RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht
[A], h.o.d.n. '[bedrijfsnaam]', wonende te [B], eiseres,
gemachtigde: mr. R. Moszkowicz, advocaat te Nieuwegein,
de burgemeester van Leeuwarden, verweerder,
gemachtigde: mr. E.R.M. Muller, werkzaam in gemeentelijke dienst.
Bij brief van 18 mei 2004 heeft verweerder eiseres mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Algemene plaatselijke verordening Leeuwarden (hierna: Apv).
Tegen dit besluit is namens eiseres beroep ingesteld.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, enkelvoudige kamer, gehouden op 14 april 2005. Eiseres is verschenen in persoon, bijgestaan door mr. M. Hoogendoorn, kantoorgenoot van mr. Moszkowicz voornoemd. Namens verweerder zijn verschenen de gemachtigden F. Huitema en mr. Muller voornoemd.
De rechtbank neemt de navolgende feiten en omstandigheden als vaststaand aan.
Op 7 augustus 2003 heeft verweerder eiseres onder oplegging van een last onder dwangsom gelast om de aanbieding van tantramassage in het pand aan de [adres] te [B] te beëindigen. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij brief van 11 augustus 2003, door verweerder ontvangen op 17 september 2003, heeft eiseres een vergunning aangevraagd voor een massagesalon waarbinnen tantramassages dan wel erotische massages kunnen worden gegeven.
Op 15 oktober 2003 heeft verweerder besloten om voormelde aanvraag af te wijzen. Eiseres is hiervan mededeling gedaan bij brief van 20 oktober 2003. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Zij heeft haar bezwaren toegelicht op een hoorzitting van de adviescommissie bezwaarschriften (hierna: de commissie) van 27 januari 2004.
Bij besluit van 25 november 2003 heeft verweerder het door eiseres gemaakte bezwaar tegen het besluit van 7 augustus 2003 ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 maart 2004 heeft de voorzieningenrechter het door eiseres tegen de beslissing op bezwaar van 25 november 2003 ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd (reg.nr. 04/63 GEMWT).
Op 17 mei 2004 heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen het besluit van 15 oktober 2003, conform het advies van de commissie van 12 februari 2004, ongegrond verklaard en voormeld besluit gehandhaafd. Dit besluit is aan eiseres bekendgemaakt bij brief van 18 mei 2004.
Bij uitspraak van 8 juli 2004 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) het door eisers ingestelde hoger beroep tegen voormelde uitspraak niet-ontvankelijk verklaard. Het hiertegen ingediende verzet is op 17 november 2004 ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 januari 2005 heeft de AbRS het door verweerder ingestelde hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 maart 2004 gegrond verklaard, deze uitspraak vernietigd en het door eiseres bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van art. 3.2.1 lid 1 Apv is het verboden zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een seksinrichting te exploiteren in door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gebieden of delen van de gemeente. Onder 'seksinrichting' wordt ingevolge art. 3.1.1 sub c verstaan: de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waar bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
Ingevolge art. 3.5.2 lid 1 Apv kan voor seksinrichtingen buiten de in art. 3.2.1 lid 2 Apv genoemde gebieden gedurende vijf jaar na inwerkingtreding van deze bepalingen een ontheffing worden verleend. Op grond van art. 3.5.2 lid 3 Apv geldt deze ontheffingsmogelijkheid alleen voor seksinrichtingen die op het tijdstip van inwerkingtreding van art. 3.2.1 Apv in bedrijf zijn.
Niet in geschil is dat binnen het bedrijf van eiseres ten tijde hier van belang op bedrijfsmatige wijze tantramassages werden verzorgd, zodat hiervan kan worden uitgegaan.
Op grond van de gedingstukken stelt de rechtbank vast dat een tantramassage binnen het bedrijf van eiseres, [bedrijfsnaam] genaamd, (onder meer) inhoudt een massage, waarbij seksuele (ontspannings)handelingen worden verricht. Aangezien dergelijke handelingen tegen betaling worden verricht, betreft het tegen betaling verrichten van seksuele handelingen. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank derhalve terecht op het standpunt gesteld dat dit onderdeel van de bedrijfsvoering valt onder het begrip 'seksinrichting' zoals gedefinieerd in art. 3.1.1. sub c van de Apv.
De rechtbank verwerpt het argument van eiseres dat in de aan haar door burgemeester en wethouders bij besluit van 22 februari 2002 verleende vrijstelling van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "De Wielenpôlle", mede moet worden begrepen de toestemming voor het verzorgen van erotische massages. Deze planologische toestemming voor de wijziging in het gebruik van een bestaande opstal ten behoeve van het uitoefenen van een schoonheidsinstituut, doet er niet aan af dat voor het drijven van een seksinrichting op grond van art. 3.2.1 lid 1 Apv een vergunning nodig is. Eiseres kon aan de vrijstelling ook niet het vertrouwen ontlenen dat laatstbedoelde vergunning was verleend dan wel verleend zou worden, reeds niet omdat op een aanvraag ingevolge art. 3.2.1 van de Apv door een ander bestuursorgaan wordt beslist.
Voorts is de ontheffingsregeling van art. 3.5.2 Apv niet van toepassing, aangezien genoegzaam vaststaat dat '[bedrijfsnaam]' ten tijde van de inwerkingtreding van art. 3.2.1 Apv nog niet in bedrijf was.
Aangezien het perceel waar het bedrijf van eiseres gevestigd is, buiten de gebieden valt die door burgemeester en wethouders op grond van art. 3.2.1 lid 2 Apv zijn aangewezen als gebieden waar uitsluitend vergunning kan worden verleend voor de in art. 3.2.1 lid 1 Apv bedoelde bedrijven, was verweerder niet bevoegd tot het verlenen van een vergunning als bedoeld in voormelde bepaling. Hetgeen door en namens eiseres is aangevoerd, waarvan met name genoemd het argument dat een verruiming van het gemeentelijk beleid ten aanzien van deze bedrijfstak aanstaande is, leidt niet tot een ander oordeel.
Op grond van bovenstaande overwegingen komt de rechtbank tot de slotsom dat het beroep van eiseres ongegrond moet worden verklaard. Er is geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. E.M. Visser, rechter, en door haar in het openbaar uitgesproken op 27 april 2005, in tegenwoordigheid van mr. F.P. Dillingh als griffier.
w.g. F.P. Dillingh
w.g.E.M. Visser
Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.
Afschrift verzonden op: 27 april 2005