ECLI:NL:RBLEE:2004:AT6597

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
24 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
64172 HA ZA 04-439
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen en onbetaalde facturen tussen Fiberworld en CFC

In deze zaak, die op 24 november 2004 door de Rechtbank Leeuwarden is behandeld, stonden de besloten vennootschappen Fiberworld en Commodity Fulfillment Company B.V. (CFC) tegenover elkaar. Fiberworld, gevestigd in Heerenveen, vorderde in conventie betaling van onbetaalde facturen ter hoogte van 16.637,29 euro, vermeerderd met wettelijke rente en incassokosten. CFC had in haar verweer aangevoerd dat de betalingsverplichting niet op haar rustte, maar op de Stichting Metia, die de diensten van Fiberworld afnam. De rechtbank oordeelde dat CFC als contractspartij gehouden was tot betaling, ongeacht wie de diensten daadwerkelijk afnam. De rechtbank wees de vordering van Fiberworld in conventie toe, met uitzondering van de gevorderde incassokosten, omdat Fiberworld niet voldoende had onderbouwd dat deze kosten waren gemaakt.

In reconventie vorderde CFC schadevergoeding van Fiberworld, stellende dat Fiberworld onrechtmatig had gehandeld door klanten van Metia over te nemen zonder toestemming. De rechtbank oordeelde dat Fiberworld inderdaad onrechtmatig had gehandeld jegens CFC door klanten van Metia aan te schrijven en over te nemen, en verklaarde voor recht dat Fiberworld aansprakelijk was voor de schade die CFC had geleden. De schadevergoeding werd nader op te maken bij staat gelaten, omdat CFC onvoldoende had onderbouwd welke schade precies was geleden. De rechtbank veroordeelde Fiberworld tot vergoeding van de schade aan CFC, en CFC werd veroordeeld in de proceskosten van de procedure.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector civiel recht
afdeling handelsrecht
Uitspraak: 24 november 2004
Zaak-/Rolnummer: 64172 / HA ZA 04-439
VONNIS
van de enkelvoudige handelskamer in de zaak van:
de besloten vennootschap
FIBERWORLD ,
gevestigd te Heerenveen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: Fiberworld,
procureur: mr. V.M.J. Both,
advocaat: mr. E.Tj. van Dalen te Groningen,
tegen
de besloten vennootschap
COMMODITY FULFILLMENT COMPANY B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: CFC,
procureur: mr. W.M. Sturms.
PROCESGANG
De zaak is bij dagvaarding van 14 mei 2004 aanhangig gemaakt. CFC heeft een conclusie van antwoord in conventie en van eis in voorwaardelijke reconventie genomen. Fiberworld heeft een conclusie van antwoord in reconventie genomen.
Bij vonnis van 28 juli 2004 heeft de rechtbank een comparitie van partijen gelast. Deze comparitie -waarvan proces-verbaal is opgemaakt- heeft plaatsgevonden op 3 november 2004. De advocaat van CFC heeft bij brief van 18 november 2004 op het proces-verbaal gereageerd. De rechtbank heeft deze brief aan het proces-verbaal gehecht.
Partijen hebben producties overgelegd. Ten slotte is door partijen vonnis gevraagd.
RECHTSOVERWEGINGEN
De vorderingen in conventie en in reconventie
1. Fiberworld heeft in conventie gevorderd dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- CFC veroordeelt om tegen kwijting aan Fiberworld te betalen de som van 18.108,39 euro, te vermeerderen met de rente conform art. 6:119a BW over de hoofdsom ad 16.637,29 euro vanaf 10 maart 2004 tot aan de dag der algehele voldoening;
- CFC veroordeelt in de kosten van het geding.
2. In reconventie heeft CFC gevorderd dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht verklaart dat Fiberworld toerekenbaar tekort geschoten is, althans onrechtmatig heeft gehandeld jegens CFC door verzending van de brief d.d. 19 november 2003, althans door de klanten van CFC en/of Metia vanaf 1 december 2003 rechtstreeks te gaan leveren zonder betaling van een billijke vergoeding aan CFC en/of Metia daarvoor;
- Fiberworld veroordeelt tot vergoeding van de daardoor geleden schade ad 16.637,29 euro, althans nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- Fiberworld te veroordelen in de kosten van het geding in reconventie.
