ECLI:NL:RBLEE:2005:AS9421

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
8 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/599 BESLU
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding in verband met mkz-crisis afgewezen door GS

In deze zaak heeft de rechtbank Leeuwarden geoordeeld over een verzoek om schadevergoeding van de Motorclub Flying Boetoe, dat was afgewezen door het college van gedeputeerde staten van Fryslân. De aanleiding voor het verzoek was de sluiting van de trainingsfaciliteit van de motorclub in verband met de uitbraak van het mond- en klauwzeervirus (MKZ) in de regio Anjum-Ee. De burgemeester en wethouders van Skarsterlân hadden op 10 april 2001 vergunningen voor evenementen van de motorclub geweigerd, en op dezelfde dag werd de sluiting van de trainingsaccommodatie aangekondigd door wethouder J. Hettinga. De motorclub verzocht om schadevergoeding op basis van de Subsidieverordening MKZ, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat er geen causaal verband werd vastgesteld tussen de sluiting en de MKZ-uitbraak.

De rechtbank heeft het beroep van de motorclub gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank oordeelde dat verweerder had verzuimd om adequaat in te gaan op het bezwaarschrift van de motorclub, met name op de stelling dat er wel een causaal verband bestond tussen de sluiting van de trainingsaccommodatie en de MKZ-uitbraak. De rechtbank heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, omdat er geen overheidsmaatregel was die de sluiting rechtvaardigde. De rechtbank concludeerde dat de schade van de motorclub niet het directe gevolg was van de MKZ-uitbraak, maar voortkwam uit de mededeling van de gemeente Skarsterlân. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken en heeft bepaald dat het door de motorclub betaalde griffierecht van € 273,00 door de provincie Fryslân moet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr.: 04/599 BESLU
Inzake het geding tussen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Motorclub Flying Boetoe, statutair gevestigd te Joure, eiseres,
gemachtigde: H.T. de Wolff,
en
het college van gedeputeerde staten van Fryslân, verweerder,
gemachtigde: W.J. Rooding, werkzaam bij de provincie Fryslân.
Procesverloop
Bij brief van 30 maart 2004, verzonden op 13 april 2004, heeft verweerder eiseres mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Provinciale regeling betreffende de financiële tegemoetkoming aan gedupeerden van de MKZ-uitbraak Anjum-Ee (hierna: de Subsidieverordening MKZ).
Tegen dit besluit heeft eiseres op 24 mei 2004 beroep ingesteld.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, enkelvoudige kamer, gehouden op 1 maart 2005. Eiseres is verschenen bij H.T. de Wolff en J. Agema, respectievelijk ex-voorzitter en secretaris van het bestuur van de vereniging. Verweerder is verschenen bij zijn gemachtigde.
Motivering
De rechtbank baseert zich bij haar oordeelsvorming op onderstaande feiten en omstandigheden.
In het voorjaar van 2001 is in het midden van Nederland de uitbraak van het mond- en klauwzeervirus (MKZ-virus) geconstateerd.
Bij besluit van 10 april 2001 hebben burgemeester en wethouders van de gemeente Skarsterlân (verder: B&W) aan eiseres meegedeeld dat in verband met het heersende MKZ-virus de vergunningen, die eiseres voor het houden van een aantal evenementen had aangevraagd, zijn geweigerd.
Op 11 april 2001 is ook in het gebied Anjum-Ee, gelegen in het noordoosten van Friesland, officieel de uitbraak van het MKZ-virus geconstateerd. Eveneens op 11 april 2001 heeft een lid van B&W, wethouder J. Hettinga, mondeling aan bestuursleden van eiseres meegedeeld dat in verband met de uitbraak in Anjum-Ee met onmiddellijke ingang de trainingsaccommodatie van eiseres gesloten moest worden. Eiseres heeft hieraan gevolg gegeven. Vervolgens hebben de trainingsactiviteiten gedurende een periode van circa twee maanden stil gelegen.
Verweerder heeft aanleiding gezien om een buitenwettelijke schadevergoedingsregeling (de Subsidieverordening MKZ) voor gedupeerden van de MKZ-uitbraak in Anjum-Ee vast te stellen. Op grond van deze verordening kan iedere ondernemer -behoudens een aantal in de verordening genoemde uitzonderingen-, die aantoonbare schade ten gevolge van inkomensderving heeft ondervonden tot 1 januari 2003 als rechtstreeks gevolg van de MKZ-uitbraak in Anjum-Ee, zich tot verweerder wenden met het verzoek om een financiële tegemoetkoming.
Op 24 maart 2003 heeft eiseres bij verweerder een aanvraag als bedoeld in de Subsidieverordening MKZ ingediend. Hierbij is in verband met de hiervoor genoemde maatregelen van B&W van Skarsterlân verzocht om schadevergoeding tot een bedrag van
