ECLI:NL:RBLEE:2004:AS9939

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
28 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
17/081141-04 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens mishandeling, bedreiging en seksueel misbruik

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 28 december 2004 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling, bedreiging en seksueel misbruik van minderjarigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn ex-vrouw ernstig heeft mishandeld, waarbij hij haar in een auto heeft bedreigd en geslagen. Dit gebeurde op 2 september 2004 in Sneek en Bolsward. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van enkele jaren zijn stiefdochter seksueel heeft misbruikt. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de gedragingen van de verdachte in overweging genomen, evenals de rapportages van deskundigen die een antisociale persoonlijkheidsstoornis bij de verdachte hebben vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was voor zijn daden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden en heeft hem verplicht tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] is toegewezen tot een bedrag van €500,00, en de vordering van [slachtoffer 2] tot €1300,00. De rechtbank heeft ook de kosten van het geding door de benadeelde partijen toegewezen. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de ernst van de gepleegde misdrijven en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 28 december 2004
Parketnummer: 17/081141-04
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI Noord, HvB De Blokhuispoort te Leeuwarden.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 14 december 2004.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.E. Wielenga, advocaat te Joure.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
ONTVANKELIJKHEID OPENBAAR MINISTERIE
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging ten aanzien van de onder 3. en 4. telastegelegde feiten, omdat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden.
Ten aanzien van het onder 3. telastegelegde overweegt de rechtbank het volgende.
In januari 2002 is door [slachtoffer] aangifte gedaan, gevolgd door een verklaring van [slachtoffer 2] in februari 2002. In maart 2002 heeft verdachte een ontkennende verklaring afgelegd. Na deze verklaringen is er aanvullende schriftelijke informatie gekomen van het Medisch Kindertehuis Mooi Gaasterland. Verdachte heeft voor het eerst in oktober 2004 een bekennende verklaring afgelegd, waarna het onderzoek door het Openbaar Ministerie is afgerond.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat er ten aanzien van het onder 3. telastegelegde geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM.
Ten aanzien van het onder 4. telastegelegde overweegt de rechtbank het volgende.
In januari 2002 is door [slachtoffer] aangifte gedaan van mishandeling, gepleegd in de periode van januari 1997 tot en met november 2001. Verdachte heeft in maart 2002 een verklaring afgelegd ten aanzien van dit feit. De redelijke termijn is op dat moment aangevangen. Er is door het openbaar ministerie sindsdien geen nader onderzoek verricht. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden. In februari 2003 is verdachte bovendien veroordeeld voor een aantal gepleegde strafbare feiten. Verdachte is toen niet door het openbaar ministerie gedagvaard voor het onder 4. telastegelegde feit. De rechtbank is van oordeel dat verdachte daaraan in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem terzake van het onder 4. telastegelegde feit door het openbaar ministerie geen strafvervolging meer zou worden ingesteld.
De rechtbank verklaart het openbaar ministerie derhalve ten aanzien van het onder 4. telastegelegde niet ontvankelijk in haar vervolging.
PARTIËLE VRIJSPRAAK
De verdachte moet van het onder 1. primair en 5. telastegelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet bewezen acht.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het onder 1. subsidiair, 2. en 3. primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op 2 september 2004 te Sneek en te Bolward, in de gemeenten Sneek en Bolsward, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], zulks terwijl die [slachtoffer] een auto bestuurde, die [slachtoffer] bij het hoofd en aan de haren heeft vastgepakt en het hoofd aan de haren van die [slachtoffer] meermalen onverhoeds en met kracht achterover heeft getrokken en meermalen met zijn tot vuist gebalde handen die [slachtoffer] onverhoeds en met kracht tegen haar gezicht heeft geslagen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] met de auto op de verkeerde weghelft is terechtgekomen, en -toen de auto was geparkeerd en verdachte en die [slachtoffer] zich buiten de auto bevonden- die [slachtoffer] met het hoofd tegen de auto heeft geslagen, waardoor die [slachtoffer] tegen de auto is gevallen en die [slachtoffer] in het gezicht heeft geslagen en meermalen tegen de benen van die [slachtoffer] heeft geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 2 september 2004 te Sneek en te Bolsward, in de gemeenten Sneek en Bolsward, meermalen op diverse tijdstippen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- die [slachtoffer] bij haar keel vastgepakt en daarbij deze dreigend -zakelijk weergegeven- de woorden toegevoegd: "Ik hoef maar een zachte druk op je adamsappel te geven en je bent weg" en
- een vinger van die [slachtoffer] stevig vastgepakt en daarbij deze dreigend -zakelijk weergegeven- de woorden toegevoegd: "Wanneer je me daar de waarheid niet vertelt dan schiet ik er bij iedere leugen van je een vinger af" en
- meermalen tegen die [slachtoffer] gezegd -zakelijk weergegeven- dat hij, verdachte, die [slachtoffer] zou afmaken en doodmaken;
3. primair
