RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht
Autobedrijf [A] v.o.f., gevestigd te [B], eiseres,
gemachtigde: mr. G.L.M. Teeuwen, werkzaam bij DAS rechtsbijstand te Amsterdam,
de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer (RDW), verweerder,
gemachtigde: mr. E.C. Niemeijer, werkzaam bij de RDW te Veendam.
Bij brief van 27 april 2004 heeft verweerder eiseres mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de intrekking van de erkenning van eiseres voor het uitvoeren van periodieke keuringen (APK-keuringen) van motorrijtuigen tot en met 3500 kilogram voor een periode van 12 weken op grond van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW), de Erkenningsregeling APK en de Bekendmaking cusumsysteem erkenninghouders APK .
Tegen dit besluit is namens eiseres beroep ingesteld.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, enkelvoudige kamer, gehouden op 17 februari 2005. Namens eiseres is verschenen de heer [A] en bovenvermelde gemachtigde. Verweerder is verschenen bij bovengenoemde gemachtigde.
Eiseres beschikt over een erkenning voor het uitvoeren van APK-keuringen van motorrijtuigen. De RDW houdt door middel van steekproefsgewijze herkeuringen toezicht op de verrichte keuringen. Voor de sanctionering van de keuringen wordt gebruik gemaakt van het zogenaamde cusumsysteem erkenninghouders-APK, dat bij elke uitgevoerde herkeuring in het kader van een steekproef bonus- of strafpunten toekent. In het systeem is aangegeven wanneer op basis van toegekende strafpunten plaatsing in de zogenoemde penalty klasse (P-klasse) plaatsvindt. Plaatsing in de P-Klasse geeft aanleiding tot verscherpt toezicht. Indien de cusumstand in de P-klasse boven de maximaal toegestane grenswaarde uitkomt wordt de procedure van intrekking van de erkenning gestart.
Verweerder heeft bij besluit van 25 maart 2004 besloten tot intrekking van de erkenning van eiseres voor een periode van 12 weken, ingaande 2 april 2004. Verweerder heeft hierbij aangegeven dat de keurmeester namens eiseres op 9 februari 2004 een voertuig heeft gekeurd en afgemeld, terwijl met betrekking tot dit voertuig is geconstateerd dat hiervoor een cusumbijdrage van 9,6 of meer is toegekend. Dientengevolge is art. 5 onder c van de Bekendmaking cusumsysteem erkenninghouders APK overschreden.
Bij brief van 13 april 2004 is namens eiseres een bezwaarschrift ingediend.
Bij het thans bestreden besluit is het bezwaarschrift ongegrond verklaard. Verweerder heeft hierbij overwogen dat vaststaat dat op 9 februari 2004 bij een in het kader van een steekproef verrichte herkeuring is gebleken dat de betreffende keuringseisen niet op juiste wijze zijn toegepast en dientengevolge aan eiseres 10,1 cusumpunten zijn toegekend. Voorts is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen het resultaat van de herkeuring, zodat het resultaat in rechte onaantastbaar is geworden. Eiseres wordt bekend verondersteld met de Toezichtsbeleidsbrief APK Erkenningshouders van 1 maart 2000, waarin onder meer is bepaald dat een cusumbijdrage van 9,6 of hoger een overtreding is die een intrekking van de erkenning voor de duur van twaalf weken oplevert. Het feit dat de betreffende keurmeester op grond van De Wet Verbetering Poortwachter een verplicht reïntegratietraject volgde en, naar achteraf is gebleken, niet in staat bleek zijn werk goed uit te voeren, treft naar de mening van verweerder geen doel, aangezien deze wettelijke verplichting niet afdoet aan de op de WVW gegronde voorschriften en verplichtingen welke op eiseres als erkenninghouder rusten. Ook overigens ziet verweerder geen aanleiding om af te zien van het opleggen van een sanctie.
In beroep is namens eiseres aangevoerd dat verweerder in onvoldoende mate rekening heeft gehouden met de bijzondere omstandigheden van het geval. De fout van de betreffende keurmeester mag niet aan eiseres worden toegerekend. Voorts rechtvaardigt de normovertreding niet de zwaarte van de sanctie.
In dit geding dient beoordeeld te worden of het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Art. 87 lid 2 onder b WVW bepaalt dat de Dienst Wegverkeer een erkenning kan intrekken of wijzigen indien degene aan wie de erkenning is verleend in strijd met de eisen, bedoeld in art. 75 lid 1 onder a of de regels bedoeld in art. 76 lid 3 een keuringsbewijs afgeeft voor een motorrijtuig of een aanhangwagen.
In art. 5 onder c van de Bekendmaking cusumsysteem erkenninghouders-APK is onder meer bepaald dat een procedure tot intrekking van de erkenning wordt begonnen indien bepaalde waarden worden overschreden.
Verweerder voert met betrekking tot het toezicht op keuringen en het opleggen van sancties een beleid dat is neergelegd in het Toezichtbeleid APK Erkenningshouders van 1 maart 2000. Dit beleid behelst een gedifferentieerd systeem van in ernst en gewicht oplopende overtredingen met daaraan gekoppelde, in zwaarte oplopende sancties. Op grond van dit beleid wordt een erkenning onder meer ingetrokken voor de duur van 12 weken, indien sprake is van een cusumbijdrage van 9,6 of hoger.
Niet in geschil is dat op 9 februari 2004 bij een in het kader van een steekproef verrichte herkeuring is gebleken dat de betreffende keuringseisen niet op juiste wijze zijn toegepast en dat met dit resultaat aan eiseres 10,1 cusumpunten zijn toegekend. Voorts heeft eiseres geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen het resultaat van de herkeuring, zoals bedoeld in art. 90 WVW zodat het resultaat inmiddels in rechte onaantastbaar is geworden. Verweerder was derhalve bevoegd tot het opleggen van een sanctie.
Anders dan eiseres acht de rechtbank het door verweerder gehanteerde sanctiebeleid niet onevenredig bezwarend en ook overigens zijn er geen redenen op grond waarvan verweerders sanctiebeleid in dit geval niet aan het sanctiebesluit ten grondslag gelegd had mogen worden. De rechtbank overweegt in dit kader dat eiseres als erkenninghouder geacht wordt op de hoogte te zijn van de consequenties en de verantwoordelijkheden die het verlenen van een APK-erkenning met zich meebrengt, gezien het feit dat de relevante regelgeving alsmede het toezichtbeleid aan alle erkenninghouders is bekend gemaakt. Voorts is eiseres als erkenninghouder zelf voor de naleving van voorschriften en verplichtingen verantwoordelijk. Dat de feitelijke werkzaamheden zijn verricht door een keurmeester in het kader van een verplicht reïntegratie traject maakt dit niet anders. Het is de verantwoordelijkheid van eiseres om haar bedrijfsvoering hierop aan te passen.
Ook in hetgeen overigens in beroep is aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding te concluderen dat verweerder in het onderhavige geval had moeten besluiten tot het opleggen van een minder zware sanctie.
De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot de conclusie dat het beroep van eiseres ongegrond verklaard moet worden.
De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. E.M. Visser, rechter, en door haar in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2005, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Molenaar als griffier.
w.g. M.R. Molenaar
w.g. E.M. Visser
Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.
Afschrift verzonden op: 2 maart 2005