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep open staat.
De zitting wordt gesloten.
Waarvan proces-verbaal.
B.M. van der Doef, griffier C.M. Telman, voorzieningenrechter
Proces-verbaal mondeling uitspraak verzonden op:
Reg.nr.:
05/1161
blad 3