Het verweer in conventie en in reconventie
3. CFC heeft verweer gevoerd tegen de vordering in conventie met conclusie tot afwijzing van de vordering en tot veroordeling van Fiberworld in de kosten van het geding in conventie, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
4. Op haar beurt heeft Fiberworld verweer gevoerd tegen de vordering in reconventie met conclusie tot afwijzing van de vordering en tot veroordeling van CFC in de kosten van het geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Vaststaande feiten
in conventie en in reconventie:
Tussen partijen staat als gesteld en niet of onvoldoende betwist, alsmede op grond van de niet-betwiste inhoud van de overgelegde producties onder meer het volgende vast:
5.1. Op 10 mei 2002 is een overeenkomst gesloten tussen Internet Online B.V. enerzijds en CFC anderzijds ter zake van de levering van ADSL-diensten en het ter beschikking stellen van bandbreedte door Internet Online. Op enig moment heeft Fiberworld de rechten en verplichtingen van Internet Online uit hoofde van deze overeenkomst overgenomen.
5.2. De directeur en enig aandeelhouder van CFC is de heer P.J. van Eyden. CFC en Van Eyden vormen samen het bestuur van de Stichting Metia (hierna: Metia).
5.3. De hiervoor onder 2.1. bedoelde diensten werden door Internet Online en Fiberworld geleverd aan Metia, die deze op haar beurt doorleverde aan haar klanten.
5.4. Fiberworld heeft CFC facturen doen toekomen ter zake de door haar geleverde diensten. CFC heeft 66 facturen, met een totale hoogte van 16.637,29 euro, onbetaald gelaten.
5.5. Bij brief van 19 november 2003 heeft Fiberworld klanten van Metia -voor zover hier relevant- het volgende bericht:
"In nauw overleg met Metia is besloten dat Fiberworld de klanten van Metia gaat overnemen. Deze overname zal per 1 december aanstaande zijn voltooid. (...) Voor u als klant betekent dit concreet dat u in het vervolg gefactureerd wordt door Fiberworld."
5.6. Met ingang van 1 december 2003 is Fiberworld rechtstreeks aan deze klanten van Metia gaan leveren en factureren.
Beoordeling van het geschil
in conventie:
6. Fiberworld vordert in hoofdsom een bedrag van 16.637,29 euro ter zake onbetaalde facturen. Voorts vordert Fiberworld wettelijke rente over dit bedrag alsmede buitengerechtelijke incassokosten.
7. CFC erkent de verschuldigdheid van het in conventie in hoofdsom gevorderde bedrag, doch zij stelt zich primair op het standpunt dat niet zij, maar Metia is gehouden om dit bedrag te voldoen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat Metia de geleverde diensten feitelijk heeft afgenomen.
Dit verweer treft geen doel. Vast staat dat de overeenkomst op basis waarvan de leveranties hebben plaatsvonden is aangegaan door CFC, zodat CFC degene is die is gehouden tot betaling, ongeacht het feit door wie de betreffende diensten werden afgenomen. Dit zou slechts anders zijn wanneer CFC haar rechtsverhouding tot Fiberworld conform artikel 6:159 BW aan Metia zou hebben overgedragen. Artikel 6:159 BW vereist daartoe een akte tussen CFC en Metia. Ter comparitie heeft CFC te kennen heeft gegeven dat tussen haar en Metia geen akte is opgemaakt, zodat van rechtsgeldige contractsoverneming geen sprake is.
8. Nu het primaire verweer van CFC geen doel treft en nu CFC haar subsidiaire beroep op verrekening ter comparitie heeft ingetrokken, komt de in conventie gevorderde hoofdsom voor toewijzing in aanmerking.
9.1. Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten overweegt de rechtbank het volgende.
Fiberworld vordert de wettelijke rente en incassokosten primair op basis van haar algemene voorwaarden. Nadat CFC gemotiveerd verweer heeft gevoerd tegen de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Fiberworld, heeft Fiberworld ter comparitie erkend dat haar algemene voorwaarden niet van toepassing zijn op de onderhavige overeenkomst.
Voor toewijzing van de gevorderde rente en incassokosten op basis van de algemene voorwaarden is derhalve geen plaats.
9.2. Subsidiair vordert Fiberworld de wettelijke rente op basis van artikel 6:119a BW en de buitengerechtelijke incassokosten op basis van artikel 6:96 lid 2 sub c van het Burgerlijk Wetboek (BW).
9.3. De wettelijke rente komt, als zijnde onweersproken, voor toewijzing in aanmerking, met dien verstande dat niet de in artikel 6:119a BW bedoelde wettelijke rente, doch de in artikel 6:119 BW bedoelde rente zal worden toegewezen. Artikel 6:119a is immers eerst op 1 december 2002 in werking getreden en het overgangsrecht bij dit artikel bepaalt dat op overeenkomsten die zijn gesloten vóór 8 augustus 2002, hetgeen ook voor wat betreft de onderhavige overeenkomst het geval is, het recht van toepassing blijft zoals dat gold voor de inwerkingtreding van dit artikel.