€ 17.097,00. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 6 oktober 2003 afgewezen onder de overweging dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen de weigering van de vergunningen en de MKZ-uitbraak in Anjum-Ee.
Eiseres heeft tegen het besluit van 6 oktober 2003 een bezwaarschrift ingediend. Hierbij is het ontbreken van een rechtstreeks verband tussen het besluit van 10 april 2001 en de uitbraak van het MKZ-virus in Anjum-Ee betwist. Verder heeft eiseres betoogd dat de schade voor een deel ook is ontstaan door de mondelinge mededeling van de wethouder dat de trainingsaccommodatie in verband met de MKZ-uitbraak in Anjum-Ee gesloten moest worden.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaarschrift ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Eiseres heeft in beroep dezelfde argumenten naar voren gebracht als in bezwaar.
De rechtbank overweegt het volgende.
Ter zitting is gebleken dat eiseres zich inmiddels heeft neergelegd bij het besluit, voor zover daarbij is overwogen dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen het besluit van 10 april 2001 van B&W en de MKZ-uitbraak in Anjum-Ee. Het gaat haar in beroep alleen nog om de beoordeling van de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding in verband met de sluiting van de trainingsaccommodatie.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij het bestreden besluit heeft verzuimd om in te gaan op het bezwaarschrift, voor zover daarbij is aangevoerd dat er wel een rechtstreeks verband tussen de sluiting van de trainingsaccommodatie en de MKZ-uitbraak in Anjum-Ee bestaat. Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met het bepaalde in art. 7:12 lid 1 Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin is bepaald dat een beslissing op bezwaar moet berusten op een deugdelijke motivering. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank zal voorts bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 273,00 aan haar dient te vergoeden, te betalen door de provincie Fryslân.
De rechtbank acht om redenen van proceseconomie termen aanwezig om te onderzoeken of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven.
Verweerder heeft in het verweerschrift en ter zitting uiteengezet waarom er volgens hem (ook) geen rechtstreeks verband tussen de sluiting van de trainingsaccommodatie en de MKZ-uitbraak in Anjum-Ee aangewezen kan worden. Het trainingscircuit van eiseres ligt niet in het toezichtgebied van Anjum-Ee, maar in de gemeente Skarsterlân. Van de zijde van de provincie Fryslân en/of de rijksoverheid is destijds geen verbod uitgegaan om verenigingsactiviteiten buiten het toezichtgebied te organiseren. De verantwoordelijkheid voor de genomen beslissing berust dan ook geheel bij B&W van Skarsterlân. De Subsidieverordening MKZ voorziet niet in de mogelijkheid om een vergoeding toe te kennen voor schade, die verband houdt met maatregelen die destijds niet door of vanwege de provincie en/of het Rijk zijn genomen. In dat geval kan namelijk niet worden gesproken van een rechtsreeks verband als bedoeld in art. 8 van de verordening, aldus verweerder.
De rechtbank overweegt dat verweerder gevolgd kan worden in zijn standpunt dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen de sluiting van de trainingsaccommodatie en de MKZ-uitbraak in Anjum-Ee. Er was immers geen sprake van een overheidsmaatregel die verband hield met de MKZ-uitbraak in Anjum-Ee. Een lid van het college van B&W heeft weliswaar aan eiseres meegedeeld dat in verband met die uitbraak de trainingsaccommodatie gesloten diende te worden, maar deze mededeling is kennelijk geheel op eigen initiatief van de gemeente Skarsterlân gedaan. Nu de verenigingsactiviteiten in de provincie Fryslân -afgezien van activiteiten in het toezichtgebied- destijds gewoon door mochten gaan, valt niet in te zien dat eiseres schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van de MKZ-uitbraak in Anjum-Ee. Deze schade houdt immers uitsluitend verband met de hiervoor bedoelde mededeling van de zijde van de gemeente Skarsterlân. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ad € 273,00 aan haar dient te vergoeden, te betalen door de provincie Fryslân.
Aldus gegeven door mr. C.M. Telman, rechter, en door haar in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2005, in tegenwoordigheid van mr. J. Dijkstra als griffier.
w.g. J. Dijkstra
w.g. C.M. Telman
Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.
Afschrift verzonden op: 8 maart 2005