ECLI:NL:RBLEE:2005:AT6607

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
27 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/857
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersbesluit tot opheffing van parkeerverbod in Easterein en de gevolgen voor verkeersveiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 27 mei 2005 uitspraak gedaan in een geschil over een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Littenseradiel. Het betreft de opheffing van een parkeerverbod op de Wynserdyk te Easterein, dat sinds 1967 van kracht was. De vereniging Dorpsbelang "Hâld Faesje" heeft bezwaar aangetekend tegen dit besluit, omdat zij van mening is dat de verkeerssituatie hierdoor verslechtert en de veiligheid voor overstekende schoolkinderen in het geding komt. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 4 april 2005, waarbij de eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, hun standpunten hebben toegelicht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders op 18 november 2003 al had besloten om het parkeerverbod op te heffen, maar dat dit besluit niet correct was gepubliceerd. De rechtbank oordeelt dat de vereniging Dorpsbelang "Hâld Faesje" niet in haar belangen is geschaad door de onjuiste publicatie, omdat zij tijdig bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank verklaart het beroep van de overige eisers niet-ontvankelijk, omdat alleen de vereniging Dorpsbelang "Hâld Faesje" bezwaar heeft aangetekend.

De rechtbank overweegt dat verkeersmaatregelen zoals deze als normale maatschappelijke gebeurtenissen moeten worden beschouwd. Het bestuursorgaan heeft een ruime beoordelingsmarge bij het nemen van verkeersbesluiten. De rechtbank concludeert dat de opheffing van het parkeerverbod niet leidt tot een onevenwichtige belangenafweging. De rechtbank oordeelt dat de verkeersveiligheid niet in het geding is en dat de opheffing van het parkeerverbod in redelijkheid kan worden gerechtvaardigd. De rechtbank verklaart het beroep van de vereniging Dorpsbelang "Hâld Faesje" ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr.: 04/857
Inzake het geding tussen
de vereniging Dorpsbelang "Hâld Faesje", gevestigd te Easterein,
[A], wonende te [K],
[B], wonende te [K],
[C], wonende te [K],
[D], wonende te [K],
[E], wonende te [K],
[F], wonende te [K],
[bedrijf G], gevestigd te [K],
[bedrijf H], gevestigd te [K], en
[bedrijf I], gevestigd te [K],
hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
gemachtigde: J. Stout,
en
het college van burgemeester en wethouders van Littenseradiel, verweerder,
gemachtigde: K. Abma, werkzaam in gemeentelijke dienst.
Procesverloop
Bij brief van 30 juni 2004 heeft verweerder eisers mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Wegenverkeerswet 1994.
Tegen dit besluit is namens eisers beroep ingesteld.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, enkelvoudige kamer, gehouden op 4 april 2005. Namens eisers zijn verschenen de gemachtigden T. Kooistra-de Vries en J. Stout, voorzitter respectievelijk secretaris van Dorpsbelang "Hâld Faesje". Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Motivering
De rechtbank gaat bij haar beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In 'Op 'e Skille' van 27 november 2003 is gepubliceerd dat verweerder voornemens is het op de Wynserdyk te Easterein sedert 1967 geldende parkeerverbod, op te heffen.
Tegen dit voornemen is door Dorpsbelang "Hâld Faesje" bezwaar aangetekend.
Naar later is gebleken, heeft verweerder reeds op 18 november 2003 besloten om het parkeerverbod op de Wynserdyk op te heffen. In 'Op 'e Skille' van 8 januari 2004 is op de onjuistheid in de eerdere publicatie gewezen.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaarschrift, conform het advies van de bezwarencommissie gemeente Littenseradiel, ongegrond verklaard.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de gedingstukken blijkt dat enkel de vereniging Dorpsbelang "Hâld Faesje" bezwaar heeft aangetekend tegen het primaire besluit. Op grond van art. 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient de rechtbank daarom de overige eisers in deze procedure niet-ontvankelijk te verklaren.
Naar het oordeel van de rechtbank is Dorpsbelang "Hâld Faesje" door de onjuiste publicatie van het verkeersbesluit van 18 november 2003 niet in haar belangen geschaad, aangezien zij tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen dit besluit.
Het standpunt van Dorpsbelang "Hâld Faesje" dat het verkeersbesluit van 18 november 2003 niet op de juiste wijze is bekendgemaakt en als gevolg daarvan niet in werking is getreden, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Door de rectificatie is naar het oordeel van de rechtbank voor belanghebbenden voldoende duidelijk geworden dat het besluit om het parkeerverbod op te heffen, daadwerkelijk is genomen en dat hiertegen rechtsmiddelen konden worden aangewend.
