ECLI:NL:RBLEE:2004:AU1601

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
22 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
47454 HA ZA 01-587
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding voor onderlinge hulp van schepen in het kader van hulpverleningsovereenkomst

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Leeuwarden, stond de vordering van de vennootschap onder firma Rederij Noordgat Sleep- en Bergingsbedrijf, Watertaxi en Rondvaarten V.O.F. centraal. De eisers, vertegenwoordigd door mr. P. Tuinman en mr. E.A. Bik, vorderden een betaling van ƒ 45.000,-- van de gedaagde partij, die eigenaar was van het motorpassagiersschip 'Blue Arrow'. De vordering was gebaseerd op hulpverlening die op 30 juli 2000 had plaatsgevonden, toen de 'Blue Arrow' aan de grond was gelopen op de Waddenzee. De rechtbank diende te beoordelen of er sprake was van een verbintenis tot betaling van hulploon, en of de 'Blue Arrow' in gevaar verkeerde op het moment van de hulpverlening.

De rechtbank oordeelde dat er inderdaad een reële dreiging van schade was, wat de aansprakelijkheid van de gedaagde voor de hulploonvordering bevestigde. De rechtbank stelde vast dat de hulpverlening door de schepen van Noordgat effectief was, en dat de 'Blue Arrow' zonder schade was vlotgetrokken. De hoogte van het hulploon werd vastgesteld op ƒ 17.500,--, rekening houdend met de omstandigheden van de hulpverlening en de geredde waarde van het schip. De rechtbank kende ook wettelijke rente toe over de toegewezen bedragen en bepaalde dat de gedaagde de buitengerechtelijke kosten diende te vergoeden.

Uiteindelijk werd de vordering van Noordgat toegewezen tot een bedrag van 5.672,25 euro, vermeerderd met wettelijke rente, en werd de proceskostencompensatie zo geregeld dat elke partij zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis werd uitgesproken op 22 december 2004 door de meervoudige handelskamer van de rechtbank.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector civiel recht
afdeling handelsrecht
Uitspraak: 22 december 2004
Zaak-/Rolnummer: 47454 HA ZA 01-587
VONNIS
van de meervoudige handelskamer in de zaak van:
1. de vennootschap onder firma
REDERIJ NOORDGAT SLEEP- EN BERGINGSBEDRIJF, WATERTAXI EN RONDVAARTEN V.O.F.,
gevestigd te Terschelling West,
alsmede haar vennoten:
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats eiser sub 2],
3. [eiser sub 3],
wonende te [woonplaats eiser sub 3],
4. [eiser sub 4],
wonende te [woonplaats eiser sub 4],
eisers,
procureur: mr. P. Tuinman,
advocaat: mr. E.A. Bik te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
procureur: mr. V.M.J. Both,
advocaat: mr. F. de Vries Lentsch te Rotterdam.
PROCESGANG
De zaak is bij -met toestemming van de president op verkorte termijn uitgebrachte- dagvaarding van 9 juli 2001 aanhangig gemaakt. In de procedure zijn voorts de navolgende processtukken gewisseld:
* conclusie van eis aan de zijde van eisers (hierna gezamenlijk te noemen: Noordgat);
* conclusie van antwoord van de zijde van gedaagde (verder: [gedaagde]);
* akte pleidooi van de zijde van Noordgat;
* akte pleidooi van de zijde van [gedaagde];
* akte na pleidooi van de zijde van Noordgat;
* antwoordakte na pleidooi van de zijde van [gedaagde].
Ter zitting van 1 april 2003 hebben de raadslieden van partijen gepleit, ter gelegenheid waarvan wederzijds pleitnotities zijn overgelegd. Partijen hebben producties overgelegd. Ten slotte is door partijen vonnis gevraagd.
