Rechtbank Leeuwarden
Sector Kanton
Locatie Leeuwarden
159.121 /CV EXPL 04-6081
Uitspraak: 29 april 2005
[x],
hierna te noemen: [x],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procederende met toevoeging,
gemachtigde: mr. M.R. van der Pol,
1) [y],
wonende te [adres] [woonplaats],
gedaagde,
procederende in persoon,
hierna te noemen: [y]
2) de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE LEEUWARDEN,
gevestigd te Leeuwarden,
gedaagde,
gemachtigde: mr. H. Doornbosch,
hierna te noemen: de Gemeente.
1. Op de bij dagvaarding vermelde gronden heeft [x] gevorderd voor recht te verklaren dat gedaagden jegens [x] voor 100% aansprakelijk zijn voor de schade en de schadelijke gevolgen van [x] die veroorzaakt zijn door de publicatie in de Leeuwarder Courant van 13 oktober 2003, alsmede gedaagden te veroordelen tot betaling van € 3.500,-- met rente en kosten.
2. Gedaagden hebben bij antwoord de vordering betwist.
3. Na repliek en dupliek is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
De beoordeling van het geschil
4. [y] is werkzaam bij de Gemeente.
5. [y] heeft in de Leeuwarder Courant een ingezonden brief laten publiceren met de volgende inhoud:
"[voornaam] [x] was weer eens in het nieuws (LC 2 oktober). Hij heeft een welhaast onweerstaanbare drang om in het nieuws te komen en om daarbij steeds zijn beroemde pappie, [voornaam] [x], te noemen. Ook onlangs weer tijdens een zitting van de Raad van State in De Haag op jacht naar de adressen van de leden van de commissie voor de bezwaarschriften uit Leeuwarden.
Reeds vele jaren is [x] bezig bezwaar te maken tegen beslissingen van de overheid. Ook tegen brieven van de overheid dat hij binnen een aantal weken bericht krijgt wordt bezwaar gemaakt. Ach ja, wat ken't skele ju.
Ambtenaren bestuurders, commissieleden en rechters worden wanhopig en voortdurend lastig gevallen met deze onnozele acties. Hij is op jacht naar adressen van de commissieleden. Vraag me niet wat een mens in vredesnaam daarmee wil. Volgens [x]. wil hij weten of de leden wel objectief zijn. Want ze kunnen eens allemaal aan de [straatnaam] wonen!!! Maar woont [x]. ook niet aan diezelfde [straatnaam]? Wat een vondst, daar moet je toch wel voor doorgeleerd hebben. Of is het een vorm van arbeidstherapie om de dag door te komen?
Tot zover de als erkend, dan wel niet of onvoldoende weersproken, vaststaande feiten.
6. [x] is van mening dat de inhoud en de toonzetting van de ingezonden brief voor hem onnodig grievend zijn. Voorts is door de brief inbreuk gemaakt op de privacy van [x]. [y] heeft jegens [x] onrechtmatig gehandeld en vordert [x] een immateriële schadevergoeding van € 3.500,--.
7. De daden van [x] kunnen aan de Gemeente worden toegerekend daar zij in het maatschappelijk verkeer als gedragingen hebben te gelden van de Gemeente.
8. De Gemeente is ingevolge artikel 6:170 BW aansprakelijk voor onrechtmatige gedragingen van een ondergeschikte, indien de werkgever zeggenschap had over een gedraging van de ondergeschikte en de kans op een onrechtmatige daad zou zijn vergroot door het verrichten van de opgedragen taak. In dit verband is voor [x] van belang dat het ingezonden stuk is ingegeven door bij [y] beroepshalve ontstane irritatie. Tussen de Gemeente en de gedragingen van [y] bestaat voldoende functioneel verband.
9. [y] refereert aan een zitting bij de Raad van State. Collega's van [y] waren bij die zitting beroepsmatig aanwezig. Informatie omtrent die zitting heeft [y] kennelijk beroepsmatig verkregen.
10. De gegevens waarvan in de ingezonden brief is gebruik gemaakt, zijn ontleend aan openbare bronnen.
11. Gebruikmakend van zijn recht op vrije meningsuiting heeft [y] de brief op persoonlijke titel geschreven en ingezonden. De brief werd door [y] opgesteld naar aanleiding van een bericht in de Leeuwarder Courant van 2 oktober 2003 ("Leeuwarder blijft jagen op adressen commissie")
12. [y] is van mening geen onrechtmatige daad te hebben gepleegd, zodat de vorderingen van [x] dienen te worden afgewezen.
13. De Gemeente betwist zich schuldig te hebben gemaakt aan een onrechtmatige daad jegens [x]; [x] heeft bovendien geen enkele schade geleden.
14. [x] zoekt met enige regelmaat de publiciteit en/of is zelf regelmatig in het nieuws zoals bij voorbeeld op het internet of in de Leeuwarder Courant. Uit deze publicaties blijkt dat daarbij met regelmaat een verbinding wordt gelegd met zijn vader [voornaam] [x] die enige tijd lid is geweest van de Tweede Kamer fractie van de LPF.
15. Dat [x] bepaalde passages in de brief als grievend zou hebben ervaren betekent niet dat daarmee sprake is van een aantasting van de persoon van [x].
16. Van een schending van de privacy van [x] kan niet worden gesproken nu in de ingezonden brief gebruikt is gemaakt van openbare informatie.
17. [y] heeft de brief niet geschreven in de uitoefening van zijn werk. De brief is geschreven op persoonlijke titel.
