ECLI:NL:RBLEE:2004:AR5581

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
4 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
17/075325-04 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijgedrag van minderjarige autobestuurder leidt tot dodelijk ongeval

Op 20 april 2003 vond in Kollumerzwaag een dodelijk ongeval plaats waarbij een minderjarige autobestuurder betrokken was. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], bestuurde zonder rijbewijs een personenauto en reed met een snelheid die ver boven de toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur lag. Bij het naderen van een kruising, waar hij met onverminderde snelheid op afreed, veroorzaakte hij een aanrijding met een ander motorrijtuig en een fietser. De fietser, [slachtoffer], kwam hierbij om het leven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gehandeld, wat leidde tot de fatale gevolgen van het ongeval.

De rechtbank nam verschillende factoren in overweging bij het bepalen van de straf, waaronder de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De officier van justitie had een taakstraf van 160 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie van een maand geëist, naast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar. De rechtbank besloot tot een werkstraf van 160 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich moet melden bij de reclassering en zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering.

De rechtbank verklaarde de benadeelde partij, vertegenwoordigd door de nabestaanden van het slachtoffer, niet ontvankelijk in hun vordering tot schadevergoeding. De rechtbank benadrukte dat het onherstelbare leed dat de nabestaanden ervaren niet kan worden weggenomen door een financiële vergoeding. De uitspraak werd gedaan op 4 november 2004 door een meervoudige kamer van de Rechtbank Leeuwarden.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 4 november 2004
Parketnummer: 17/075325-04
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 21 oktober 2004.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.H. Lanting, advocaat te Leeuwarden.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het onder primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
verdachte op 20 april 2003 te Kollumerzwaag, in de gemeente Kollumerland c.a., als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, daarmee rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Foarwei, komende uit de richting van Veenklooster en gaande in de richting van Zwaagwesteinde,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
doordat verdachte roekeloos is geweest, aangezien hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig - zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde -
- toen aldaar met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse voor motorrijtuigen toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur, en
- met onverminderde snelheid de kruising van die weg en de eveneens voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Triemsterloane en de Koarteloane en welk kruisingsvak bestond uit een (enigszins) met rode en zwarte klinkers bestraat, verhoogd plateau, is opgereden en overgereden en
- toen op die kruising door de bestuurder van een op die Triemsterloane rijdend ander motorrijtuig niet in staat is gesteld zijn weg ongehinderd te vervolgen, waarbij een aanrijding of botsing is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en dat andere motorrijtuig die vanaf de Triemsterloane voormelde kruising was opgereden en
- daarbij of daarna in een slip is geraakt waarbij de achterzijde van het door verdachte bestuurde motorrijtuig naar links is uitgebroken en
- is aangereden of opgebotst tegen een hem, verdachte, over die Foarwei tegemoetkomende bestuurster van een fiets, en vervolgens een dicht achter die bestuurster van die fiets rijdend motorrijtuig, personenauto, en na welke laatste botsing of aanrijding verdachte uit het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig werd geslingerd en het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig weer op de -gezien zijn rijrichting- rechterweghelft is terechtgekomen en uiteindelijk gedeeltelijk op de rijbaan en gedeeltelijk in de rechts naast die rijbaan gelegen berm tot stilstand is gekomen,
waardoor, althans mede waardoor de bestuurster van die fiets, [slachtoffer] geheten, werd gedood.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op het misdrijf:
Primair
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 11 oktober 2004, en het persoonsdossier, d.d. 30 april 2004;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het primair telastegelegde tot een taakstaf, bestaande uit het verrichten van 160 uren werkstraf, subsidiair tachtig dagen jeugddetentie, alsmede een maand jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarde de maatregel hulp en steun. Voorts een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- het pleidooi van de raadsman.