RECHTSOVERWEGINGEN
1. De vordering
1.1. De vordering van Noordgat strekt er toe dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan Noordgat te betalen een bedrag van ƒ 45.000,--, ter zake van hulpverlening op 30 juli 2000, althans een zodanig hoger of lager bedrag als de rechtbank in goede justitie zal menen een billijk hulploon te zijn, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2000, althans vanaf de datum van dagvaarding, tot de dag van algehele voldoening, alsmede tot betaling van de verschuldigde rente over het voorschot op het vast te stellen hulploon vanaf 30 juli 2000 tot aan de dag van betaling, 9 maart 2001, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
1.2. [gedaagde] heeft tegen de vordering verweer gevoerd met conclusie tot afwijzing van de vordering en tot veroordeling van Noordgat in de kosten van het geding.
2. Vaststaande feiten
Tussen partijen staat als gesteld en niet of onvoldoende betwist, alsmede op grond van de niet-betwiste inhoud van de overgelegde producties onder meer het volgende vast:
2.1. Op 30 juli 2000 is het onder Nederlands vlag varende motorpassagiersschip "Blue Arrow" omstreeks 18.30 uur op de Waddenzee nabij het eiland Griend aan de grond gelopen.
2.2. Op enig moment na het vastlopen van de "Blue Arrow" zijn de aan Noordgat toebehorende schepen "Hurricane" en "Typhoon" ter plaatse gekomen. De "Hurricane" en/of de "Typhoon" hebben daarop trossen bevestigd aan de "Blue Arrow".
2.3. Volgens het KNMI stond er op 30 juli 2000 een zwakke noordwestenwind (kracht 2) en lag de temperatuur tussen de 12 en 19 graden Celsius.
2.4. [gedaagde] heeft aan Noordgat een bedrag van ƒ 5.000,-- betaald, welk bedrag op
9 maart 2001 door Noordgat is ontvangen.
2.5. Na het faillissement van [gedaagde] is de "Blue Arrow" geveild voor een bedrag van
? 160.000,--.
3. Het standpunt van Noordgat
3.1. Noordgat heeft een vordering op [gedaagde] op grond van een schriftelijk door partijen gesloten hulpverleningsovereenkomst. [gedaagde] was ten tijde van de hulpverlening eigenaar van de "Blue Arrow". Op grond van artikel 8:563 lid 3 j° artikel 8:10 BW is de eigenaar van het schip aansprakelijk voor de hulploonvordering.
3.2. De ter plaatse aanwezige schepen van Noordgat hebben de "Blue Arrow" vlot getrokken.
3.3. Vanwege de omstandigheden waaronder de hulp is verleend en de ter zake bestaande jurisprudentie is in casu een hulploon van ƒ 50.000,--, vermeerderd met wettelijke rente, billijk. Dit met name ook omdat de "Blue Arrow" als gevolg van de stranding in gevaar verkeerde.
4. Het standpunt van [gedaagde]
4.1. Toen na de stranding van de "Blue Arrow" via de marifoon de mededeling kwam dat de schepen "Typhoon" en "Hurricane" in buurt waren en zouden komen kijken en eventueel assisteren, is door de "Blue Arrow" gemeld dat assistentie niet nodig was.
4.2. Medewerkers van Noordgat hebben trossen aan de "Blue Arrow" bevestigd. De kapitein van de "Blue Arrow" heeft er evenwel meerdere keren op aangedrongen dat geen noodzaak bestond tot slepen. Dit is uiteindelijk ook gebleken omdat het schip volledig op eigen kracht is weggevaren. Van gevaar was geen sprake.
4.3. Subsidiair, indien de rechtbank zou vaststellen dat wél sprake was van gevaar, zou het verschuldigde hulploon niet meer dan ƒ 5.000,-- mogen bedragen, welk bedrag aan Noordgat is betaald.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. De centrale vraag in deze zaak is of een verbintenis tot betaling van hulploon is ontstaan, waarmee verband houdt de vraag of de "Blue Arrow" in gevaar verkeerde.