Evenmin kan naar het oordeel van de rechtbank gezegd worden dat het primaire besluit niet volgens de juiste procedure tot stand is gekomen. Anders dan door Dorpsbelang "Hâld Faesje" is aangevoerd, is de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb niet van toepassing op de voorbereiding van het onderhavige verkeersbesluit. In het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) is immers niet bepaald dat een verkeersbesluit met toepassing van bedoelde procedure moet worden voorbereid. Voorts geldt dat het gegeven dat in het Categoriseringsplan van het wegennet van Littenseradiel (hierna: het categoriseringsplan) is vermeld dat de gemeente grote waarde hecht aan de visie van de bewoners en daarom op passende wijze over haar plannen met hen zal communiceren, er nog niet op duidt dat verweerder in dit specifieke geval zelf afdeling 3.4 Awb van toepassing heeft verklaard. De bepalingen van de Inspraakverordening gemeente Littenseradiel noopten verweerder hier ook niet toe, aangezien deze regels slechts van toepassing zijn op het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid, en dus niet -zoals in het onderhavige geval- op het nemen van afzonderlijke besluiten ter uitvoering van dat beleid.
Ten aanzien van de inhoudelijke kant van dit geschil overweegt de rechtbank het volgende.
Verkeersmaatregelen zoals hier aan de orde moeten, naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS), als een normaal maatschappelijk gebeuren worden beschouwd, waarmee een ieder kan worden geconfronteerd. Aan het bestuursorgaan komt bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe. Voor de beoordeling door de rechter betekent dit, dat alleen indien iemand door de nadelige gevolgen van een dergelijke maatregel zodanig zwaar wordt getroffen, dat gezegd moet worden dat het bestuursorgaan, na afweging van de betrokken belangen, niet in redelijkheid tot het treffen van de verkeersmaatregel heeft kunnen besluiten, een dergelijk besluit als onrechtmatig kan worden beoordeeld.
Blijkens de gedingstukken is verweerder tot het intrekken van het parkeerverbod overgegaan omdat binnen de bebouwde kom van het dorp de maximum snelheid voor motorvoertuigen op grond van het categoriseringsplan op 30 km/uur is gesteld. Het parkeerverbod is destijds ingesteld om de doorstroming te vergroten, maar de noodzaak hiervoor is door het 30 km/uur regime achterhaald. Verweerder acht het daarom niet gewenst om het parkeerverbod te handhaven. Tevens beoogt verweerder hiermee te bereiken dat verkeersborden die niet nodig zijn, worden opgeruimd.
Door Dorpsbelang "Hâld Faesje" is aangevoerd dat de verkeerssituatie op de Wynserdyk er door deze maatregel niet beter op wordt. Door geparkeerde auto's wordt de situatie voor overstekende schoolkinderen onoverzichtelijk en voor fietsers gevaarlijker. De onoverzichtelijkheid wordt versterkt door het gegeven dat er drie straten op de Wynserdyk uitkomen. Voorts zal de parkeeroverlast voor bedrijven zeker toenemen. Ook is Dorpsbelang "Hâld Faesje" van mening dat verweerder bij het nemen van het besluit heeft miskend dat de Wynserdyk op grond van het bestemmingsplan de bestemming "verkeersgebied" heeft. Op wegen met deze bestemming mag de doorstroming van het verkeer niet belemmerd worden, hetgeen door het bestreden besluit wel gebeurt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gezegd dat het opheffen van het parkeerverbod aan de Wynserdyk berust op een onevenwichtige belangenafweging als hierboven bedoeld. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de verkeersveiligheid juist wordt gediend door geparkeerde auto's. Anders dan Dorpsbelang "Hâld Faesje" heeft aangevoerd, doet de opheffing van het parkeerverbod naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de ontsluitingsfunctie die de Wynserdyk op grond van het bestemmingsplan is toegedacht. Wel wordt de doorstroming erdoor vertraagd, maar dat is juist de bedoeling. Het parkeren van voertuigen op de rijbaan is volgens verweerder een middel om het 30 km/uur regime daadwerkelijk af te dwingen, hetgeen de rechtbank niet onredelijk voorkomt. De nadelige gevolgen van een verkeersbesluit, zoals het moeten omrijden, het niet meer kunnen volgen van een bepaalde route, (tijdelijke) beknotting van de vrijheid om gebruik te maken van de openbare wegen, verminderde bereikbaarheid van bedrijven en omzetvermindering kunnen naar vaste rechtspraak verder in beginsel voor rekening van de getroffenen worden gelaten.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep van Dorpsbelang "Hâld Faesje" ongegrond moet worden verklaard. Er is geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep van [A], [B], [C], [D], [E], [F], [bedrijf G], [bedrijf H] en [bedrijf I] niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep van de vereniging Dorpsbelang "Hâld Faesje" ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.M. Telman, rechter, en door haar in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2005, in tegenwoordigheid van mr. F.P. Dillingh als griffier.
w.g. F.P. Dillingh
w.g. C.M. Telman
Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.
Afschrift verzonden op: 27 mei 2005