Op 20 april 2003 nam verdachte, toen 16 jaar oud, zonder toestemming de auto van zijn moeder mee. Hij heeft met deze auto in Kollumerzwaag gereden en zich hierbij een roekeloze weggebruiker getoond. Met weinig ervaring als autobestuurder, zonder rijbewijs, is hij met veel te hoge snelheid een kruising genaderd. Of bij het rijgedrag nog een rol heeft gespeeld dat verdachte die ochtend een of twee flesjes bier heeft gedronken valt niet meer na te gaan. Hij kan zich van het ongeval niets meer herinneren. Een automobilist die verdachte voorrang had moeten verlenen heeft hem, vermoedelijk door de extreem hoge snelheid waarmee verdachte naderde, niet gezien. De aanrijding met deze auto werd gevolgd door de aanrijding, waarbij verdachte met zijn auto tegen een fietster aanreed en ten slotte botste verdachte nog tegen een andere auto. De fietster is ter plaatse overleden, waarmee verdachte verantwoordelijk werd voor groot leed en verdriet bij de nabestaanden.
Het handelen van verdachte heeft onherstelbare gevolgen gehad. Ook hij zelf heeft ernstige verwondingen opgelopen, hij heeft in coma gelegen en enkele weken in het ziekenhuis doorgebracht. Achteraf, inmiddels anderhalf jaar later heeft verdachte geen verklaring voor zijn gedrag destijds. Na het feit is hij gedurende een half jaar in Frankrijk geweest in het kader van het PEL-project. Dit heeft verdachte, zo verklaart hij zelf, in positieve zin veranderd, wat door PEL wordt bevestigd. Anderzijds speelt nog steeds een rol dat verdachte zich tot in elk geval zeer recent vooral liet leiden door zijn impulsen, waarbij korte termijnwinst belangrijker was dan de gevolgen op de langere termijn. Zijn geweten lijkt lacunair ontwikkeld en extern bepaald, wat vraagt om ondersteuning en correctie. Verdachte is inmiddels meerderjarig geworden en woont op zichzelf. De rechtbank acht het nodig dat verdachte de komende tijd wordt begeleid in zijn ontwikkeling naar zelfstandigheid. Gelet hierop zal zij een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen, waaraan de bijzondere voorwaarde is verbonden dat verdachte hulp en steun wordt geboden. Ook zal verdachte moeten voelen dat zijn gedrag ongeoorloofd is, middels een straf die de rechtbank op zal leggen in de vorm van een werkstraf. Daarnaast heeft verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, zich zodanig onverantwoordelijk gedragen op de weg dat hem de bevoegdheid om gemotoriseerd aan het verkeer deel te nemen dient te worden ontzegd voor een periode van twee jaren.
Ten slotte overweegt de rechtbank nog het volgende. Het onherstelbare leed dat de nabestaanden van het slachtoffer voelen kan niet worden weggenomen. Dit besef lijkt zo langzamerhand ook tot de verdachte door te dringen. De nabestaanden hebben ter gelegenheid van de strafzitting een immateriële schadevergoeding gevorderd. Deze vordering wordt op juridische gronden niet ontvankelijk verklaard. Ter zitting heeft verdachte zich bereid verklaard ? 500 te willen betalen, ook al ontbreekt hiertoe de juridische basis. De rechtbank gaat er van uit dat verdachte dit voornemen ook zal uitvoeren.
BENADEELDE PARTIJ
[benadeelde partij] heeft zich namens de nabestaanden van het slachtoffer, [slachtoffer], voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door de nabestaanden geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder primair telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat er, gelet op de hierop betrekking hebbende wetsbepalingen en jurisprudentie, in het onderhavige geval geen grondslag bestaat voor toewijzing van de gevorderde immateriële schade. De rechtbank zal de benadeelde partij derhalve niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77i, 77l, 77m, 77n, 77r, 77v, 77x, 77y, 77z en 77aa van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart het onder primair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een werkstraf, bestaande uit het verrichten van 160 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van tachtig dagen zal worden toegepast. De arbeid moet binnen 12 maanden zijn verricht.
Een jeugddetentie voor de duur van één maand.
Bepaalt, dat deze jeugddetentie niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde:
- zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij de afdeling reclassering van de Stichting Jeugdbescherming Friesland te Leeuwarden;
- ervoor zorgt dat hij gedurende de proeftijd bereikbaar is voor genoemde reclasseringsinstelling;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens genoemde reclasseringsinstelling.
Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Ten aanzien van het feit voorts
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen -bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van twee jaren.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] niet ontvankelijk is in de vordering.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Fuhler, voorzitter, mr. G. Bracht en mr. A.J.G.M. van Montfort, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Martini, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 november 2004.
Mr. Van Montfort is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.