9.4. De buitengerechtelijke incassokosten komen niet voor toewijzing in aanmerking, nu Fiberworld onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat deze kosten zijn gemaakt, daar zij heeft nagelaten het aantal hiermee gemoeide uren en/of het toepasselijke uurtarief te stellen.
10. CFC zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie.
in reconventie
11. Voor zover in conventie geen verrekening zou plaatsvinden, heeft CFC (voorwaardelijk) een vordering in reconventie ingesteld. Zoals hiervoor reeds aangegeven, heeft CFC haar beroep op verrekening ter comparitie ingetrokken, zodat de rechtbank toe komt aan beoordeling van de vordering in reconventie.
12. CFC vordert vergoeding van de schade die zij stelt te hebben geleden doordat Fiberworld de klanten van Metia heeft overgenomen. Zij legt aan haar vordering ten grondslag dat Fiberworld wanprestatie heeft gepleegd dan wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens CFC door klanten van Metia bij brief van 19 november 2003 te berichten dat ze door Fiberworld zouden worden overgenomen en door vervolgens vanaf 1 december 2003 rechtstreeks aan die klanten te leveren en te factureren.
13.1. Fiberworld betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld door de klanten van Metia aan te schrijven en over te nemen. Zij voert daartoe aan dat één en ander met instemming van CFC is gebeurd. Voorts voert zij aan dat zij, gezien de betalingsachterstand van CFC, gerechtigd was tot opschorting van haar leveringsverplichting. Indien zij de leveranties zou hebben opgeschort, zouden de klanten echter de dupe zijn geworden. Om dat te voorkomen heeft zij de klanten bij brief van 19 november 2003 aangeschreven en is zij vervolgens rechtstreeks aan hen gaan leveren. Het stond de klanten vrij om niet met Fiberworld in zee te gaan. Van onrechtmatig handelen is in dit geval geen sprake, volgens Fiberworld.
13.2. Indien en voor zover één en ander wel onrechtmatig zou worden geoordeeld, betwist Fiberworld subsidiair dat Metia dan wel CFC schade heeft geleden doordat zij de betreffende klanten heeft overgenomen.
14. De rechtbank stelt voorop dat Fiberworld ter comparitie te kennen heeft gegeven dat zij, indien de rechtbank zou oordelen dat het aanschrijven en overnemen van de klanten van Metia onrechtmatig zou zijn jegens Metia en indien voorts vast zou komen te staan dat Metia hierdoor schade heeft geleden, erkent dat één en ander (tevens) onrechtmatig is jegens CFC en dat de daaruit voortvloeiende schade kan worden aangemerkt als schade van CFC.
15.1. Allereerst dient te worden beoordeeld of Fiberworld onrechtmatig heeft gehandeld door klanten van Metia bij brief van 19 november 2003 aan te schrijven en door vervolgens per 1 december 2003 rechtstreeks aan hen te leveren. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
15.2. Het verweer van Fiberworld dat zij op grond van haar algemene voorwaarden gerechtigd was om in geval van betalingsachterstand van CFC de klanten van Metia aan te schrijven, kan geen doel treffen. Zoals hiervoor in rechtsoverweging 9.1. reeds aangegeven, heeft Fiberworld ter comparitie immers erkend dat haar algemene voorwaarden niet van toepassing zijn op de onderhavige overeenkomst.
15.3. Fiberworld heeft voorts gesteld dat Van Eyden ermee heeft ingestemd dat zij de klanten van Metia zou aanschrijven en overnemen. Nu CFC dat heeft betwist en nu Fiberworld ter comparitie te kennen heeft gegeven dat zij afziet van bewijslevering op dit punt, neemt de rechtbank als vaststaand aan dat Fiberworld de klanten van Metia heeft aangeschreven en overgenomen zonder toestemming van Metia of van CFC.
15.4. De rechtbank is van oordeel dat Fiberworld onrechtmatig jegens Metia heeft gehandeld door de klanten van Metia bij brief van 19 november 2003 zonder toestemming van Metia te berichten dat zij zouden worden overgenomen door Fiberworld en door die klanten vervolgens daadwerkelijk over te nemen. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat Fiberworld de klanten in die brief heeft bericht dat in nauw overleg met Metia is besloten tot overname van de klanten door Fiberworld, terwijl dat, zoals thans vaststaat, in strijd met de waarheid was. Van toegestane concurrentie in de vorm van gebruikelijke acquisitie was derhalve geen sprake.
