ECLI:NL:RBLEE:2004:AR7457

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
14 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
17/082010-04 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door minderjarige verdachte met mes op schoolplein

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 14 december 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die op 30 maart 2004 in Heerenveen een poging tot doodslag heeft gepleegd. De verdachte heeft tijdens een woordenwisseling op het schoolplein een medeleerling met een keukenmes in de borst gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze poging tot doodslag, waarbij het slachtoffer ternauwernood het leven heeft weten te behouden. De rechtbank heeft de ernst van het delict en de omstandigheden waaronder het is gepleegd in haar overwegingen meegenomen, evenals de achtergrond van de verdachte, die eerder met justitie in aanraking is gekomen.

De verdediging heeft verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte voor enkele dagen rond de feestdagen, maar dit verzoek is afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het belang van de verdachte niet opwoog tegen het algemeen belang van voortzetting van de detentie. De rechtbank heeft ook de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming en psychologische rapporten in haar oordeel betrokken. Gezien de ernst van het feit en het normbesef van de verdachte, dat als zorgwekkend werd ervaren, heeft de rechtbank besloten tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.

Daarnaast heeft de rechtbank een jeugddetentie opgelegd voor de duur van 259 dagen, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, die door de verdachte moet worden betaald. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 3105,00 toegewezen, en de verdachte is veroordeeld tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer. De rechtbank heeft de overige delen van de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard, zodat deze alleen bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 14 december 2004
Parketnummer: 17/082010-04
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de minderjarige verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in Opvangcentrum Het Poortje te Groningen.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 30 november 2004.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.F. Hoekstra, advocaat te Drachten.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
VERZOEK
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 30 november 2004 heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht toe te staan dat verdachte onder meer de dagen 25, 26 en 31 december 2004 en 1 januari 2005 thuis doorbrengt. De rechtbank begrijpt dit als een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte voor deze dagen.
De rechtbank acht het belang van verdachte bij schorsing van zijn voorlopige hechtenis voor deze dagen niet dusdanig groot dat dit opweegt tegen het algemeen belang van voortzetting van zijn detentie, gezien de gronden voor de voorlopige hechtenis. Dit klemt temeer nu de raadsvrouw niet heeft onderbouwd welk specifiek belang verdachte heeft bij schorsing op die dagen en er geen "beschermende" voorwaarden zijn voorgesteld/geregeld door de verdediging gedurende de beoogde dagen van schorsing. De rechtbank zal het verzoek dan ook afwijzen.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
primair
hij op 30 maart 2004 te Heerenveen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ander, te weten [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een keukenmes, in de borststreek (in de richting van het hart), heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op het misdrijf:
primair
Poging tot doodslag.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, de voorlichtingsrapporten van de Raad voor de Kinderbescherming en de psychologische en de psychiatrische rapporten;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake de primair telastegelegde poging tot doodslag tot jeugddetentie voor de duur van het voorarrest ten tijde van de uitspraak en oplegging van de maatregel plaatsing in een jeugdinrichting;
- het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Het betreft hier een zeer ernstig feit dat het slachtoffer ternauwernood heeft overleefd.
Het is buitengewoon zorgwekkend dat verdachte het blijkbaar nodig vond om met een mes op zak te lopen omdat hij zich - voor zijn gevoel - in onveilige situaties begaf. Erger nog is het feit dat verdachte ook in staat bleek te zijn dit mes te hanteren in een situatie die helemaal niet onveilig was, te weten de situatie op de ochtend van het delict op het schoolplein. Een woordenwisseling en wat geduw was voldoende om verdachte in woede te doen ontsteken en het mes te gebruiken. Ook nu is weer eens aangetoond dat het lopen met wapens op zak levensgevaarlijk is en een bijdrage levert aan ernstige vormen van geweld.
Verdachte is van mening dat een plaatsing in een inrichting voor jeugdigen niet nodig zou zijn, omdat hij inmiddels heeft geleerd van zijn handelwijze. De rechtbank stelt daar tegenover dat het op zichzelf al uiterst zorgwekkend is, dat eerst een bijna dodelijke steek nodig is om verdachte te doen inzien dat het gebruik van een mes niet kan. De rechtbank leidt hieruit af dat het slecht gesteld is met het normbesef van verdachte. Blijkbaar heeft verdachte, gelet op zijn jonge leeftijd, vanuit de thuissituatie onvoldoende vorming en structuur meegekregen om conflicten buitenshuis op een adequate wijze op te lossen. Ook uit informatie van de school blijkt dat verdachte als intimiderend wordt ervaren. Bovendien is hij eerder met justitie in aanraking geweest wegens een geweldsdelict.
De rechtbank deelt dan ook niet de conclusie van de beide rapporteurs in contra-expertise dat er niet gesproken kan worden van een ernstig onvermogen zichzelf in de hand te houden. Gelet op het feit dat uit het rapport van [instelling] blijkt dat er sprake is van een verhoogde kans op herhaling van delicten met een agressief verloop - hetgeen door de beide rapporteurs in contra-expertise niet overtuigend is weerlegd - en dat er sprake is van een verminderde toerekeningsvatbaarheid en voorts gelet op het feit dat de verzorgende ouder naar blijkt onvoldoende vat heeft gehad op de agressie van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen dient te worden opgelegd. De rechtbank is in haar oordeel gesterkt door de bevinding van de psychiater in contra-expertise dat verdachte in een gestructureerde omgeving beter functioneert.
Voorts acht de rechtbank, gelet op de ernst van het delict, een jeugddetentie op zijn plaats voor de duur zoals hierna te bepalen.
BENADEELDE PARTIJ
[slachtoffer] (gemachtigde [naam]) heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte primair telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank is voorts van oordeel dat vast staat, dat de kleding van de benadeelde door het bewezen verklaarde feit werd vernield en acht het gevorderde bedrag van ? 205,00 redelijk en toewijsbaar. De rechtbank acht de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar tot een bedrag van
? 3105,00.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen met betrekking tot het toegewezen bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat het overige deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafgeding, zodat de benadeelde partij met betrekking tot dat deel van de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77s, 77v, 77gg en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis op 25, 26 en 31 december 2004 en op 1 januari 2005.
Verklaart het primair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een jeugddetentie voor de duur van tweehonderd negenenvijftig dagen.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
Adviseert dat de plaatsing in een inrichting zal worden tenuitvoergelegd op een plaats welke zo dicht mogelijk bij de woonplaats van de veroordeelde is gelegen, met een regime waarbij de veroordeelde een duidelijke structuur wordt geboden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen mes.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] (gemachtigde [naam]), wonende te [adres], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 3105,00 (zegge: drieduizend honderdvijf euro).
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer] (gemachtigde [naam]), te betalen een som geld ten bedrage van ? 3105,00 (zegge: drieduizend honderdvijf euro).
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 3105,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] (gemachtigde [naam]), daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] (gemachtigde [naam]) in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, tevens kinderrechter mr. H.R. Bax en mr. A.J.G.M. van Montfort, rechters, bijgestaan door mr. B. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 december 2004.
Mr. van Montfort is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.