hij in de periode van 1 juli 1998 tot 8 februari 2001 te Sneek, in de gemeente Sneek, meermalen met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum]) die toen telkens de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, telkens een of meer handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte aan de vagina van die [slachtoffer 2] gelikt en die [slachtoffer 2] zijn, verdachtes, penis in de mond laten nemen en vervolgens laten pijpen en die [slachtoffer 2] aan zijn, verdachtes, penis laten likken en zijn, verdachtes, penis met de handen laten vastpakken en vervolgens met die handen heen en weer dan wel op en neer gaande aftrekkende bewegingen laten maken op/over de penis van hem, verdachte, en zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 2] laten betasten en aanraken en zijn, verdachtes, tong in de mond van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en met zijn, verdachtes, penis tegen/over de vagina/schaamstreek van die [slachtoffer 2] geduwd/gewreven.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. subsidiair mishandeling
2. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd en
bedreiging met zware mishandeling
3. primair met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, de psychologische rapportage, de psychiatrische rapportage en het voorlichtingsrapport;
- het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1. primair, 2., 3. primair en 5. telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden;
- het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zijn ex-vrouw ernstig heeft mishandeld. Een en ander vond onder andere plaats in de auto terwijl zij reed, hetgeen een extra gevaarzettend element met zich meebracht. De rechtbank acht voorts bewezen dat verdachte zijn ex-vrouw op ernstige wijze heeft bedreigd. Als derde feit heeft de rechtbank verdachte schuldig bevonden aan het seksueel misbruiken van zijn stiefdochter gedurende een periode van enkele jaren.
Het gedrag van verdachte kenmerkt zich in hoge mate door een totaal gebrek aan zelfbeheersing. Zodra verdachte in zijn beleving iets meent te bespeuren van enige tegenwerking ontaardt zijn gedrag in agressie. Het is daarbij schrijnend dat verdachte geen inzicht toont in zijn eigen gedrag en bij voortduring de oorzaken van de escalaties bij anderen legt. Verdachte is reeds eerder veroordeeld voor geweldsdelicten, maar heeft daar kennelijk geen enkele lering uit getrokken. Ook de verklaring die hij geeft voor het seksueel misbruik is - zo daar al een redelijke verklaring voor is te geven - volstrekt onacceptabel. Verdachte geeft op geen enkele manier blijk van zijn verantwoordelijkheden ten opzichte van een nog jong kind en is zelfs hier in staat om haar als oorzaak van zijn handelen aan te wijzen.
De geraadpleegde deskundigen zijn van oordeel dat er bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De deskundigen oordelen verschillend over de mate van toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Eén deskundige acht verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar; de ander is van oordeel dat de feiten verdachte volledig kunnen worden toegerekend. De rechtbank is op grond van het strafdossier, de rapporten en de indruk van verdachte ter terechtzitting van oordeel dat de feiten verdachte volledig kunnen worden toegerekend.
De rechtbank acht gelet op vorenstaande een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur op zijn plaats.
BENADEELDE PARTIJEN
[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. subsidiair telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat een deel van de gestelde immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Dit deel betreft een vergoeding van de immateriële schade van ?500,00. De rechtbank acht het voornoemde deel van de vordering, dat niet dan wel onvoldoende door de verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en zal dit deel als voorschot toewijzen.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering, voor zover deze ziet op het overige gedeelte van de immateriële schade, niet van zodanige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zodat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat het bedrag van ?44,25 ter vergoeding van reiskosten, ziet op de vergoeding van proceskosten en derhalve geen rechtstreeks verband houdt met het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en het desbetreffende bedrag toewijzen als vergoeding van proceskosten.
[slachtoffer 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3. primair telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet danwel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63, 244, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging ten aanzien van het onder 4. telastegelegde feit.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair en 5. is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. subsidiair, 2. en 3. primair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [adres], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 500,00 (zegge: vijfhonderd euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op ?44,25.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen een som geld ten bedrage van ? 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van tien dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 500,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 1300,00 (zegge: dertienhonderd euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen een som geld ten bedrage van ? 1300,00 (zegge: dertienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 26 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 1300,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Kuizenga, voorzitter, mr. J.J. Beswerda en mr. H.R. Bax, rechters, bijgestaan door mr. C.E.M. Lock, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 december 2004.
Mr. Kuizenga en mr. Bax zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.