18. De zittingen van de Raad van State zijn openbaar. Opmerkingen daar ter zitting gemaakt zijn niet voor [y] uitsluitend beroepshalve kenbaar geweest.
19. [x] geniet geen bekendheid bij het publiek zodat geen sprake is van aantasting van de goede naam. Voor zover geoordeeld zou moeten worden dat [x] wel een dergelijke bekendheid geniet, heeft te gelden dat een publieke figuur beter bestand dient te zijn tegen kritiek van derden omtrent zijn optreden in het openbaar, dan een private persoon. Van onrechtmatigheid is in een dergelijk geval minder snel sprake.
20. In het onderhavige geval is het bepaalde in artikel 6:170 BW niet van toepassing aangezien geen sprake is van een vervulling van een taak in dienst van of door de gemeente, zodat het functioneel verband ontbreekt.
De kantonrechter oordeelt over dit geschil als volgt.
21. De Kantonrechter dient na te gaan of gedaagden, door de ingezonden brief van [y] in de Leeuwarder Courant van 13 oktober 2003, zich schuldig hebben gemaakt aan een onrechtmatige daad jegens [x]. Ter beantwoording van die vraag overweegt de kantonrechter het volgende.
22. De kantonrechter stelt vast dat partijen geen verschil van mening hebben over de juistheid van de aan het ingezonden stuk ten grondslag liggende feiten. Wel bestaat verschil van mening over de toonzetting en strekking van die brief.
23. In de eerste plaats zou de brief in haar bewoordingen onnodig grievend zijn. Hoewel [x] niet of nauwelijks een toelichting geeft op deze stellingname, begrijpt de kantonrechter de stellingen van [x] aldus dat hij valt over de geprikkelde, ironische ondertoon die uit het artikel zou kunnen worden afgeleid.
24. Nu de onderliggende feiten vast staan dient te worden vastgesteld dat [x] met een zekere regelmaat de publiciteit heeft gezocht waar het gaat om - onder meer - het verkrijgen van adressen van leden van gemeentelijke commissies. De kantonrechter is van oordeel dat degene die via procedures de aandacht vraagt voor een bepaald aspect van het openbaar bestuur, er mee dient rekening te houden dat ook kritiek zal kunnen bestaan op een dergelijke actie. In dit geschil staat de vraag centraal of de brief van [y] het niveau van een kritisch getoonzet schrijven te boven gaat en op onderdelen nodeloos grievend of krenkend te noemen is. De kantonrechter is van oordeel dat zulks niet het geval is.
25. De passage 'onweerstaanbare drang om in het nieuws te komen' is een door de schrijver gegeven interpretatie van het feitelijke gegeven dat [x] een aantal gerechtelijke procedures aanhangig heeft gemaakt. De bewoordingen zijn niet nodeloos grievend of krenkend.
26. Dat [x] de zoon is van [voornaam] [x] is bekend en de woorden 'zijn beroemde pappie' zijn misschien als humoristisch of als enigszins kleinerend op te vatten, maar niet als nodeloos grievend of krenkend.
27. De uitroep in het 'Liwwadders' gesteld: 'Ach ja, wat ken't skele ju', is op te vatten als een vorm van het uiten van kritiek op de procedeerlust waar [x] zich volgens [y] aan zou schuldig maken; de passage is naar het oordeel van de kantonrechter niet te kwalificeren als nodeloos grievend of krenkend.
28. Ook in de laatste alinea van de brief zijn geen woorden of passages aan te wijzen die naar het oordeel van de kantonrechter op zich zelf beschouwd of in onderlinge samenhang, een jegens [x] grievende of krenkende uiting zouden opleveren.
29. Voorts heeft [x] gesteld dat [y] de persoonlijke levenssfeer van [x] niet zou hebben geëerbiedigd en dat een inbreuk zou zijn gemaakt op zijn privacy, meer in het bijzonder door het vermelden van de straat waar [x] woonachtig is. Reeds op grond van het feit dat het adres van [x] op eenvoudige wijze is te achterhalen in voor een ieder toegankelijke registers, zoals bij voorbeeld het handelsregister, dient deze stelling van [x] te worden verworpen.
30. De stelling dat door de Gemeente met deze brief getracht zou worden de gemeentelijke afdeling van de Lijst Pim Fortuyn te beschadigen, van welke afdeling [x] 'het gezicht' is, is door [x] zo summier onderbouwd dat de kantonrechter deze stelling als onvoldoende gemotiveerd passeert.
31. Het is niet komen vast te staan dat [y] de gegevens waarvan hij zich in de brief bediende, alleen maar heeft kunnen verkrijgen als ambtenaar van de Gemeente; de gegevens hebben immers een openbaar karakter. Niet is dus gebleken dat [y] als schrijver van een ingezonden brief op persoonlijke titel, misbruik heeft gemaakt van zijn positie als ambtenaar.
32. Nu de kantonrechter tot de slotsom komt dat de brief van [y] naar tekst en inhoud geen onrechtmatige daad oplevert jegens [x], is gevolg hiervan dat de vordering tegen [y] dient te worden afgewezen en dat de vraag onbesproken kan blijven of de Gemeente bij wie [y] in dienst is, aansprakelijk is te houden voor de inhoud van de brief. Ook de vordering tegen de Gemeente gericht komt derhalve niet voor toewijzing in aanmerking.
32. Gezien het bovenstaande dient [x] als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van gedaagden te worden veroordeeld, zoals hieronder zal worden aangegeven.
veroordeelt [x] in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 450,-- aan salaris gemachtigde en aan de zijde van [y] begroot op nihil;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. T.K. Hoogslag, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 april 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.