ECLI:NL:RBLEE:2004:AR8068

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
23 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
17/086110-04 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegd verrichten van handelingen in de gezondheidszorg door verdachte met terminale patiënten

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 23 december 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in de periode van juni 2002 tot en met juli 2004 in Harlingen en Lochem handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg heeft verricht zonder de vereiste inschrijving in het register van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. De verdachte, die zich in sommige gevallen als arts voordeed, heeft meermalen injecties gegeven aan cliënten, waaronder terminale patiënten, terwijl hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat deze handelingen schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van anderen konden veroorzaken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet bevoegd was om deze handelingen uit te voeren, wat in strijd is met de wetgeving die voorbehouden handelingen toekent aan bevoegde zorgverleners zoals artsen en tandartsen.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. De officier van justitie had een geldboete van € 3.500,00 en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden geëist, maar de rechtbank heeft een andere maatstaf gehanteerd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, die niet tenuitvoergelegd zal worden tenzij de verdachte zich binnen de proeftijd van drie jaren opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast is een geldboete van € 500,00 opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 23 december 2004
Parketnummer: 17/086110-04
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 9 december 2004.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G. Kaaij, advocaat te Leeuwarden.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het telastegelegde bewezen, met dien verstande:
dat verdachte in de periode van juni 2002 tot en met juli 2004 te Harlingen en te Lochem, tezamen en in vereniging met [medeverdachte], meermalen, terwijl hij, noch die [medeverdachte] stonden ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, buiten noodzaak, terwijl verdachte en diens mededader bij het telkens verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander werd veroorzaakt, immers heeft verdachte en/of diens mededader handelingen verricht bestaande uit of mede bestaande uit:
- het injecteren van personen middels acupunctuurnaalden en/of injectienaalden
en/of andere naalden.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op het misdrijf:
Medeplegen van het als degene die, niet ingeschreven staande in een register als bedoeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg buiten noodzaak, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat hij schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander veroorzaakt, meermalen gepleegd.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het
telastegelegde tot een geldboete ten bedrage van ? 3.500,00, een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en oplegging van de maatregel onthouding van handelingen in de gezondheidszorg, voor de duur van zes maanden.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg waarvan hij moest vermoeden dat daarbij een aanmerkelijke kans ontstond op schade aan de gezondheid van een ander. Verdachte heeft meerdere cliënten injecties gegeven terwijl hij daarvoor niet bevoegd was.
De wetgever is er vanuit gegaan dat injecties gerekend moeten worden tot de categorie van voorbehouden handelingen waartoe in beginsel alleen artsen, tandartsen of verloskundigen bevoegd zijn, dit omdat grote risico's ontstaan bij het niet goed onderscheiden van intraveneus, intramusculair en subcutaan injecteren. Het is daarom volstrekt onverantwoord om desalniettemin geheel onbevoegd die handelingen wel te verrichten, waarbij verdachte zich in een aantal gevallen zelfs heeft voorgedaan als arts.
Verdachte had veelal te maken had met terminale patiënten. Juist die patiënten zullen, als de reguliere geneeskunst hun niets meer te bieden heeft, in hun soms wanhopige zoektocht naar genezing of nog enige verlenging van hun leven, met allerlei lieden buiten de reguliere geneeskunst in aanraking komen en - meestal tegen betaling - met hen in zee gaan. Het is dan van groot belang dat zij erop kunnen vertrouwen dat die mensen dan in ieder geval op hun eigen terrein de nodige deskundigheid bezitten en niet onbevoegd handelingen verrichten op het gebied van de individuele gezondheidszorg. Ook doordat verdachte zich als arts heeft voorgedaan is menig patiënt ten aanzien van zijn deskundigheid en bevoegdheden op het verkeerde been gezet. En juist op grond van de voorgewende deskundigheid en de gemaakte prognoses over eventueel herstel heeft verdachte bij menige cliënt en vooral bij zijn nabestaanden valse hoop gewekt.
De handelwijze van verdachte is laakbaar en daarom dient een straf te volgen.
Bij de bepaling van de straf zal de rechtbank een andere maatstaf hanteren dan de officier van justitie nu zij het grootste deel van de ten laste gelegde feiten niet bewezen heeft verklaard.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 96 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart het telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Betaling van een geldboete ten bedrage van ? 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. J.J. Beswerda en mr. L.A.D. Lindenbergh, rechters, bijgestaan door mr. J.A. van Loo, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 december 2004.
Mr. Lindenbergh is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.