ECLI:NL:RBLEE:2004:AR8583

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
3 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/1522 BESLU & 04/1523 BESLU
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluiten tot sluiting van een woning wegens (drugs)overlast

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Leeuwarden op 3 december 2004, hebben verzoekers A en B een voorlopige voorziening aangevraagd tegen besluiten van de burgemeester van Leeuwarden, die de sluiting van hun woning per 3 januari 2005 tot 3 juli 2005 behelzen. De besluiten waren genomen op basis van geconstateerde verstoring van de openbare orde, veroorzaakt door gedragingen in de woning. De verzoekers werden bijgestaan door hun gemachtigden, mr. B.M.J.C. van Lee en mr. R.G. Riemersma, terwijl de burgemeester werd vertegenwoordigd door mr. A. Sibma, E.R.M. Muller en T. Rijpma.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om een voorlopige voorziening toegewezen en de bestreden besluiten geschorst. De rechter oordeelde dat de besluiten onvoldoende feitelijke grondslag hadden en dat er geen begunstigingstermijn was opgenomen, wat in strijd is met artikel 174a van de Gemeentewet. De voorzieningenrechter benadrukte dat het sluiten van een woning alleen gerechtvaardigd kan zijn als de overlast maatschappelijk onaanvaardbare vormen aanneemt en er geen minder ingrijpende middelen beschikbaar zijn. De rechter concludeerde dat de motivering van de besluiten niet voldeed aan de eisen van zorgvuldigheid en dat er onvoldoende bewijs was dat de overlast aan de woning van verzoekers kon worden toegeschreven.

De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de gemeente Leeuwarden het betaalde griffierecht van € 272,- aan verzoekers moet vergoeden en dat de gemeente in de proceskosten van verzoekers, ter hoogte van € 644,-, moet bijdragen. De uitspraak is mondeling gedaan en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing. De zitting werd gesloten met een proces-verbaal van de uitspraak, dat op 3 januari 2005 is verzonden.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Proces-verbaal mondelinge uitspraak ex artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr.: 04/1522 BESLU en 04/1523 BESLU
Inzake de gedingen tussen
1. [A], wonende te [C],
2. [B], wonende te [C],
hierna te noemen: verzoekers,
gemachtigden: mr. B.M.J.C. van Lee en mr. R.G. Riemersma, werkzaam bij Rechtshulp Noord te Leeuwarden,
en
de burgemeester van Leeuwarden, verweerder,
gemachtigden: mr. A. Sibma, E.R.M. Muller en T. Rijpma, allen werkzaam bij de gemeente Leeuwarden.
1. Aanduiding van de besluiten waarop de verzoeken betrekking hebben
De besluiten van verweerder van 23 december 2004 respectievelijk 24 december 2004, inhoudende sluiting van het perceel [adres] te [C] per 3 januari 2005 tot 3 juli 2005 in verband met geconstateerde verstoring van de openbare orde ten gevolge van feiten en omstandigheden verband houdende met verzoekers verblijf en/of het verblijf van anderen in dit perceel.
2. Datum van de zitting
De verzoeken zijn behandeld ter zitting van 31 december 2004. Verzoekers zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door voornoemde gemachtigden.
3. De voorzieningenrechter sluit de behandeling en doet onmiddellijk mondeling uitspraak
a. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening toe, in die zin dat de bestreden besluiten worden geschorst tot twee weken nadat de beslissingen op bezwaar op de voorgeschreven wijze zijn bekendgemaakt met dien verstande dat wanneer binnen die termijn opnieuw een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening wordt gedaan, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;
- bepaalt dat de gemeente Leeuwarden het betaalde griffierecht ten bedrage van € 272,= aan verzoekers vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers ten bedrage van € 644,=, aan verzoekers te vergoeden door de gemeente Leeuwarden.
b. De gronden van de beslissing
Ingevolge art. 174a Gemeentewet kan de burgemeester besluiten een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te sluiten, indien door gedragingen in de woning of het lokaal of op het erf de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf wordt verstoord.
De voorzieningenrechter stelt in de eerste plaats vast dat bovengenoemde bevoegdheid onverbrekelijk samenhangt met de vraag of er sprake is van verstoring van de openbare orde. Bovendien gaat het hier om een ingrijpende bevoegdheid, waarmee het in art. 10 Grondwet neergelegde grondrecht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer kan worden beperkt. Dit impliceert dat het sluiten van een woning wegens overlast alleen dan gerechtvaardigd kan worden geacht, als de overlast maatschappelijk onaanvaardbare vormen heeft aangenomen en er geen andere, minder ingrijpende middelen zijn om de overlast in voldoende mate te kunnen bestrijden. De motivering van een dergelijk besluit moet blijk geven van een zorgvuldig onderzoek door verweerder en van voldoende verifieerbare feiten en omstandigheden die het besluit kunnen dragen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de besluiten in de onderhavige gevallen onvoldoende zijn gemotiveerd. Er zijn onvoldoende bewijsstukken waaruit duidelijk en overtuigend blijkt dat de overlast verbonden kan worden met het pand van verzoekers. Er is onvoldoende schriftelijke informatie van de beheerder/eigenaar van het pand, te weten het WoonBedrijf te Leeuwarden, de politie of anderen, terwijl de informatie die wel is overgelegd te weinig concreet en voor een belangrijk deel niet recent is. Daarnaast is sprake van contra-indicaties in de zin van recente weekrapporten van de stadswacht alsmede verklaringen van medebewoners, waaruit kan worden afgeleid dat geen sprake is van overlast vanuit de woning van verzoekers. De besluiten zijn in die zin dan ook onzorgvuldig voorbereid.
De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat het besluit is strijd is met lid 4 van art. 174a Gemeentewet. De voorzieningenrechter overweegt hiertoe dat in art. 174a Gemeentewet is opgenomen dat bij de bekendmaking van het besluit belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld binnen een te stellen termijn maatregelen te treffen waardoor de verstoring van de openbare orde wordt beëindigd. Ook in het beleid van verweerder is voorzien in een begunstigingstermijn zoals bedoeld in art. 174a Gemeentewet. In de onderhavige besluiten is geen begunstigingstermijn in deze zin opgenomen, zoals ter zitting namens verweerder is erkend. Voor zover namens verweerder is aangevoerd dat met de onderhavige besluiten is geanticipeerd op nieuw beleid, overweegt de voorzieningenrechter dat dit niet op kan gaan, nu sprake is van strijd met art. 174a Gemeentewet.
De voorzieningenrechter deelt mede dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep open staat.
De zitting wordt gesloten.
Waarvan proces-verbaal.
w.g. M.R. Molenaar, griffier
w.g. D.J. Keur, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden op: 3 januari 2005