5.2. Noordgat heeft kopie overgelegd van een "hulpverlening / sleepovereenkomst". Noordgat stelt zich op het standpunt dat dit document door een bemanningslid van de "Blue Arrow" is ingevuld en in opdracht van de kapitein door dit bemanningslid is ondertekend. [gedaagde] erkent dat een bemanningslid van de "Blue Arrow" het stuk heeft ondertekend, doch zij betwist dat dit in opdracht van de kapitein is gebeurd. Naar het oordeel van de rechtbank dient het feit dat vaststaat dat het stuk door een bemanningslid is ondertekend in elk geval te worden gezien als een omstandigheid waaruit blijkt dat door Noordgat hulp is verleend en dat deze hulp door (de kapitein van) de "Blue Arrow" is aanvaard, met name ook omdat niet gesteld of gebleken is dat de overeenkomst buiten medeweten van de kapitein is ondertekend. Dat (de kapitein van) de "Blue Arrow" hulp van de schepen van Noordgat heeft aanvaard blijkt eveneens uit de door Noordgat overgelegde foto waarop is te zien hoe bemanningsleden van de 'Blue Arrow" toekijken hoe medewerkers van Noordgat trossen aan het schip bevestigen (foto één van bijlage 9). Indien door de kapitein hulp zou zijn afgewezen, had hij gemakkelijk kunnen voorkomen dat de trossen aan het schip werden bevestigd.
5.3. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de overgelegde foto's - met name foto's drie en vier van bijlage 9 - eveneens dat één van de schepen van Noordgat de "Blue Arrow" heeft vlotgetrokken, hetgeen bovendien nog wordt bevestigd door de inhoud van het door Noordgat overgelegde verslag van de verkeerscentrale Brandaris, waarin onder meer staat: "20.11 Blue Arrow weer vlot getrokken".
5.4. Door de Hoge Raad is in het arrest van 2 oktober 1998, SES 2000,1 ("Sioux") bepaald dat een reële dreiging van het oplopen van schade gevaar oplevert in de zin van artikel 8:551 sub a BW. De rechtbank is van oordeel dat als gevolg van de stranding van de "Blue Arrow" sprake was van een reële dreiging van het oplopen van schade en mitsdien van gevaar. In de eerste plaats kon niet worden uitgesloten dat het schip, indien het zonder hulp van de schepen van Noordgat was losgekomen, hoger op de zandplaat vast zou zijn komen te liggen als gevolg van de getijdenstroom. Niet gebleken is dat de "Blue Arrow" ankers had uitstaan om dit te verhinderen. Ook de kapitein heeft kennelijk rekening gehouden met de mogelijkheid dat het schip zich hoger op de zandplaat zou vastzetten, hetgeen blijkt uit het feit dat hij ermee heeft ingestemd dat trossen aan het schip zijn vastgemaakt. Bovendien heeft [gedaagde] de stelling van Noordgat, dat door het grillige verloop van de zeebodem schade aan het vlak van de romp(en) had kunnen ontstaan, niet betwist. Dat verloop blijkt tevens uit de door Noordgat overgelegde waterdieptekaart van Rijkswaterstaat (productie1, bijlage 8 bij de conclusie van eis), waarin het bodemprofiel is vastgelegd. Aldus staat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast dat er een reële dreiging van het oplopen van schade bestond, zij het dat deze wat betreft aard en omvang beperkt was.
5.5. Ten aanzien van het gevaar van het opzuigen van zand, schelpen en dergelijke in het koelsysteem van de motor merkt de rechtbank op dat zij schade aan de hoofdmotor uitgesloten acht omdat uit de faxbrieven van 6 juni en 9 juli 2003 van Sandfirden Technics te Den Oever (productie 4 en 5 bij antwoordakte na pleidooi) moet worden afgeleid dat de hoofdmotor op enig moment is voorzien van kimkoeling. Dit - gesloten - koelsysteem omvat blijkens de inhoud van genoemde faxbrieven niet tevens de koeling van de hulpmotoren en de liftfan, zodat ten aanzien daarvan op het moment van de stranding onzekerheid kon bestaan. Die onzekerheid draagt bij aan de hiervoor sub 5.4. reeds getrokken conclusie dat sprake was van een reële dreiging van het oplopen van schade.