Het feit dat Fiberworld door haar handelwijze zou hebben voorkomen dat de desbetreffende klanten nadeel zouden ondervinden, kan niet afdoen aan de onrechtmatigheid. Hoewel het voorkomen van nadeel voor de klanten op zichzelf een sympathieke gedachte is, is het niet aan Fiberworld, maar aan Metia om te beslissen over de te volgen handelwijze ten opzichte van de klanten. Door de klanten van Metia aan te schrijven en over te nemen zonder dat Metia daar toestemming voor heeft gegeven, heeft Fiberworld jegens Metia gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
15.5. Het voorgaande leidt, in samenhang met het feit dat partijen het er over eens zijn dat het onrechtmatig handelen van Fiberworld jegens Metia tevens onrechtmatig is jegens CFC, tot de conclusie dat de gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen, met dien verstande dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat Fiberworld onrechtmatig heeft gehandeld jegens CFC door verzending van de brief d.d. 19 november 2003 en door de klanten van Metia vanaf 1 december 2003 rechtstreeks te gaan leveren.
16.1. Daarnaast vordert CFC vergoeding van de schade die voortvloeit uit het feit dat Fiberworld de klanten van Metia heeft aangeschreven en overgenomen. Ter comparitie heeft CFC desgevraagd te kennen gegeven dat de schade die zij stelt te hebben geleden bestaat uit gederfde winst. Zij vordert primair een schadevergoeding van 16.637,29 euro en subsidiair een schadevergoeding op te maken bij staat.
16.2. Fiberworld betwist dat sprake is van schade. Volgens Fiberworld werden de diensten door Metia aangeboden onder de kostprijs, zodat zij Metia dan wel CFC juist een verlies heeft bespaard door de klanten over te nemen.
17.1. Indien Metia of CFC schade heeft geleden ten gevolge van het feit dat Fiberworld de klanten van Metia heeft aangeschreven en overgenomen, is Fiberworld, gezien artikel 6:162 BW en gezien het feit dat partijen gezamenlijk van mening zijn dat de (eventuele) schade kan worden aangemerkt als schade van CFC, gehouden om die schade te vergoeden aan CFC.
17.2. Het primair door CFC gevorderde bedrag komt niet voor toewijzing in aanmerking, nu CFC de hoogte van de door haar geleden schade niet of nauwelijks heeft onderbouwd. Zij heeft slechts gesteld dat zij winst heeft gederfd, maar zij heeft geen enkel inzicht gegeven in de winstmarge per klant of in het aantal klanten dat Fiberworld heeft overgenomen. Overigens heeft CFC ter comparitie ook zelf te kennen gegeven dat de nodige tijd gemoeid zal zijn met het vaststellen van de hoogte van de schade en dat zij om die reden kan instemmen met een schadevergoeding op te maken bij staat.
17.3. Voor toewijzing van de subsidiair gevorderde schadevergoeding op te maken bij staat, is voldoende dat de mogelijkheid van schade aannemelijk wordt gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft CFC aan dat vereiste voldaan. Zij heeft gesteld dat de schade is gelegen in de winst die zij heeft gederfd doordat Fiberworld klanten van Metia heeft overgenomen. Fiberworld heeft weliswaar gesteld dat de diensten onder de kostprijs werden aangeboden door Metia, maar CFC heeft dat gemotiveerd betwist. Volgens CFC was wel degelijk sprake van een positieve marge. Metia zou niet hebben kunnen overleven indien er onder de kostprijs zou zijn geleverd.
Of het overnemen van de klanten door Fiberworld Metia dan wel CFC daadwerkelijk schade heeft berokkend, kan thans in het midden blijven. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank in ieder geval voldoende aannemelijk dat de mogelijkheid bestaat dat schade is geleden. De rechtbank zal Fiberworld derhalve veroordelen tot vergoeding aan CFC van de door Metia dan wel CFC geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
18. Fiberworld zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie.
BESLISSING
De rechtbank:
in conventie
veroordeelt CFC tegen kwijting aan Fiberworld te betalen 17.327,39 euro, vermeerderd met wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over 16.637,29 euro vanaf 10 maart 2004 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt CFC in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Fiberworld begroot op 450,40 euro aan verschotten en 904,00 euro aan salaris procureur;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
in reconventie
verklaart voor recht dat Fiberworld onrechtmatig heeft gehandeld jegens CFC door verzending van de brief d.d. 19 november 2003 en door de klanten van Metia vanaf 1 december 2003 rechtstreeks te gaan leveren;
veroordeelt Fiberworld tot vergoeding aan CFC van de hierdoor door Metia dan wel CFC geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
veroordeelt Fiberworld in de kosten van het geding in reconventie, tot aan deze uitspraak aan de zijde van CFC begroot op 452,00 euro;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. C.A.M. van Straalen-Coumou en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 24 november 2004.
fn 203