ECLI:NL:RBLEE:2005:AT7803

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
21 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
17/781055-05 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord met ernstige gevolgen voor slachtoffer en nabestaanden

Op 21 juni 2005 heeft de Rechtbank Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van moord. De verdachte, geboren op [geboortedatum] en wonende te [adres], was op het moment van de uitspraak gedetineerd in P.I. Noord; De Grittenborgh te Hoogeveen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de aard en ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon van de verdachte, zoals deze naar voren kwam uit het onderzoek. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 16 jaren geëist, maar de rechtbank oordeelde dat een gevangenisstraf van 14 jaren recht deed aan de ernst van het feit en de omstandigheden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een gedetailleerd plan had gemaakt om het slachtoffer van het leven te beroven. Dit plan werd uitgevoerd met een mededader, waarbij het slachtoffer op gruwelijke wijze werd omgebracht. De verdachte had het slachtoffer met een vuurwapen door het hoofd geschoten en daarna met een knuppel op het hoofd geslagen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onvoldoende normbesef en inzicht had in de ernst van zijn handelen, wat leidde tot de conclusie dat een langdurige gevangenisstraf noodzakelijk was.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij, vertegenwoordigd door [gemachtigde], toegewezen. De benadeelde partij, de erfgenamen van het slachtoffer, vorderde een schadevergoeding van € 5.197,99, welke door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank legde de verdachte ook de verplichting op om deze schadevergoeding te betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken en is openbaar uitgesproken op 21 juni 2005.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 21 juni 2005
Parketnummer: 17/781055-05
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in P.I. Noord; De Grittenborgh te Hoogeveen.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Meppel.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 7 juni 2005.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 16 januari 2005, te Wolvega, in de gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een pistool, één kogel afgevuurd in de richting van het hoofd van die [slachtoffer], zulks terwijl verdachtes mededader, zich op korte afstand van die [slachtoffer] bevond en welke kogel vervolgens in het hoofd van die [slachtoffer] is binnengedrongen, waardoor een schotwond en bloedverlies is ontstaan en tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op het misdrijf:
Primair: Medeplegen van moord.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport en de psychiatrische en psychologische rapportages;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het primair telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren;
- het pleidooi van de raadsvrouw.
Bewezen verklaard is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van moord. Daarmee heeft verdachte het hoogste rechtsgoed geschonden dat de wet beschermt, het menselijk leven. Verdachte heeft daarmee een flagrante inbreuk gemaakt op de rechtsorde en veel leed gebracht over de familie van het slachtoffer. In de strafoplegging behoort de uitzonderlijke ernst van deze normschending tot uitdrukking te komen.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met een aantal omstandigheden van het door verdachte gepleegde misdrijf, die zij als strafverzwarend aanmerkt. Vast staat dat verdachte al enige tijd het plan had opgevat, het slachtoffer van het leven te beroven. Hij heeft een gedetailleerd plan gemaakt voor de uitvoering van zijn daad en heeft daarvoor een mededader aangezocht. Verdachte heeft enige tijd voor het misdrijf het slachtoffer meegelokt naar Noord-Holland, waar hij van plan was hem van het leven te beroven. Ook hieruit volgt dat verdachte zijn daad bewust en koelbloedig gepland heeft.
De uitvoering van het misdrijf is gruwelijk geweest. Verdachte heeft tevoren met zijn mededader een taakverdeling afgesproken. Hij heeft het slachtoffer in diens woning onverhoeds met een vuurwapen door het hoofd geschoten. Daarna heeft de mededader het slachtoffer nog met een knuppel op het hoofd geslagen. Verdachte en zijn mededader hebben zich niet ontzien, het slachtoffer vervolgens van lijfsieraden en andere eigendommen te beroven.
Verdachte heeft aangevoerd dat hij zich door het slachtoffer bedreigd voelde. Deze zou hem hebben willen dwingen, mee te werken aan het liquideren van enige personen met wie het slachtoffer in een juridische strijd was gewikkeld. Als verdachte hieraan niet zou voldoen, zou het slachtoffer zich wreken op verdachtes gezin. Verdachte heeft daarop besloten, het recht in eigen hand te nemen en zich van het slachtoffer te ontdoen. Uit het onderzoek is echter niet aannemelijk geworden dat het slachtoffer verdachte of zijn gezin op enige wijze heeft bedreigd. Het misdrijf kan verdachte volledig worden toegerekend. Uit de wijze van voorbereiding en uitvoering van de daad, zoals hiervoor omschreven, leidt de rechtbank af dat bij verdachte onvoldoende normbesef bestaat en onvoldoende inzicht in ernst en verwijtbaarheid van zijn handelen. Verdachte heeft met zijn daad een grote schuld op zich geladen, die naar het oordeel van de rechtbank slechts kan worden gecompenseerd door het opleggen van een langdurige gevangenisstraf in onvoorwaardelijke vorm. De officier van justitie heeft een straf van 16 jaren gevorderd. De rechtbank is van oordeel, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dat een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren recht doet aan de aard van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van verdachte zoals deze in het onderzoek naar voren komt.
BENADEELDE PARTIJ
[gemachtigde] heeft zich namens de erfgenamen van het slachtoffer, [slachtoffer],voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door de erfgenamen geleden schade ten gevolge van het aan verdachte telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De vordering strekt tot vergoeding van de kosten van lijkbezorging tot een bedrag van in totaal ? 5.197,99.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet danwel onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart het primair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [gemachtigde], optredende namens de erfgenamen van [slachtoffer], wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 5.197,99 (zegge: vijfduizend éénhonderd zevenennegentig euro en negenennegentig cent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van [gemachtigde], optredende namens de erfgenamen van [slachtoffer], te betalen een som geld ten bedrage van ? 5.197,99 (zegge: vijfduizend éénhonderd zevenennegentig euro en negenennegentig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 103 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 5.197,99 ten behoeve van [gemachtigde], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Bracht, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. M. Severein, rechters, bijgestaan door mr. E.E.M. van Abbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juni 2005.