5.6. Vervolgens dient, op basis van de in artikel 8:563 BW genoemde criteria, de hoogte van het aan Noordgat toekomende hulploon te worden bepaald.
Uit de door partijen in het geding gebrachte informatie blijkt dat de "Blue Arrow" op een executoriale verkoop voor een bedrag van ? 160.000,-- is geveild. Omdat een executoriale verkoop in de regel leidt tot een lagere opbrengst dan een gewone verkoop, acht de rechtbank het redelijk voor de bepaling van de hoogte van het hulploon uit te gaan van een geredde waarde van ƒ 500.000,-- (? 226.890,--). Verder zijn naar het oordeel van de rechtbank de navolgende omstandigheden van belang:
- er was geen vakkundigheid of inspanning van de hulpverleners benodigd om schade aan het milieu te voorkomen of beperken;
- het resultaat van de hulpverlening was gunstig: de "Blue Arrow" is zonder schade vlotgetrokken;
- het gevaar was, hoewel aanwezig, beperkt van aard en omvang (vooral ook omdat met betrekking tot het koelsysteem van de hoofdmotor niet het gevaar bestond van het opzuigen van zand of schelpen);
- de van de hulpverleners gevraagde vakkundigheid of inspanning bij de redding van het schip c.a. was relatief beperkt; niet is gebleken dat mensenlevens op het spel hebben gestaan;
- de hulpverlening vond plaats op een zondag en nam volgens het verslag van de verkeerscentrale Brandaris in totaal ongeveer anderhalf uur in beslag;
- de risico's voor de hulpverleners waren, mede vanwege de gunstige weersomstandigheden, beperkt;
- de hulpverlening kwam snel op gang;
- de beschikbaarheid van en de staat van gereedheid van de hulpverleningsschepen was goed.
5.7. Het vorenstaande in aanmerking genomen, mede gelet op het belang van aanmoediging van de hulpverlening, acht de rechtbank het billijk een percentage van de geredde waarde te hanteren ter grootte van 3,5%. Het hulploon wordt daarmee vastgesteld op een bedrag van
ƒ 17.500,--. Omdat reeds ƒ 5.000,-- door [gedaagde] is voldaan, zal de vordering van Noordgat worden toegewezen tot een bedrag van ƒ 12.500,-- (? 5.672,25). Voorts zal de door Noordgat gevorderde wettelijke rente over deze bedragen als onbetwist worden toegewezen.
5.8. Noordgat heeft nagelaten haar vordering ter zake van buitengerechtelijke kosten - conform het rapport "Voorwerk II" - nader te onderbouwen door een specificatie in het geding te brengen van de aan de beweerdelijk verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden bestede uren en/of het toepasselijke uurtarief. Anderzijds heeft [gedaagde] de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten niet (ook niet in subsidiaire zin) betwist. Een en ander leidt tot het oordeel dat de vordering op dit onderdeel zal worden toegewezen tot een bedrag van ? 850,-- (15% van het toegewezen gedeelte van de hoofdsom).
5.9. Nu de rechtbank de vordering van Noordgat zal toewijzen tot een - aanzienlijk - lager bedrag dan gevorderd, worden beide partijen deels in het ongelijk gesteld, wat aanleiding geeft tot de beslissing dat elke partij de eigen kosten krijgt te dragen.
BESLISSING
De rechtbank:
veroordeelt [gedaagde] tegen kwijting aan Noordgat te betalen een bedrag van 5.672,25 euro, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 30 juli 2000 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] tegen kwijting aan Noordgat te betalen, de wettelijke rente over 2.268,90 euro (ƒ 5.000,--) vanaf 30 juli 2000 tot 9 maart 2001;
veroordeelt [gedaagde] tegen kwijting aan Noordgat te betalen een bedrag van 850,-euro aan buitengerechtelijke kosten;
compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de rechters mr. U. van Houten, voorzitter, mr. K. Post en
mr. M. Brinksma en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 22 december 2004.