ECLI:NL:RBLEE:2004:AR6969
Rechtbank Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Gerechtelijke vaststelling van vaderschap en de gevolgen voor het Nederlanderschap van de minderjarige
In deze zaak heeft de rechtbank Leeuwarden op 1 december 2004 uitspraak gedaan over de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van een minderjarige. De minderjarige, vertegenwoordigd door haar bijzondere curator, heeft verzocht om vaststelling van het vaderschap van de man, die haar op 20 juni 2003 via een notariële akte heeft erkend. De vrouw, de moeder van de minderjarige, verblijft momenteel in Oekraïne en heeft verklaard dat zij haar dochter bij de vader in Nederland laat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man met een kans van 99,999% de biologische vader is van de minderjarige, zoals blijkt uit een DNA-onderzoek uitgevoerd door Sanquin Diagnostiek.
De rechtbank heeft in haar overwegingen artikel 1:207 van het Burgerlijk Wetboek (BW) betrokken, dat de voorwaarden voor de vaststelling van het vaderschap regelt. De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot vaststelling van het vaderschap moet worden toegewezen, omdat het in het belang van de minderjarige is om haar juridische status in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie. De rechtbank heeft daarbij ook het recht op respect voor het privéleven en gezinsleven, zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in overweging genomen.
De rechtbank concludeert dat het in het belang van de minderjarige is om haar juridische situatie te regulariseren, zodat zij niet als illegale vreemdeling in Nederland hoeft te verblijven. De uitspraak heeft terugwerkende kracht tot de geboortedatum van de minderjarige, waardoor zij het Nederlanderschap kan verkrijgen. De rechtbank heeft de man als de vader van de minderjarige vastgesteld, en deze beslissing is genomen door mr. U. van Houten, lid van de kamer en kinderrechter, tijdens een openbare zitting.